Site-archief

Zwembad Den Dolder

Menno Wigman

.

Zoals vrijwel elke vrijdag sta ik ook vandaag weer voor mijn boekenkast (een van de vier) en dit keer op een krukje, ik sluit mijn ogen en ga met mijn vingers langs de ruggen van de dichtbundels. Ik stop, pak een bundel en dit blijkt ‘Mijn naam is legioen‘ uit 2012 van Menno Wigman (1966-2018) te zijn. Opnieuw sluit ik mijn ogen en open ik de bundel op een willekeurige pagina (45 in dit geval) en daar staat het gedicht ‘Zwembad Den Dolder’.

.

Zwembad Den Dolder

.

Er zijn gevoelens die fascistisch zijn.

De vader die niet weet waarom hij slaat,

de zoon die half verblind in foto’s krast.

.

De mooiste idioot die ik ooit zag

lag op zijn rug een heel heelal te zijn.

Geen vader kreeg ooit greep op deze pees

.

die als een kosmonaut het bad door dreef,

geen moeder stookten in zijn vissenkom.

En wit en scheef en wijs zwom hij. Hij zwom.

.

Elvis

Robert Anker

.

Een paar dagen nadat ik schreef over de vele verzamelbundels die elk jaar verschijnen met poëzie op onderwerp of thema, kocht ik de bundel ‘Wees niet wreed’ gedichten voor Elvis Presley uit 2008. Verzamelbundels kunnen dus , in navolging van de bundel over Anne Frank,  ook over personen gaan (vrijwel altijd personen die al zijn overleden). Meer dan tachtig Nederlandstalige dichters schreven op initiatief van de samenstellers Kees ’t Hart en John Schoorl, een gedicht over Elvis Presley (1935-1977).

De bundel bevat niet alleen lofzangen, maar ook onverwacht persoonlijke ontboezemingen, haatverklaringen, anekdotes en raadselachtige bezweringen. En lezend in de bundel kwam ik bijvoorbeeld het gedicht van Bart Chabot ‘het gebeurde in coevorden‘ tegen uit de bundel ‘De bril van Chabot’ die ik al eens plaatste op dit blog. In de bundel staan gedichten van bekende en minder bekende dichters maar veel grote namen uit de poëzie zijn vertegenwoordigd zoals Anna Enquist, Ingmar Heytze, F. Starik, Toon Tellegen, Vrouwkje Tuinman, Ilja Leonard Pfeijffer, Menno Wigman en Robert Anker. De meeste gedichten zijn speciaal voor deze bundel geschreven, slechts een paar bestonden al.

Uit ‘Wees niet wreed’ wil ik het gedicht van Robert Anker getiteld ‘Elvis’ hier met je delen.

.

Elvis

.

Hij wilde altijd voor ons zingen, zegt tante Lillian

Maar het licht moest uit alsjeblieft, ja ook daar.

Hij beeldde altijd iemand uit die hij wilde zijn.

.

Hij ligt op bed met Dewey Philips op de radio

Hoort bij de stemmen op het gras zijn eigen stem

Bij zijn gitaar, ‘My happiness’, een toekomst om de hoek.

.

Soms zit hij op de trap, altijd zijn moeder die hem roept

Hij komt, hij droomt niet want hij is al wat hij wordt:

Gelost vibrato in een stem die zichzelve imiteert.

.

Hij danste niet, zegt Regis, hij wist niet hoe dat moest.

 

 

Midden op de weg

Carlos Drummond de Andrade

.

Op zoek naar een gedicht zat ik te bladeren in ‘A thing of beauty’ de bekendste gedichten uit de wereldliteratuur uit 2005, samengesteld en ingeleid door Menno Wigman en Rob Schouten. Ik kan deze bundel iedereen aanraden hoewel er voor de doorgewinterde poëzielezer wel vrij veel bekende gedichten in staan, wat ook logisch is eigenlijk, de titel verraad het al.

Maar toch werd ook ik verrast door een gedicht van een dichter waar ik het werk goed dacht te kennen. Carlos Drummond de Andrade (1902-1987) is opgenomen in deze bloemlezing met het gedicht ‘Midden op de weg’.  Het gedicht werd genomen uit de bundel ‘Gedichten’ uit 1980, vertaald door August Willemsen.

Carlos Drummond de Andrade is bij mij vooral heel bekend van zijn erotische poëzie. Ik weet wel dat hij deze poëzie pas in de laatste jaren van zijn leven is gaan schrijven en dat de bundeling ‘O Amor Natural’ ( De Liefde Natuurlijk) pas na zijn dood is gevonden. Zijn bewust erotische poëzie is slechts in één boek gepubliceerd, ‘Moça deitada na grama’ (vrouw die in het gras ligt) die met toestemming en daadwerkelijke tussenkomst van zijn schoonzoon gepubliceerd is.

Voor dat hij aan het einde van zijn leven dit soort verzen ging schrijven, schreef hij alledaagse gedichten, socialistische gedichten en metafysische gedichten. In welk segment het gedicht ‘Midden op de weg’ ( ‘No meio do caminho’) valt weet ik niet maar intrigerend is het wel, het deed me in de verte denken aan het gedicht ‘Met vis op weg’ dat ik schreef in 2012.

.

Midden op de weg

.

Midden op de weg lag een steen

lag een steen midden op de weg

lag een steen

midden op de weg lag een steen.

.

Nooit zal ik die gebeurtenis vergeten

in het leven van mijn zo vermoeide netvliezen.

Nooit zal ik vergeten dat midden op de weg

lag een steen

lag een steen midden op de weg

midden op de weg lag een steen.

.

Lees jezelf slim

De kracht van poëzie

.

Zwervend op het internet kwam ik op de website Leesjezelfslim.nl en daar stuitte ik op een artikel getiteld ‘de kracht van poëzie; communiceren door taal en beelden’. In eerste instantie dacht ik, op basis van de afbeeldingen dat het hier een door AI gemaakte website was. Lezend in de artikelen denk ik dit nog steeds al moet ik zeggen dat de voorbeelden van dichters en gedichten er een is die misschien niet een, twee, drie door AI gekozen zou worden. Zo wordt ‘The Road Not Taken’ van Robert Frost (1874-1963) en ‘If’ van Rudyard Kipling (1865 – 1936) aangehaald als voorbeelden van respectievelijk gebruik van symboliek en van beknopte vorm om krachtige emoties en complexe gedachten te vatten in een relatief kort formaat.

Desalniettemin is de opsomming van wat poëzie krachtig maakt een heel duidelijke. De kernonderdelen van wat krachtige poëzie maakt zijn:

  • De verbinding tussen woorden en gevoelens
  • De kracht van beeldspraak
  • De evocatieve kracht van ritme en klank
  • Verbeeldingskracht en interpretatie
  • De intimiteit van korte vormen
  • Bron van reflectie

Wanneer ik deze kernonderdelen, zoals ik ze wil noemen, lees dan moet ik onwillekeurig denken aan de enorme aantallen dichters of mensen die zich dichter noemen, die zich slechts bedienen van een enkele kernwaarde of in veel gevallen soms alleen van klank (lees rijm!). Tegen al die ‘dichters’ zou ik willen zeggen; Lees dit artikel en neem er notie van, gebruik deze kernwaarden in je gedichten en doe moeite om met je poëzie niet alleen voor het snelle effect te gaan (emotie of herkenning) maar probeer middels de taal en de mogelijkheden die de taal biedt tot diepere en oprechte poëzie te komen. Of zoals de (weliswaar wat plechtstatige) conclusie van dit artikel luidt:

“De kracht van poëzie is diep verankerd in zijn vermogen om communicatie te transformeren tot een emotioneel geladen en meeslepende ervaring. Door de nauwkeurige selectie van woorden en beelden creëert poëzie een intense verbinding tussen de dichter, de tekst en de lezer. Beeldspraak, ritme en klank voegen een extra laag van betekenis en emotie toe, terwijl de compacte vorm van poëzie het mogelijk maakt om krachtige emoties en gedachten te vangen in een beknopte vorm.

Poëzie is een kunstvorm die uitnodigt tot interpretatie en interactie. Lezers worden aangemoedigd om hun eigen betekenis te ontdekken en zich te verdiepen in de rijke lagen van de tekst. Terwijl we ons openstellen voor de wereld van poëzie, worden we beloond met momenten van diepe reflectie, zelfontdekking en een diepgaand begrip van de menselijke ervaring.

Door poëzie te omarmen als een uniek communicatiemiddel, kunnen we ons vermogen om emoties te begrijpen, te uiten en te verbinden op een dieper niveau versterken. Poëzie, met zijn vermogen om te raken, te verrassen en te inspireren, blijft een bron van schoonheid en betekenis die ons uitnodigt om de wereld met nieuwe ogen te bekijken en de complexiteit van de menselijke emoties te omarmen.”

Een dichter die veel van de genoemde kernwaarden van de poëzie gebruik maakte was Menno Wigman (1966-2018) getiteld ‘Kamer 421’ uit de bundel ‘Mijn naam is legioen’ uit 2012.

.

Kamer 421

.

Mijn moeder gaat kapot. Ze heeft een hok,
nog net geen kist, waar ze haar stoel bepist
en steeds dezelfde dag uitzit. Uitzicht
op bomen heeft ze, in die bomen vogels
en geen daarvan die zijn verwekker kent.

.

Ik ben al meer dan veertig jaar haar zoon
en zoek haar op en weet niet wie ik groet.
Ze heeft me voorgelezen, ingestopt.
Ze wankelt, hapert, stokt. Ze gaat kapot.

.

Geen dier, zegt men, dat aan zijn moeder denkt.
Ik lepel bevend eten in haar mond
en weet haast zeker dat ze me nog kent.

.

Het zullen merels zijn. Ze zingen door.
De aarde roept. Krijgt vloek na vloek gehoor.

.

 

 

 

Vakantiegedichten

Menno Wigman

.

Vanaf vandaag is het vakantie voor mij. Dat betekent dat ik nog steeds elke dag een gedicht hier zal delen (want een dag zonder poëzie is een dag niet geleefd) maar dat de informatie die ik daar bij deel summier zal zijn. Waar heb ik heb gedicht vandaan, welke bundel uit welk jaar, welke dichter en dat is het wel zo’n beetje. Het gedicht dat ik deel zal de komende weken voor zichzelf spreken. Vandaag maar gelijk goed aftrappen met een gedicht van Menno Wigman (1966-2018) getiteld ‘Mijn helft’ dat ik nam uit de bundel ‘Vlaanderen & Co, Poëten in het parlement, bloemlezing 2002’.

.

Mijn helft

.

Haar lichaam is een teken, een bewijs

dat alles op de wereld wijst naar ons.

Maar ’s nachts schuift er een grijze

zwaardvis over het plafond en schrik

ik wakker op mijn helft. Ik heb het koud

.

en teken stil mijn kansen uit. Nog één

keer één te zijn, twee blinde dieren, god

in bed en diep en echt, een leven lang

uit haar spelonk van bont opstaan:

.

hoe zou dat zijn? De zwaardvis zwijgt.

In alle talen dromen mannen van genot

en dode liefdes die geen graven kregen.

.

En ik? Ik lig verblind naast het bewijs

dat alles wijst naar haar en mij.

.

 

Dagen van glas

Eric Vandenwyngaerden

.

Ik weet niet precies waardoor het komt maar de laatste weken heb ik een bijzondere focus op Vlaamse dichters. Zo ook vandaag. Dit keer betreft het de dichter Eric Vandenwyngaerden (1955), voormalig stadsdichter van Diest (2010-2012). Over zijn bundel ‘Toegevoegde tijd’ uit 2019 schreef Christina Vanderhaeghe destijds op Meander Magazine: “Zoals Szymborska’s onsterfelijke hand van het schrijven, zo laat Vandenwyngaerden zijn onuitgesproken verzet tegen zijn eindigheid op papier achter”. Roger Nupie (De Boekhouding) schreef over deze bundel: Deze poëzie levert boeiende gedichten op, waarbij het niet draait om het ego, maar om het wij-gevoel: wat dat (nog) inhoudt, wat ervan overblijft, wat mettertijd verglijdt.”

Je begrijpt dat ik bijzonder nieuwsgierig was naar zijn laatste bundel ‘Dagen van glas’ in eigen beheer uitgegeven begin van dit jaar. De bundel bestaat uit zes delen en de titel is goed gekozen: in alle delen komt de breekbaarheid terug. Of het nu gaat om de polsbreuk van de muze van de dichter, een periode van breekbaarheid (de Coronatijd), het breken van glas of de breuk met het leven (de dood). Deze laatste breuk komt (uiteraard) terug in het titelgedicht, een eerbetoon aan Lutgart Simoens  (1928-2020), een van Vlaanderens meest populaire radiocoryfeeën van de 20ste eeuw.

En voor wie nu denkt dat dit een volkomen onbekende is, niets is minder waar. Simoens was een jaar lang te horen bij het zeer goed beluisterde programma De Avondspits van Frits Spits op radio 3. Hij bezorgde haar ook haar bijnaam ‘De engel van Vlaanderen’.  Veel van de gedichten zijn opgedragen aan dichters, schrijvers of specifieke gedichten. In het hoofdstuk ‘Dagen van glas’ zijn alle gedichten opgedragen aan bekende Vlamingen (en een Nederlander Menno Wigman) die tussen 2017 en 2022 zijn overleden.

Uit deze bundel heb ik uiteindelijk gekozen voor het gedicht uit dit laatste hoofdstuk opgedragen aan zanger Arno Hintjens (voormalig zanger van TC Matic) omdat ik altijd graag luisterde naar de muziek van TC Matic. Het gedicht is getiteld ‘Oostende’.

.

Oostende

.

Over het water. Over de wind die waait

en wilde haren.

De tijd zet aan. Het leven bijt

en ondermijnt. Hoe huid verkleedt

zich.

.

Hoe hij zich in het kind in hem te

slapen

legt en danst een tango tot hij valt.

.

‘Il est tombé du ciel’, zingt hij. En

krast

zijn bleek geworden woorden door de

nacht.

.

De scène trilt. In rimpelingen gaat de

spiegel-

deken. Alles verdrinkt – de hemel

tekent zwart.

.

Lunchpauzegedichten

Jan Arends

.

Dichter Jan Arends (1925-1974) was ook schrijver en vertaler. Hij heeft een klein oeuvre van verhalen en gedichten nagelaten. Het werk van Jan Arends bevat veel autobiografische elementen en geeft een kritische visie op de Nederlandse maatschappij vanuit een persoonlijk perspectief. Zijn leven (bijvoorbeeld ervaringen met strenge vorst in de hongerwinter van 1944) en zijn literaire werk zijn sterk met elkaar vervlochten. Arends had een zeer complexe en moeilijke jeugd. Op later leeftijd verbleef hij geregeld in psychiatrische inrichtingen al gaat het verhaal dat hij ‘minder gek was’ dan dat hij zich voordeed en kwam een opname in een psychiatrisch ziekenhuis hem soms goed uit in een tijd dat de sociale voorzieningen voornamelijk uit verschillende vormen van liefdadigheid bestonden.

In januari 1944 heeft Jan Arends een eerste gedicht in een illegaal krantje gepubliceerd. Vanaf 1949 wordt af en toe een gedicht van hem gepubliceerd in tijdschriften. Uiteindelijk debuteert hij in 1965 bij De Bezige Bij met de bundel ‘Gedichten’. Als schrijver was hij toen al gedebuteerd met een verhaal in Maatstaf in 1955. Zelf hoorde ik voor het eerst van de schrijver Arends in de jaren ’70 nadat hij met zijn verhalenbundel ‘Keefman’ enig succes had.

Op 21 januari 1974, twee dagen voordat zijn gedichtenbundel ‘Lunchpauzegedichten’ verschijnt, pleegt hij zelfmoord door uit het raam van zijn woning op de vijfde etage van een flat in Amsterdam te springen. In deze bundel staan grillige, donkere maar ook wrang-geestige gedichten. Mijn exemplaar is uit 2015 en een elfde druk waaruit maar blijkt dat zijn werk nog altijd wordt gewaardeerd. Uit deze bundel, met een nawoord van Menno Wigman, koos ik het gedicht gericht aan mededichter A. Roland Holst zonder titel.

.

 Voor A. Roland Holst

.

Wat

doet

een man?

.

Hij

geeft de zee

namen.

.

Hij

gaat

naar het strand.

.

Hij

geeft

de zee

een naam.

.

Hij

geeft

zijn taal

aan de zee.

.

Hij

geeft

aan de zee

de mond

van de aarde.

.

Hij

geeft

alle namen

aan de zee.

.

 

De harde weg

Ho Chi Minh

.

Hoewel ik weet dat er nogal wat te doen was over de bundel ‘Bloemen van het kwaad’ toen deze gepubliceerd werd in 2016, vind ik het stiekem toch erg fijn om erin te lezen.  ‘Bloemen van het kwaad’ samenstelling en vertaling door Paul Damen met een nawoord van Menno Wigman (zeker de moeite waard, bijvoorbeeld in hoe hij de toen nog twee levende ‘dictators’ ( Fidel Castro en Radovan Karadžić ) noemt: Bloedjassen van dit addergebroed) beschrijft het leven van ‘dictators’ door de eeuwen heen en de (vermeende) poëzie die zij schreven. Overigens heeft Menno Wigman zijn nawoord publiekelijk ingetrokken nadat bekend werd dat het boek van bedrog aan elkaar hing.  Zijn nawoord is echter nooit geschrapt door de uitgever (met dank aan Jaap van den Born).

Uit de analyse van dereactor.org blijkt dat het boek eigenlijk niet gepubliceerd zou mogen zijn, iets waar ik het, op basis van hun bevingen, mee eens ben, en toch is het een soort guilty pleasure voor me. Natuurlijk staat er heel veel in dat niet klopt, dat bij elkaar gerommeld is, geplagieerd zonder bronvermelding, vanuit dubieuze websites is overgenomen en daarmee zichzelf als non-fictieboek en -studie zichzelf volledig diskwalificeert. En toch mag ik er zo nu en dan nog graag wat in lezen. Niet zozeer vanuit het oogpunt van een dichter of poëzieliefhebber maar meer vanuit het oogpunt van een kijk op geschiedenis en hoe daar in dit boek mee is omgegaan.

In de analyse van Jaap van den Born en Bart Droog voor dereactor.org geven de beide heren aan wat er (naast alle leugens, plagiaat en delen uit prozateksten die als poëzie worden voorgeschoteld) dan nog overblijft: Wat jeugdverzen van Robespierre, Napoleon, Stalin, Salazar en Peron; gevangenisverzen van Ho Chi Minh; gedichten van Mao, Khomeini en wellicht enkele van Mussolini.

Omdat ik hier geenszins een verzamelbundel wil gaan verdedigen die dat niet heeft verdiend maar toch geïntrigeerd ben door hoe machthebbers (en dat hoeven geen dictators te zijn) omgaan met het woord als ‘wapen’ wil ik hierbij een paar gedichten die dan wel historisch gezien aan de persoon toegeschreven kunnen worden, delen.

Het betreft hier Ho Chi Minh (1890-1969), een Vietnamees communistisch revolutionair leider, die premier (1945-1955) en president (1945-1969) was van de Democratische Republiek Vietnam (Noord-Vietnam). Van 1945 tot 1969 was hij President van Vietnam. Tijdens zijn presidentschap was Hồ het middelpunt van een persoonlijkheidscultus die sterker werd na zijn dood. Dit was in tegenstelling tot Hồ’s persoonlijkheid: hij was iemand die er een simpele levensstijl op na hield, zelfs als hem luxe werd aangeboden. Ook stond hij bekend onder zijn vrienden als een gematigd politicus en iemand met een hoge integriteit. Niet echt het profiel van een ‘dictator’ dus.

Ho Chi Min schreef gedichten tijdens zijn detentie in China, begin jaren ’40 van de vorige eeuw. Omdat ik niet zeker weet hoe het zit met de voorbeelden uit ‘Bloemen van het kwaad’ heb ik me tot een zeer respectabele en geloofwaardige website gewend namelijk de digitale bibliotheek Nederland en daar vond ik het gedicht ‘De harde weg’ in vertaling van Mies Bouhuys, dat verscheen in De Gids (jaargang 132, 1969) met drie andere gedichten.

.

De harde weg

.

De steile hellingen, de hoge toppen
had ik gehaald.
Waarom zou ik verwachten dat de vlakte
veel meer gevaren in zich borg?
Daarboven in de bergen had een tijger
mijn pad gekruist, toch kwam ik
ongedeerd beneden.
Maar in de vlakte kwam ik mensen tegen
en werd in de gevangenis gesmeten.
.
Afgevaardigd door Vietnam
was ik op weg naar China
voor een bespreking
met een belangrijk man.
Maar op de stille weg brak plotseling
een storm los
en de gevangenis waarin ik werd geworpen
ontving mij als een eregast.
.
Ik ben een open boek, ik heb geen misdaad
op mijn geweten.
Maar toch werd ik ervan beschuldigd
spion te zijn van China.
Het leven loopt, zoals je ziet,
niet altijd even vlot.
Vandaag de dag
wemelt het van de moeilijkheden.
.
.

 

Boekenweek

De mooiste zin

.

Het thema van de 87ste Boekenweek, die loopt van 9 t/m 18 april en wordt georganiseerd door de CPNB (Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek) is een ode aan de eerste liefde. In dat kader werd de bezoekers van het Boekenbal, tijdens het uitnodigingstraject gevraagd welke zin zij de mooiste liefdeszin vonden uit de Nederlandse literatuur. Van al die zinnen werd een top 10 gemaakt en een steekproef onder Nederlanders door onderzoeksbureau Direct Research leverde een winnaar op: Arthur Japin, met een zin uit ‘Een schitterend gebrek’ te weten de zin: ‘Dit is het enige wat telt, lieverd, dat iemand meer in je ziet dan je wist dat er te zien was’.

Ik vind daar iets van. Wat ik heb begrepen heb stonden er in de top 10 in ieder geval twee dichters. Herman Gorter met de zin ‘Zie je ik hou van je, ik vin je zoo lief en zoo licht – je oogen zijn zoo vol licht, ik hou van je, ik hou van je’ uit het gedicht zonder titel uit zijn bundel ‘Verzen’ uit 1890. En Hugo Claus met de zin ‘Ik schrijf je neer op papier, terwijl je als een boomgaard in juli zwelt en bloeit’, een zin uit het gedicht ‘Ik schrijf je neer’ uit de gelijknamige bundel uit 2002.

Beiden prachtige zinnen maar ik denk dat er door de respondenten op de vraag van het CPNB erg gekeken is naar proza zinnen en minder naar zinnen en regels uit poëzie. Daarom een kleine selectie die wat mij betreft zeker had mee mogen dingen naar de titel aangevuld met wat naar mijn smaak (maar over smaak valt te twisten, dat blijkt maar weer) de mooiste liefdeszin is uit de Nederlandse literatuur.

‘Zoals je loopt / door de kamer uit het bed / naar de tafel met de kam / zal geen regel ooit lopen’  uit ‘Een vergeefs gedicht’ van Remco Campert

‘We zullen elkaar omhelzen om het land zijn grens te trekken / om de leegte te noemen met een kus’ uit het gedicht ‘Kus’ uit ‘De liefdesgedichten van Leonard Nolens

‘Wij zullen / elkander niet vervelen met ons verval / en sterven stil, zonder tijding, / zonder deining, wetend: / wij zijn in wezen / nooit kapotgegaan’ uit ‘Stoppen met roken in 87 gedichten’ van Dimitri Verhulst

‘Gelukkig, ze is weg. Maar ik, / ik ben haar hond, ik kwispel als / zij komt. Meer nog dan ze denkt.’ uit ‘Laura’ van Menno Wigman.

‘Tijd is slechts een obstakel / als je tijd ervaart. Staat zij / stil dan zijn er geen regels, / ontbreken waarheid en gebod, / is er geen god die er toe doet, / slechts jij / en ik’ uit ‘Gewijd aan jou’ uit mijn bundel ‘XX-XY’

‘Een vrouw beminnen is de dood ontkomen, / weggerukt worden uit dit aards bestaan, / als bliksems in elkanders zielen slaan’ uit ‘Een vrouw beminnen’ van Ed. Hoornik

‘Genoeg gedicht over de liefde vandaag / want al schrijvend heb ik de liefde niet bedreven’ uit ‘Genoeg gedicht…’ van Hagar Peeters

‘Mag ik je woorden ondertussen / plukken | plakken / op mijn lijf | waar de stilte / bijten sloeg’ uit ‘Impersant’ van Evy Van Eynde

‘Neem de tijd, als je dat wilt. / Wacht een maand. een jaar, / de eeuwigheid en één seconde meer – / maar kom, voor ik mijn ogen sluit.’ uit ‘De liefste onbekende’ van Ingmar Heytze

‘Hij zal je hart loszingen uit het puin / van halfontluisterde herinneringen, / en neer doen strijken in de verre tuin / waar het geluk fonteinen doet ontspringen’ uit ‘De liefste’ van Hanny Michaelis

’t Is liefde die ziet / hoe opnieuw te beginnen / die ieder verdriet / ook de dood kan overwinnen’ uit ‘Zonder liefde ben je nergens’ van Karel Eykman

En zo kan ik nog wel regels en zinnen doorgaan. De Nederlandstalige poëzie zit vol met prachtige liefdeszinnen. Dichters als Herman de Coninck, Gerrit Komrij, Vasalis, etc. er valt zoveel moois over de liefde te genieten. Toch is voor mij de mooiste liefdeszin geen Nederlandse maar een Engelse zin uit het gedicht van E.E. Cummings ‘I carry your heart’ in de Nederlandstalige versie luidt deze:

‘ik draag jouw hart met mij(ik draag het in / mijn hart) ik heb het altijd bij(overal ga jij / met mij mee, mijn lief; en wat er ook gebeurt / door mij alleen komt door jou, mijn liefste)’

Maar nogmaals, over smaak en voorkeur valt te twisten. Ik wens je een liefdevolle Boekenweek toe.

.

Double Talk, Rap en Poëzie

Bart FM Droog

.

In 1997 publiceerde de Stichting Paradiso de bundel ‘Double Talk’ Rap & Poëzie. Samenstellers Emerald Beryl en Fred Bomber schrijven in hun voorwoord: “Nu de rap ook in Nederland floreert achtten Paradiso en de Nes-theaters de tijd rijp voor een festival. In januari 1997 organiseerde zij daarom het festival Double Talk, waar pure hiphop-optredens van onder andere De Puta Madre, Spookrijders en RollaRocka worden geplaatst naast poëzie en theaterperformances. Een aantal dichters als Dalstar, Serge van Duijnhoven en Maria Barnas werd gevraagd voor deze gelegenheid een gedicht te schrijven, waarbij zij zich lieten inspireren door rapoetry. Sommigen van hen bleken al met rapvormen te experimenteren”.

In deze bundel zijn dus naast dichters als Ruben van Gogh, Menno Wigman, Arjan Witte en Tjitse Hofman ook rappers en rapgroepen vertegenwoordigd als Osdorp Posse, Zombi Squad en The Nugsta. Opvallend is dat de rappers destijds nog vrijwel allemaal in het Engels rapten (uitzondering uiteraard Osdorp Posse). Daardoor viel het doel dat het Double Talk destijds zichzelf had gesteld, namelijk de kunstmatige grens tussen rap en poëzie opheffen, enigszins in het water.

De poëzie van de dichters is echter kwalitatief goed en dus valt er wel wat te genieten. Ik koos voor een gedicht van Bart FM Droog (1966) getiteld ‘Not the end’. Bart FM Droog is dichter, bloemlezer en onderzoeker.  Droog trad in binnen- en buitenland op met het gezelschap De Dichters uit Epibreren, dat vanaf 1998 tot in 2011 bestond uit Tjitse Hofman, Jan Klug en hijzelf. In 2003 kreeg dit poëzie- en muziekgezelschap de Johnny van Doornprijs voor de Gesproken Letteren. Tevens is hij oprichter van de Stichting Nederlandse Poëzie Encyclopedie. Deze beoogt de verspreiding van de Nederlandstalige poëzie en de van kennis daarover en geeft ‘Nederlandse Poëzie Encyclopedie’ uit.

Droog debuteerde in 1998 met de bundel ‘Deze dagen’, zijn laatste bundel is van 2017 getiteld ‘Moordballaden’.

.

Not the end

.

Parkeer de wagen aan de hellestraat
en zie: verkeer snelt in helse vaart

.

ik nip de binnenverlichting aan

draai de cassette nogmaals om

just remember death is not the end

not the end, not the end

remember death is not the end…

.

ik wrijf m’n ogen uit, de slaap

is niet aan chauffeurs besteed

inderdaad

is het rijden met de duivel

als Morpheus naast je staart

.

het landschap is me vreemd

de route ligt echter duidelijk

op de kaart en borden genoteerd:

afslaan is er niet bij, vandaag

.

al de grenzen die ik passeer

een zwaai, een knik, een groet

-mijn nummerplaat is goud waard!-

smuggler’s delight, met blind oog

voor de schoften in uniform

.

nee, ik kom niet op voor de zwakken

door honderd paarden voortgedreven

rij ik het onrecht voorbij

stop slechts om de kanker te krijgen.

.