Site-archief

Inzicht

Intriges

 

Nadat de val van het kabinet werd aangekondigd op de nieuwskanalen, moest ik denken aan een gedicht van Albert Hagenaars (1955). Dit gedicht is getiteld ‘Inzicht’ en vooral de laatste paar zinnen deden mijn gedachten naar dit gedicht gaan. ‘Inzicht’ staat in zijn bundel ‘Intriges’ uit 1986. Dat de naam van de dichter een grappige verwijzing is naar de plek waar het kabinet is gevallen, of moet ik zeggen is opgeblazen door de man waaraan ik moest denken bij die laatste regels (de Hagenaars) is slechts toeval.

.

Inzicht

.

Verwijder ik me allengs minder over

hermetisch oude sloten, door verglaasd riet,

vaststrompelend ook soms in ruwe akkers

.

van papieren steden binnen houtwallen,

waarop gedurig en pal en ongemeen felle

hagel staat, die gaten slaat en verblindt.

.

Bereik ik dan zienderogen de laatste,

de enige dijk van waaraf het zicht door-

breekt op een zee van zout en kalk,

.

die, aldus ontdaan van wat hier niet meer

ter zake doet, verstuift in een symboliek

die zelfs hij niet meer in de hand heeft.

.

gedicht over een vrijheidsstrijder

Brendan Behan

.

In een fotoalbum op mijn telefoon kom ik een foto tegen van de Ierse dichter, schrijver van korte verhalen, romans en toneelstukken Brendan Behan (1923-1964). Ik weet niet precies waarom ik deze foto heb opgeslagen behalve dat ik wilde zien of ik al eens iets over hem geschreven had. Dat blijkt niet het geval te zijn. Behan schreef zowel in het Iers-Gaelisch als in het Engels. Hij wordt gezien als een van de succesvolste Ierse toneelschrijvers van de 20e eeuw.

Behan was al op zeer jonge leeftijd lid van Fianna Éireann, de jeugdbeweging van de IRA, en hij publiceerde zijn eerste gedichten en proza in het blad van de partij, Fianna: the voice of Young Ireland. Op dertienjarige leeftijd schreef hij al het gedicht ‘The Laughing boy’, over de dood van onafhankelijkheidsstrijder politicus en revolutionair Michael Collins.

Voor iemand van 13 is dit niet alleen een zeer volwassen gedicht maar het geeft ook weer op welk een jonge leeftijd Behan al was begaan met de ‘Ierse zaak’. Nadat hij was gearresteerd voor het in bezit hebben van explosieven voor de IRA, waarvoor hij drie jaar gevangenisstraf kreeg, werd hij een aantal jaar later opnieuw gearresteerd voor een aanslag op twee politiemensen. Na vrij gekomen te zijn door algemene amnestie werd hij opnieuw gevangen gezet omdat hij een medegevangene had geholpen bij diens ontsnapping.

Zijn grote doorbraak kwam in 1954 toen zijn toneelstuk ‘The Quare Fellow’, dat gebaseerd was op zijn ervaringen in de gevangenis, werd opgevoerd in het Pike theater in Dublin. Het toneelstuk stond 6 maanden op de planken. Behan vond het moeilijk met de faam om te gaan. Hij was al langer een zware drinker, hij had zichzelf eens omschreven als een drinker met een schrijfprobleem. De combinatie van alcoholisme en diabetes resulteerde in een serie roemruchte dronken publieke optredens, zowel op het podium als op televisie. Hij verbleef regelmatig in het Chelsea Hotel in New York. Hij belandde een aantal keer in een coma. Hij overleed inDublin in 1964 nadat hij onwel was geworden.

Uit 1936 komt zijn bekendste gedicht ‘The Laughing boy’ maar dit gedicht kent ook een buitengewoon en dramatisch vervolg als ‘To Yelasto Paidi’, het krachtige linkse volkslied van het verzet tegen de dictatuur die eind jaren zestig en begin jaren zeventig over Griekenland regeerde. Vertaald door de dichter Vassilis Rotas, werden Behans woorden in het Grieks op muziek gezet door de legendarische Mikis Theodorakis.

.

The Laughing Boy

.

T’was on an August morning, all in the dawning hours,
I went to take the warming air, all in the Mouth of Flowers,
And there I saw a maiden, and mournful was her cry,
‘Ah what will mend my broken heart, I’ve lost my Laughing Boy.
So strong, so wild, and brave he was, I’ll mourn his loss too sore,
When thinking that I’ll hear the laugh or springing step no more.
Ah, curse the times and sad the loss my heart to crucify,
That an Irish son with a rebel gun shot down my Laughing Boy.
Oh had he died by Pearse’s side or in the GPO,
Killed by an English bullet from the rifle of the foe,
Or forcibly fed with Ashe lay dead in the dungeons of Mountjoy,
I’d have cried with pride for the way he died, my own dear Laughing Boy.
My princely love, can ageless love do more than tell to you,
Go raibh mile maith agat for all you tried to do,
For all you did, and would have done, my enemies to destroy,
I’ll mourn your name and praise your fame, forever, my Laughing Boy.

.

Rozig

Dubbelgedicht

.

Vandaag een dubbelgedicht met twee gedichten over rozen.

Het eerste gedicht is van dichter, schrijver, taalkundige en politicus Jacob van Lennep (1802-1868) en is getiteld ‘Aan een Roosje’ waarbij Roosje duidelijk verwijst naar een meisje en niet zozeer de bloem. Het tweede gedicht is van P.A. Hoogwerf (waarvan ik verder geen informatie kan vinden behalve dat hij twee bundels heeft uitgegeven bij de Beuk eind jaren ’70 en begin jaren ’80 getiteld ‘De gehandicapte dichter’ en ‘Doorzichtige gedichten’) en is getiteld ‘De pracht der rozen’.

.

Aan een Roosje

.

Die selindes borstjes kust,

Die zo mollig op haar boezem,

Tussen donzen peulen rust!

Aartig roosjes, vers ontloken

ware uw zalig lot het mijn

.

De pracht der rozen

.

De pracht der rozen sterft, zomers sterven

de herfsten komen met het zachte klagen

van regens, die door de lege bossen zwerven

en het laatste bloeisel rukken van de hagen.

Maar in het voorjaar komt een nieuw verlangen,

ik voel in de tuin al knoppen openbreken,

dat is het vaste teken, dat weer een lente

komt met nieuwe bloemen en gezangen.

.

Armoede

R. Dobru

.

R. Dobru (1935-1983), is het pseudoniem van Robin Ewald Raveles, een Surinaams dichter, schrijver en politicus (Hij was Statenlid voor de PNR en na 1980 een half jaar onderminister voor Cultuur). Zijn pseudoniem betekent: dubbele R, een verwijzing naar de initialen van zijn voor- en achternaam Robin Ravales. Als dichter en voordrachtskunstenaar was R. Dobru dé representant van het nationalisme, met name met het gedicht ‘Wan’ (of  ‘Wan bon’ – Eén boom) uit zijn debuutbundel ‘Matapi’ (1965), een gedicht dat door zijn eenvoudige woordkeus en structuur gemakkelijk gememoriseerd kan worden en dat veel Surinamers dan ook van buiten kennen.

In dit gedicht drukt R. Dobru zijn hoop op één Surinaams volk uit. Aan de hand van verschillende metaforen beschrijft hij hoe Suriname weliswaar diverse bevolkingsgroepen kent, maar toch in staat zou moeten zijn één geheel te vormen. Het gedicht wordt nog regelmatig bij nationale gelegenheden voorgedragen en heeft een belangrijke symbolische functie binnen de Surinaamse literatuur ingenomen. Zijn poëzie en proza in het Sranan hebben er bovendien voor gezorgd dat Sranan meer als volwaardige taal werd erkend. Dobru was een van de eerste schrijvers die de orale traditie van het Sranan doorbrak. Dobru publiceerde in zijn leven 9 dichtbundels.

In ‘De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie’ 101 gedichten uit het Koninkrijk van 1945 tot nu, samengesteld door dichter Tsead Bruinja, is een gedicht van R. Dobru opgenomen. Niet zijn bekendste gedicht ‘Wan’ maar een ander gedicht uit zijn debuutbundel getiteld ‘Pina’ of ‘Armoede’ zoals de vertaling van Cynthia Abrahams uit het Sranantongo luidt.

.

Armoede

.

De honden zijn wild

Het hert is dood

Het geweer is afgegaan

Waarom ben je angstig

Er is vlees

Waarom huil je

Het schot was raak

Het hert is dood

waarom ben je angstig

.

Pina

.

Dagu krasi

Diya dede

Gon piki

San y’ e frede

Meti de

San y’ e krey

Gon n’ e ley

Diya dede

San y’ e frede

.

Aad Nuis

Dichter bij de dood

.
Voor het jaarlijkse project ‘Dichter bij de dood’ op begraafplaats Oud Eik en Duinen koos ik dit keer voor politicus (D66) maar ook dichter Aad Nuis (1933 – 2007). In het Hollands Weekblad, Jaargang 2, 1960-1961, verschenen verschillende gedichten van zijn hand. Het gedicht ‘Een moeilijke tijd sprak me door de titel meteen aan (ik denk dat veel mensen deze tijd als moeilijk ervaren). Daarom hier dit gedicht.
.
Een moeilijke tijd
.
Fluiten als een regenvogel
Zoals je doet bij namiddagverdriet
Tegen de pijn van die kleine kogel
Helpt niet.
Werken als een man van zaken
Zoals je ze in kantoren ziet
Tussen hun telefoons die waken
Dat zij niet verloren raken
Helpt niet.
Leeghoofdige wandeltochten maken
Op reis gaan naar verre hotelkamers –
Ook het schrijven van een papieren lied
Helpt niet.
.

Al draagt een aap

Jacob Cats

.

De Nederlandse taal zit vol uitdrukkingen die we voor vanzelfsprekend aannemen, maar waar we eigenlijk maar zelden bij stilstaan waar ze vandaan komen. Veel spreekwoorden en gezegdes daar weten we wel min of meer van wat ze betekenen en waar ze vandaan komen. Zo komen uitdrukkingen als ‘het over een andere boeg gooien’ en ‘kielhalen’ overduidelijk uit de scheepvaart.

Dat er ook vaste zinsconstructies en uitdrukkingen uit de poëzie komen is vaak minder bekend. Zo wist ik bijvoorbeeld niet dat de uitdrukking ‘Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding’ komt uit een gedicht van Jacob Cats (1577 – 1660). Jacob Cats was een Nederlands dichter, jurist en politicus. Hij is ook bekend als Vader Cats, vanwege zijn veelal didactische gedichten. Ook een uitdrukking als ‘Kinderen zijn hinderen’ komt uit een van zijn gedichten. Hoogstaande dichtkunst maakte hij niet, eerder volkskunst. Zijn moralistische lessen verpakte hij in toegankelijke taal en rijm. Hij was behalve bij de culturele elite populair in brede lagen van de bevolking.

Maar de aap en de gouden ring komt dus ook uit een van zijn gedichten, die onder andere in ‘Alle de wercken’ uit 1655 verscheen.

.

Al draagt de aap een gouden ring

zo is het toch een lelijk ding

Al heeft de sim een gouden rok,

Zo is ‘et toch maar enkel jok;

Want schoon zij met een grote pracht,

Wordt deftig in het spel gebracht,

En dat ze voor de eerste maal

Komt prachtig treden op de zaal,

Komt wonder moedig aan de dag:

Zij is een aap, gelijk ze plach’;

Want eer men nog de rolle sluit,

Zo kijken hare grillen uit,

Want zijde, goud, fluweel, satijn,

En geven niet als enkel schijn.

De vors die huppelt naar de poel,

Al zat hij op een gouden stoel.

.

Cats

Wilt gij bemind en eerlijk leven

.

Nee dit bericht gaat niet over je favoriete palingsound band uit de jaren ’70, of over de musical van Andrew Lloyd Webber, dit bericht gaat over Jacob Cats (1577 – 1660), de naamgever van het Haagse Catshuis, de huidige ambtswoning van de minister President, waar Cats overleed. Jacob Cats was dichter, jurist en politicus. Cats is ook bekend als Vader Cats, vanwege zijn veelal didactische gedichten (zoals de frase Kinderen zijn hinderen, zei vader Cats).

Jacob Cats was in zijn tijd een beroemd en veel gelezen dichter. Hij werd zelfs, als volksdichter, vergeleken met Homerus. In vele huishoudens in Nederland was dichtwerk van Cats aanwezig. Tot in de 20ste eeuw (1976) werd er werk van Cats heruitgegeven.

Van zijn hand is het gedicht ‘Wilt gij bemind en eerlijk leven?’ uit de bundel ‘Zinne- en minnebeelden’ 1618 wat in zijn oeuvre past door de belerende en opvoedende toon.

.

Wilt gij bemind en eerlijk leven?

.

Wilt gij bemind en eerlijk leven?
Dan wil ik u een regel geven.
Vier dingen dient gij wel te weten:
Geleden onrecht snel vergeten
Ontvangen weldaad lang gedenken
Geen mens door achterklap krenken
En hebt gij lust uw leed te wreken
Zo gaat en betert uw gebreken
Want een die betert zijne staat
Doet leed degene die hem haat.

.

Definitie van de liefde

Francisco de Quevedo

.

De Spaanse edele, politicus, schrijver en dichter Francisco Gómez de Quevedo y Santibáñez Villegas of Francisco de Quevedo (1580 – 1645) was een van de belangrijkste dichters van zijn tijd. De stijl waarin de Quevedo schreef wordt de ‘Conceptismo’ genoemd. De Conceptismo was een stijl uit de Barokke periode van de Portugese en Spaanse literatuur en duurde van het eind van de 16e eeuw tot en met de 17e eeuw. Conceptismo wordt gekarakteriseerd door snel ritme, directheid, eenvoudig taalgebruik, grappige metaforen en het spelen met woorden. De Quevedo was de belangrijkste vertegenwoordiger van deze stijl waarbij zijn ironie en scherpe satire opviel. Conceptismo zette zich af tegen een andere literaire stroming uit die tijd de Culteranismo die wordt gekenmerkt door een opzichtige woordenschat, complexe syntactische volgorde, meerdere gecompliceerde metaforen, maar ook door een zeer conventionele inhoud.

In de bundel ‘Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren’ de westeuropese poëzie in honderd gedichten, zijn een aantal gedichten van de Quevedo opgenomen in het Spaans en in een vertaling van Peter Verstegen. Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Definiendo el amor’ of ‘Het definiëren van de liefde’.

.15

Het definiëren van de liefde

.

Ze is én kou die schroeit én ijzig branden,

een wond die schrijnt én zich niet voelen laat,

een droom van ’t goede, een aanwezig kwaad,

een rust die als vermoeidheid overmande.

.

Is zorgeloosheid die tot zorgen leidt,

is lafheid die voor dapperheid moet doorgaan,

is eenzaam in een menigte teloorgaan,

is liefde die slechts eigenliefde vleit.

.

Ze is een vrijheid die gekerkerd is,

en dat zal blijven tot ons laatste beven;

een ziekte die na ’t kuren erger is.

.

Zo is de liefde en zo is haar hel.

Zie toch: zij kan, in alles aan zichzelf

tegengesteld, met niets in vriendschap leven!

.

Staatsmijn Wilhelmina

Manuel Kneepkens

.

In ‘Gedicht’ een driemaandelijks tijdschrift voor poëzie onder redaktie van Remco Campert, nummer 6 uit 1975 staat het gedicht van dichter, publicist, politicus en jurist-criminoloog Manuel Kneepkens (1942) met de titel ‘Staatsmijn Wilhelmina’.

.

Staatsmijn Wilhelmina

.

Zomers rolde je er met de bolderwagen of autoped

Moedertje Rusland in: de toendras en de steppen

van de Slikvijvers

die zwarte open wonden van de Hades, verraderlijk

achter hun camouflage van de prinsesmargrieten

.

op vrijdagavond, na werktijd, mochten de kompels er

tussen knoopkruid, bereklauw, de geur van kruizemunt

een kruiwagen slik weghalen, extra loon

.

eigenlijk waren die vijvers zwaar Verboden Toegang

want het Meisje van Hans Andersen, die van het

Wittebrood

was daar verdronken en ook de plompe groene kikkers

op late zomeravonden kwaakten er zo zwaarmoedig

dat men zich waande onder de grote grauwe

.

paddestoel

.

boven de verlaten parken van Hiroshima

.

Grotesk en sinister

Gabriele d’Annunzio

.

In de loop der tijd zijn er vele dichters geweest die niet helemaal geestelijk gezond, maniakaal of gewoon gek waren. Een belangrijke dichter in deze dubieuze groep was Gabriele d’Annunzio  (1863 – 1938), een Italiaans schrijver, dichter en politicus. Zijn literaire stijl ontwikkelde zich en veranderde geregeld, centraal blijft min of meer de ontwikkeling tot een soort hedonisme zoals dat begin 20e eeuw opleefde. Zijn vroegere werk is lyrisch, ietwat ontremd over het uiten van emoties, waarin naturalisme te herkennen is. Zoals vaker in hedonistische poëzie, komt in zijn latere werk, onder invloed van Friedrich Nietzsche, Arthur Schopenhauer en Richard Wagner, het übermensch-motief centraal te staan. Desalniettemin werd hij als schrijver en dichter bewonderd door Proust en Joyce.  Zijn uit 48 stuks tellende werk verkent het sensuele, brutale, erotische en het bizarre. Onnodig te zeggen dat zijn werken door het Vaticaan werden verboden.

Hoewel hij vernoemd was naar een engel beweerde hij bijvoorbeeld dat hij het vlees van kinderen had gegeten. Hoewel hij slim was (op zijn zestiende kon hij in 6 talen schrijven en spreken) ontwikkelde hij een minachtend oog voor de mensheid. Onder invloed van Nietzsche zag hij zichzelf als een superman ( übermensch) boven de gewone kudde. D’Annunzio ging in 1897 de politiek in, vluchtte in 1910 naar Frankrijk omdat hij grote schulden had en werd tijdens de Eerste Wereldoorlog jachtpiloot. In deze periode ontwikkelde hij zijn nationalistische en proto-fascistische opvattingen. Hij geloofde dat het noodzakelijk was voor Italië om internationaal respect te winnen door de levens jongeren in de strijd op te offeren. Zijn overdreven retoriek, raciale opvattingen en het in zetten van zwarthemden om tegenstanders aan te vallen, waren van grote invloed op Mussolini, die hem later cadeaus, waaronder een vliegtuig en onderdeel van een slagschip, stuurde voor zijn tuin.

Zijn gekste onderneming kwam in 1919, toen hij en zijn aanhangers hun eigen stadstaat op Fiume of Rijeka  (een stad in Kroatië) vestigden nadat de vredesconferentie van Parijs het aan Kroatië had gegeven. D’Annunzio leidde de stad met een bizarre mengeling van fascisme en estheticisme. Hij zette raciaal exclusief beleid en een leiderschapscultus in, terwijl tegelijkertijd muziek werd opgenomen als een fundamenteel onderdeel van de grondwet en de bloemen om zijn bed dagelijks driemaal ververst moesten worden. Hij verwachtte drie keer per dag seks met zijn huishoudster. Er gingen geruchten dat hij ribben had laten verwijderen, zodat hij zichzelf oraal kon bevredigen. Zijn laatste minnaar bleek een Nazi-agent te zijn, die hem mogelijk met gif vermoordde.

Ondanks al deze bizarre ontwikkelingen en uitspraken als: “elke kogel uit onze geweren moet een Sloveen of een Kroaat doden” (1919) nam hij eind 1920 D’Annunzio bezit van een in beslag genomen villa aan het Gardameer, waar hij leefde tot aan zijn dood in 1938. In 1921 werd hij lid van de Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique. In 1924 werd hij geadeld en verkreeg de titel Prins van Montenevoso.

Ondanks al de bizarre wendingen en uitlatingen in zijn leven was D’Annunzio dus ook dichter. Hier een voorbeeld (vertaling Frans van Dooren).

.

(In het maanlicht)

.

O mes van de slinkende maan

dat schittert op ’t eenzame water

o zilveren sikkel, welk oogstveld van dromen

staat wuivend onder jouw tedere licht!

Kortstondige vleugjes van blaren

en zuchtjes van bloemen vervloeien

van ’t bos naar de zee: geen zangen, geen kreten

geen klanken verstoren de oneindige rust.

Bevangen door liefde en behagen

valt ieder die ademt in slaap …

O slinkende sikkel, welke oogstveld van dromen

staat wuivend onder jouw tedere licht!

.

(O falce di luna calante)

.

O falce di luna calante

Che ballisu l’acque deserte.

o falce d’argente, qual messe di sogni

ondeggia al tuo mite chiarore qua giu!

Ancha brevi di foglie

e ospiti di fiori dal bosco

esalano al mare: non canto, non grido

non suono pe ‘l vasto silenzio va

Apresso d’amor, di piacere

i popolde’vivi s’addorme …

O falce calante, qual messe di sogni

endeggia al tuo mite chiarore qua giu!

.