Site-archief

Mythen en stoplichten

Alara Adilow

.

Ik lees de bundel  ‘Mythen en stoplichten‘ uit 2022 van Alara Adilow (1988). Haar debuutbundel waarmee ze in 2023 de Herman de Coninckprijs voor poëzie 2023 en de C. Buddingh’ prijs voor het beste debuut won. Wat betreft poëzie is het daar, tot op heden bij gebleven. In 2025 verscheen wel van haar hand de roman ‘Kijk es naar al dat licht’ die qua thematiek aansluit bij haar poëziedebuut; vrouwelijkheid, lichamelijkheid en de grenzen van gender, seksualiteit, het verlangen naar transformatie en metamorfose, identiteit en queerness.

Lezend in ‘Mythen en stoplichten’ vallen me een paar dingen op. Adilow neemt geen blad voor de mond, zaken worden benoemd, soms schaamteloos en dan weer heel poëtisch. Er staan twee kwatrijnen in de bundel (een gedicht of een strofe van een gedicht van vier versregels en twee rijmklanken waarbij het rijmschema meestal a-a-b-b is maar andere schema’s zijn mogelijk zoals in het geval van de kwatrijnen in de bundel die een rijmschema hebben van a-b-c-a en a-a-b-a ) en die vallen een beetje uit de toon bij de andere vrije gedichten. Adilow gebruikt in haar poëzie vele vormen en opvallend is dat ze met name in het laatste hoofdstuk stukken tekst ̶d̶o̶o̶r̶h̶a̶a̶l̶t̶. Dat heeft als gevolg dat je de tekst gewoon kan lezen maar weet dat de dichter dit heeft verwijderd. Wat een vervreemdend effect heeft op hetgeen je leest, alsof je in het hoofd van de dichter meegaat in het ontstaan van het gedicht. Tot slot viel mij op dat de woorden mythe en vooral de stoplicht(en) meerdere malen in de gedichten voorkomen maar dat dan weer in de eerste hoofdstukken.

In de bundel is er dus genoeg om je over te verbazen, van te genieten, iets van te vinden en een kijkje te krijgen in het hoofd en de ideeën van Adilow als dichter. Ergens las ik dat de poëzie van Adilow werd vergeleken met die van Rutger Kopland (NRC) en die vergelijking snap ik wel al is de poëzie van Adilow wat mij betreft wat rauwer en heeft het meer een rafelrandje. In een recensie op Meander schrijft Maurice Broere dat de redactie van de bundel wel wat zorgvuldiger had mogen zijn. Het voorbeeld van een grammaticale misser is in de 5e druk (die ik lees) inmiddels netjes gecorrigeerd (tweede zin van de eerste strofe). Goed dat daar in ieder geval aandacht voor is. Uit de bundel koos ik het titelgedicht.

.

Mythen en stoplichten

Het lichaam gehuld in tijdelijkheden
wordt nagejaagd door een ziel
in een donkere zaal gevuld met kabaal van een verleden.

In de verte wieken zwaluwen over bergtoppen. Er klotst een beek
langs koele, groene stroken, er zit geen dak op deze herberg.
Ik wring mijn hart uit: regen, donderwolken, syntax
gebroken wetten, trage jazzmuziek.

Wat zal de argumenten van mijn wonden weerleggen?

Dwalend door die lange straat, met al die gezichten
alle kostuums die ik droeg, de mannen aan wie ik valse namen gaf
en de vrouwen waartegen ik loog uit schaamte.

Er is geen vuur in poëzie.
Ik heb er lang naar gezocht, gezocht naar vuur en hamers.
Ik vond enkel weerspiegelingen in troebelheid
daar kun je geen vestiging van scheppen.

Ik vond in poëzie een wentelen uitdijend, een gevoel van ontspruiten.
Alsof ik een gewas was in taal. Alsof ik meer was dan een kist
vol vertogen opgeborgen in een lichaam.

.

Gastblog

Dans en poëzie

.

Afgelopen week bezocht ik twee dansvoorstellingen van Club Guy & Roni. Met hun jaarlijkse ‘Club Invites’ nodigen ze dansmakers uit om nieuw werk te maken. Dit keer choreograaf / lichtontwerper Barnaby Booth met een grappige dansvoorstelling gebaseerd op comedyshows, en het makersduo Lunatics & Poets (Anna Jacobs en Hanna van der Meer). Zij zijn geen dichters in de letterlijke zin van het woord, maar ze creëren poëtische voorstellingen en laten zich daarbij inspireren door filosofen en dichters. Het duo staat bekend om hun indrukwekkende decor- en kostuumontwerpen en hun filmische beeldtaal.

In de voorstelling ‘Village Storm’ lieten ze zich leiden door filosoof René Girard over ‘geleende’ verlangens en de zoektocht naar een eigen identiteit. Verlangens die in de mens verankerd zijn, maar ook verlangens die door de wereld om ons heen worden opgedrongen, aangewakkerd door reclames en celebrity-cultuur. Ze baseerden hun voorstelling op de dichtbundel ‘A Village Life’ van Louise Glück, die in 2020 werd bekroond met de Nobelprijs voor de Literatuur.

Daarom van de Amerikaanse dichteres Louïse Elisabeth Glück (1943-2023) het gedicht Crossroads.

.

Crossroads

.

My body, now that we will not be traveling together much longer
I begin to feel a new tenderness toward you, very raw and unfamiliar,
like what I remember of love when I was young —

.

love that was so often foolish in its objectives
but never in its choices, its intensities
Too much demanded in advance, too much that could not be promised —

.

My soul has been so fearful, so violent;
forgive its brutality.
As though it were that soul, my hand moves over you cautiously,

.

not wishing to give offense
but eager, finally, to achieve expression as substance:

.

it is not the earth I will miss,
it is you I will miss.

.

Dit was het tweede gastblog van Marianne.

.

Bestaansbegeerte

Een recensie

.

Van uitgeverij De Arbeiderspers kreeg ik de nieuwste dichtbundel van dichter Marijke Hanegraaf (1946) toegestuurd. Een mooie, rustig ontworpen dichtbundel in stemmig grijs met blauw en groene opdruk. Op de achterkant van de bundel schrijft de uitgever: ‘Deze vijfde bundel is de eerste waarin Hanegraaf zich concentreert op één alomvattend thema: het raadsel van de identiteit. Nu heb ik altijd een lichte argwaan als het gaat om ronkende aanprijzingen achterop boeken en dichtbundels (ik weet hoe het werkt) maar mijn nieuwsgierigheid was toch gewekt. Vooral omdat deze zin wordt voorafgegaan door vele vragen die de dichter zich afvraagt en waar deze bundel een weerslag van is.

Achterin de bundel een verantwoording met daarin enige duiding bij verschillende gedichten en een dankwoord aan haar redacteur bij De Arbeiderspers Peter Nijssen en aan haar poëzie-bespreekgroep bestaande uit niet de minste namelijk Frouke Arns, Rinske Kegel en Vicky Francken.

Dan de gedichten in de bundel. De bundel is verdeeld in een aantal hoofdstukken, te weten; Iets dat ons kan zijn, De ruwe adem, Bestaansbegeerte, Tijdelijk verblijf en Ademrijk.

Het eerste hoofdstuk ‘Iets dat ons kan zijn’ heeft als ondertitel De Nieuw-Zeelandgedichten. Het betreft hier feitelijk een verslag van Marijke Hanegraaf over haar reis naar Nieuw-Zeeland waar haar dochter woont. De gedichten, vrijwel allemaal opgebouwd in steeds twee in elkaar overlopende zinnen (ze deden me erg aan de opbouw van de poëzie van Alja Spaan denken), zijn in feite een poëtisch verslag van haar reis. Haar poëzie is uitbundig, talig en rijk. Marijke Hanegraaf is geen dichter die de bijvoeglijke naamwoorden mijdt en in haar geval is dat een verrijking (dit kan namelijk ook heel anders uitpakken). In haar poëzie komen verschillende stijlvormen terug, zoals beeldtaal en alliteraties maar steeds op een subtiele nauwelijks herkenbare manier.

De gedichten in dit eerste hoofdstuk hebben allemaal als ondertitel de naam van de plek waar dit gedicht zich afspeelt. Voor kenners van Nieuw-Zeeland (of inwoners) ongetwijfeld een toevoeging maar het zal voor veel lezers hier in Nederland die nog nooit in Nieuw-Zeeland geweest zijn geen echte toevoeging zijn.  De gedichten beschrijven steeds een afgeronde tijdsperiode op die plek en geven een weerslag in poëtische taal, van hoe de dichter deze dag beleefd, met oog voor detail zowel naar het landschap en de wereld daar als naar haar eigen ervaringen. Er ius steeds sprake van een ik, een wij of ons in de gedichten waardoor je het gevoel krijgt te worden meegenomen aan de hand van de dichter op haar reis. In de gedichten komen hier en daar namen van plaatsen voor, van plaatselijke aanduidingen, tot zelfs in de laatste gedichten, Engelse woorden en zinnen, alsof de dichter wil aangeven dat wanneer je maar lang genoeg in een ander (Engels sprekend) land bent, je de taal vanzelf eigen maakt.

Het zijn mooie gedichten, rijk van taal en prettig te lezen maar of hierin het raadsel van de identiteit centraal staat vraag ik me af. Wat voor mij overigens geen enkel bezwaar is.

De gedichten in het hoofdstuk ‘De ruwe adem’ zijn anders van toon, met titels als ‘Evacuatie’, ‘Op drift’ en ‘De beweging bezweren’. Deze gedichten ademen gevaar en onheil, leegheid en spanning. De gedichten lijken te gaan over vlucht, onbekende bestemmingen, vluchtelingen en een onzekere toekomst. De eerder genoemde identiteit is hier veel zichtbaarder, invoelbaarder. Een zin als “Aankomen bij iets dat thuis heet. / Vind je het fijn om bij ons te zijn?” is wat dat betreft veelzeggend.

Het derde hoofdstuk ‘Bestaansbegeerte’ bestaat uit twee langere gedichten zonder titel en lijkt de spil van deze bundel te zijn. Niet voor niets is de titel van de bundel dezelfde als dit intermezzo. De twee gedichten in ‘Bestaansbegeerte’ zijn de meest ongrijpbare. De gedichten raken vele onderwerpen aan: oorsprong, bestaan, tijd, ruimte. Misschien verraad de laatste zin van het tweede gedicht wel iets: “Zie de bomen en de dieren, verbouwereerd alsof / zich voor het eerst een mens aandient.” Door de vele wegen die dit gedicht kiest is het moeilijk grip krijgen op thema en onderwerp. Typisch gedichten die je vaker moet lezen waardoor de betekenis steeds iets duidelijker wordt.

In het hoofdstuk ‘Tijdelijk verblijf’ is het thema duidelijker. Een ziekenhuis, een crematorium, bejaardencentrum of verzorgingstehuis, de spoedafdeling allemaal plaatsen waar er tijdelijk wordt verbleven. En dat verblijf is meestal niet zelfverkozen. Bevreemding, onthechting, het leidt tot gedichten die het thema van identiteit (hoe houdt je je staande, waar hoor je bij, hoe ziet een ander jou?) vorm en inhoud geven. Van de gedichten in deze bundel zijn dit mijn favorieten. Invoelend, observerend, helder en uitdagend taalgebruik, fraaie beeldtaal: “men schuifelt en verplaatst je, praat / tegen je verplankte lichaam, secuur / legt men je hoofd in zijn tijdelijk / verblijf en dekt je met een luchtig / hemelsblauw laken, blaast zuurstof / in je ademrijk”.

Het laatste hoofdstuk ‘Ademrijk’ is wat persoonlijker van aard. Een wij, een ik, een jij. Terugkijkend naar vroeger vanuit situaties in het nu. De gedichten ‘De gestapelde tijd [1] en [2]  illustreren dat heel mooi. Zo schrijft de dichter in deel [2]  “Ik had hier niet zullen zijn, ben er omdat ik verkeerd reed / wil nog zo graag door het teder glooiende land / mijn weg vervolgen, waarheen die ook gaat. / Een seconde lang kijken we naar elkaar / zoekend naar het verlorene of wat nooit aanwezig was.”

In dit hoofdstuk ook nog twee gedichten die er voor mijn gevoel niet zo bij horen, ‘Pulsjes van spanning’ en ‘Waar het zich nestelde’ zijn overduidelijk ‘Coronagedichten’. Al kun je met wat fantasie juist deze periode betitelen als een periode waarin identiteit van de mens onder druk stond.

Al met al heeft ‘Bestaandbegeerte’ een rijkdom aan gedichten te bieden. Marijke Hanegraaf onderzoekt haar dichterschap en laat in deze bundel blijken dat haar poëzie veelkleurig is en uitnodigt tot lezen. Uit de bundel koos ik het gedicht ‘Hoofd’ dat in het hoofdstuk ‘Ruwe adem’ staat.

.

Hoofd

.

Het ligt vanbinnen en vanbuiten op papier.

Precies zo lag het in de scanner. Zo’n hoofd op zich

met zijn kwabben en zijn lellen, de ogen dicht

kan ook van een dode zijn of een wassen pop.

.

Zo met die strakke lippen tekent het een gezicht

dat iets niet zeggen kon.

.

Hoe het daar ligt zit er verliefdheid in

even vanzelfsprekend als regen in wolken

en schept het boosheid zoals luchtdruk wind.

.

Dat zie je niet op het papier en evenmin

dat in de avond van het hoofd de hersenen

van moeheid wegzakken.

.

 

 

National Justice Museum

Leanne Moden

.

Het leuke van een dagelijks blog schrijven over poëzie is dat je (ik) eigenlijk altijd ‘aan’ sta als het poëzie betreft. Of ik nu op straat ergens een gedicht in de openbare ruimte tegenkom, in een artikel of interview iets lees over poëzie, in een stapel afgedankte boeken een dichtbundel ontdek of ergens in een buitenland ben en daar op poëzie of een gedicht stuit, ik zal er altijd iets mee doen.

Ik schrijf dit omdat ik, bij het zoeken naar een dichtbundel in mijn boekenkast, een A4 papier tegenkom met daarop een gedicht en een afzender (wie dit papier heeft vervaardigd). Het leuke is dat ik niet meteen wist hoe ik hieraan kom. De afzender is het National Justice Museum. Daar moest ik even op zoeken, dat het in Engeland is, dat is duidelijk, en ik weet wanneer ik in Engeland was maar waar dit museum zich nu precies bevond was nog even een verrassing. Het blijkt in Nottingham te zijn waar ik inderdaad een paar jaar gelden was. Toen ik de foto’s zag wist ik ook weer precies waar het was. Het National Justice Museum is zeer de moeite waard.

Het museum is gehuisvest in een voormalig Victoriaanse rechtszaal, gevangenis en politiebureau en is daarom een ​​historische plek waar een persoon kon worden gearresteerd, berecht, veroordeeld en geëxecuteerd. De rechtszalen dateren uit de 14e eeuw en de gevangenis uit ten minste 1449. Op de muren van de binnenplaats zijn de inscripties van de gevangenen en de daar ter dood veroordeelden (die daar ook geëxecuteerd werden) te lezen.

Tegenwoordig is deze rechtszaal, gevangenis en politiebureau dus een museum en in de lobby van het museum vond ik deze A4 met daarop het gedicht ‘Hope’ van Poet in Residence Leanne Moden.

Leanne Moden is een dichter, performer en slampoet gevestigd in Nottingham. Ze trad op tijdens evenementen in het VK en Europa, waaronder recente sets op WOMAD Festival, en het TEDx WOMEN-evenement aan de UCL in 2016. Ze was halve finalist bij de BBC Edinburgh Fringe Slam in 2019. Ze werkt momenteel aan haar eerste volledige theatershow, Skip, Skip, Skip, die over identiteit gaat, muziek en verbondenheid.Haar tweede gedichtenbundel, ‘Get Over Yourself’, werd in 2020 gepubliceerd.

Het gedicht ‘Hope’ is geïnspireerd op Oscar Wilde’s gedicht ‘The Ballad of Reading Gaol’. Dit gedicht van Wilde, schreef hij in ballingschap in Berneval-le-Grand (Frankrijk) , nadat hij uit de gevangenis in Reading Gaol was vrijgelaten op 19 mei 1897. Wilde had opgesloten gezeten in Reading Gaol, na te zijn veroordeeld
voor ‘grove onfatsoenlijkheid met andere mannen’ in 1895 en veroordeeld tot twee jaar dwangarbeid in de gevangenis.

.

Hope

.

Hope is a patch of sky

reflected through shatterproof

glass.

.

Time sunk into wet concrete,

and countless locks –

clicked closed –

between then and now.

.

Worlds shrink to the size of cell.

Days measured in

sun-across-sky shadows

thrown against brick walls;

.

radio programmes,

visiting hours,

the smell of other men.

.

Time shifts,

slips through silent hours

like moonlight

through barbed wire…

.

until it’s time to start again

renew, reflect,

embrace the day.

.

It is easy to ruminate on emptiness

in these crowded places

.

when iron bars

creak cold lullabies

and bleach-stink stings

like thoughts of home.

.

Remember, no matter

how long it takes

there is still a spark of hope:

a patch of sky reflected

through shatterproof glass;

.

The scent of fresh air;

a distant open door.

.

Waarde

Michael Tedja

.

De Rotterdamse Michael Tedja (1971) is schrijver, dichter, beeldend kunstenaar en curator. In 2003 debuteert hij als schrijver met zijn eerste roman. Twee jaar publiceert Tedja zijn eerste dichtbundel bij de onafhankelijke uitgeverij – gespecialiseerd in ‘historical avant-garde and counterculture’ – Sea Urchin, met als titel ‘De aquaholist’. Deze gedichten en prozagedichten zijn ontstaan in de periode 1991-2004.

Hierna worden nog verschillende dichtbundels van hem uitgegeven waaronder de serie ‘Het 1 euro gedicht’ in 2011. Naast zijn poëzie in dichtbundels publiceerde hij regelmatig gedichten, essays, proza en tekeningen in De Gids, Absint, Samplekanon, nY, Revisor, Hollands Maandblad, De Volkskrant, Metropolis M en Caraïbisch Uitzicht. Ook cureert hij een beeld en taalrubriek voor de Poëziekrant.

In 2021 neemt Tedja plaats in de jury van de P.C. Hooftprijs voor poëzie. Ook werd hem dit jaar de Sybren Poletprijs  toegekend. De prijs is bedoeld voor het oeuvre van een Nederlandstalige auteur die schrijft en werkt in de geest van Sybren Polet (1924-2015).

In het werk van Tedja komen thema’s als identiteit, hosselen (titel van zijn tweede ‘roman’ met fictie, essays, poëzie en pamfletten), exclusiviteit, on-line aanwezigheid, het postkoloniale bewustzijn en communicatie voor. Michael Tedja is een dichter die zijn nek durft uit te steken (zoals Hans Puper het omschreef in een column op Meander) en heeft daarmee een heel eigen en origineel geluid. Uit zijn bundel ‘Regen’ uit 2016 het gedicht ‘Waarde’.

.

Waarde

.

Het bewijs, het tegendeel
dat tot leven kwam reisde.
Ik was er een mee, een geheel
dat ik zelf neerzetten kon.

.

Toen zag ik de groep staan.
Die was wat het was: zij
die terug wilden naar hoe het was.
Ik dacht dat die op zich stond.

.

Het beste dat er was voordat het
een en al kern werd. Ooit, ja.
Ik was er solitair mee, totdat
de regen tegen het raam kletterde.

.

Op de achtergrond
waren kinderen bewegingen
aan het tellen. Basketballers
sprongen naar een hoop.

.

Het water was vloeibaar.
Door de kou werd het ijs.
Door de zon weer vloeibaar.

.

Het is jij of ik

Kunst en poëzie

.

Ik schreef al vaak over de combinatie van kunst en poëzie. Soms betreft het hier kunstzinnig vormgegeven poëtische uitingen of (beeldende) kunst waarin poëzie is verwerkt en vandaag wil ik het hier hebben over een boek als kunstobject waarin poëzie en fotografie is opgenomen.

Het betreft hier het kunstboek ‘het is jij of ik’ van Marilou Klapwijk. Het boek ‘Het is jij of ik’ gaat over jou en mij. Marilou schrijft hierover:

.

“Maar ‘wij’ hadden iedereen kunnen zijn. Alle facetten van onze identiteit worden achterwege gelaten. Jij en ik zijn in dit boek dus ongeacht: onze relatie, geschiedenis, afkomst, rijkdom, uiterlijk, welzijn, gezondheid, geaardheid, geslacht, talent, persoonlijkheid, leeftijd of erfenis. 

_Maar wat blijft er dan nog van ons over? 

Zijn het onze intenties, ons dagelijks (on)gesproken dialoog, ons conflict, ons vertwijfeld monoloog. Of slechts de leurende bevestiging van je identiteit door de blik van de ander?

Dit boek is een zoektocht naar het onherleidbare aspect van jou.

_Ik zal nooit weten wat jij denkt. 

Het boek bevat poëzie en fotografie, die de situaties schetsen van ‘iets’ alledaags. Ze worden onderbroken door notities, reviews, berichten of opmerkingen van een voorbijganger, die ook als zodanig zijn vormgegeven. Alles gebeurt tegelijkertijd. We leven in contrast. Het boek is een poging dit enigszins inzichtelijk te maken en werpt een blik op de diversiteit aan perspectieven in het (digitale) leven.”

.

Het boek is opgedeeld in 14 clusters en een aantal spreads kun je hieronder zien. Op de foto (spread zoals Marilou ze noemt) ‘Dun ijs’ is het volgende gedicht te lezen:

.

We hebben het er (maar) niet (meer) over

Het zet ons beiden aan een kant van de weg

Een zee bevroren tussen ons in

.

Diep water _ Dun ijs

.

Toch wilde ik de oversteek wagen

al was het alleen maar

.

om je hand vast te houden

.

Meer over Marilou en het boek ‘Het is jij of ik’ kun je lezen op http://www.marilouklapwijk.nl/het-is-jij-of-ik  . Om het boek te realiseren zijn ze (de uitgever en Marilou) middels een crowdfunding op voordekunst.nl een voorverkoop gestart. Er zijn (zoals ze dat noemen) tegenprestaties voor grote en kleine bijdrage. Eén daarvan is dus het aankopen van een boek voor €40. Het boek verschijnt bij Uitgeverij Unformed Informed. Deze uitgeverij onderzoekt in samenwerking met kunstenaars ‘het boek’ als kunstruimte. Een speelruimte die constant in ontwikkeling is. Waarbij de kaders steeds opnieuw worden bepaald door de verschillende samenwerkingen waarbinnen deze ontstaan. Zo ook de manier hoe het uiteindelijke ‘boek’ zijn publiek zal ontmoeten.

.

Hong Kong

Albert Hagenaars

.

Met een naam die naar de hofstad verwijst en een gedicht dat de titel draagt van een stad waar de afgelopen jaren veel aan de hand was kom je vanzelf in mijn vakantiegedichten. Albert Hagenaars (1955) schrijver en dichter heeft als belangrijkste thema’s in zijn boeken reizen, interculturele relaties, vervreemding en identiteit. In zijn bundel ‘Drijfjacht’ De ongebundelde gedichten 1979 – 2004 uit het jaar 2005 bevat het gedicht ‘Hong Kong’ waarin het thema interculturele relaties als uitgangspunt dient voor het gedicht.

.

Hong Kong

.

voor Lai Lai Hui

.

Over het gladde water van de haven kringelt

de wierook uit de tempels die de stad haar naam gaf

en mij de roes in de vrouw die jij elke nacht werd.

.

In de tempel van Man Mo met haar begroeide

daken en versleten tegels gingen ze ooit door

de knieën: de soldaat en de koopman en de arts

.

maar nooit de dichter. Wij wachtten, jij en ik

en je moeder die volgens haar wetten over ons

heerste, wachtten tot het ene stokje uit de koker

.

zou vallen waarmee de priester onze toekomst

moest duiden maar ik wist het al; toen jij je benen

om de mijne klemde en trok. Er vielen er vier.

.

Anna Yin

Chinees-Canadees dichter

.

Anna Yin emigreerde in 1999 van China naar Canada waar ze als IT-er werkte. Pas na de geboorte van haar zoon in 2000 begon ze zich te interesseren voor de taal die men in haar nieuwe vaderland sprak. Toen ze in 2003 na het voorlezen van verhaaltjes aan haar zoon haar eerste gedichtje schreef werd het kind in haar wakker zoals ze dat zelf beschrijft. In 2005 werd haar gedicht ‘Toronto, No More Weeping’ over haar identiteit uitgezonden door de radiozender CBC Radio for hope and peace. In die periode begon ze met het vertalen van Canadese en Amerikaanse dichters naar het Chinees. 

Anna Yin was de dichter laureaat van Mississauga (Canada) van 2015-2017 en vertegenwoordiger van Ontario voor de Liga van Canadese dichters. Anna was finalist voor de Canadese Top 25 Canadese immigrantenprijs in 2011 en in 2012 en heeft vijf poëziebundels geschreven, waaronder ‘Wings Toward Sunlight’ (2011) en ‘Inhaling the Silence’ (2013). Haar gedichten en vertalingen verschenen in de New York Times en CBC Radio. Haar “Poetry Alive” programma’s worden veel gebruikt op scholen, hogescholen en bibliotheken, vooral voor het ‘Poets in Schools Program’.

Anna Yin heeft een website waarop veel informatie over haar te vinden is: http://www.annapoetry.com

Als Chinees-Canadese heeft ze een bijzonder accent en daarover schreef ze een gedicht getiteld ‘My accent’ dat verscheen in ARC Poetry nummer 73.

.

My Accent

.

t is charming.
I assure you,
I assure myself;
and choose to believe so.

.

Languages have colors.
I want to show you my tender blue.
But you cut off with fork and knife,
quicker than my chopstick taps.

.

My accent grows trees,
trails and winding roads to
west coast landscape.
It points to the open sky;
yet clouds are too heavy
and form raindrops.

.

My papers collect them
then dry in silence.
I have hesitated many times
before speaking;
now it develops teeth.
Even with gaps between,
I decide
…this is my voice.

.

Liefde kon maar beter naamloos zijn

Shadab Vajdi

.

In 2000 publiceerden uitgeverij De Geus en Amnesty International de bundel ‘Liefde kon maar beter naamloos zijn, met gedichten van 150 vrouwelijke dichters vanuit de hele wereld. De poëzie in deze bundel gaat over “het streven naar vrijheid en gerechtigheid, het verlangen naar een betere wereld de verhouding tussen mannen en vrouwen, de vrouwelijke identiteit. Maar ook over vervolging, onderdrukking en oorlog.” Kortom een bundel met gedichten die alle aspecten van het leven raakt.

De bundel heeft een wat merkwaardige geografische indeling (Rusland en de voormalige Sovjet Unie, West-Europa, Midden-Europa, Latijns-Amerika, Zuid-Azië, Oost-Azië, Engels taalgebied, Afrika, Midden-Oosten en Nederlands taalgebied) en bereikt daarmee op een wat gekunstelde manier volgens mij zo’n beetje elk continent.

Dat doet echter niets af aan de rijke inhoud van de bundel. Vele (voor mij nog) onbekende dichters zijn vertegenwoordigd. Sommige gedichten zijn activistisch van toon, andere hebben juist veel humor en weer andere zijn maatschappij kritisch. Een zeer leesbare mix van stijlen en thema’s kortom.

Ik koos voor een gedicht van de Iraanse Shadab Vajdi (1937). In Iran was ze docent Perzische literatuur en vanaf 1976 werkte ze als producer en radiomaker bij de BBC world service. Vanaf 1992 is ze part-time docent Perzische taal en literatuur aan de universiteit van Londen.

.

Analfabeet

.

Ik ken een man

die alle inscripties op eeuwenoude stenen leest

en die bekend is met

de grammatica van alle talen, dood of levend,

maar die de ogen van een vrouw

die hij denkt lief te hebben

niet kan lezen

.