Site-archief
Naar zee
Dag 7: K. Schippers
.
Geen rubriek vakantiegedichten zonder de zee. K. Schippers (1936-2021) schreef er een interessant gedicht over in de bundel ‘Een leeuwerik boven een weiland’ uit 1996.
.
Naar zee
.
Beeldspraak
Poëziepodcast
.
Afgelopen dinsdag luisterde ik naar het nieuwe duo van De Rotterdamse School. de poëziepodcast van voorheen Daniël Dee en Mark Boninsegna en tegenwoordig gemaakt door Mark en Peer Hommel. Peer (1996) is een Rotterdamse dichter. Ze stond op verschillende podia, waaronder Poetry International, Woordnacht en Poëzie Lagogo. Daarnaast is ze coauteur van de bundel ‘Gevangenispost’. Naast haar bijdrage aan De Rotterdamse School gaat ze ook voor de nieuwe Contrabas podcast verslag doen van haar leeservaringen. De toon of voice van De Rotterdamse School is wat meliger en mist de kennis van Daniël Dee wel maar is nog altijd leuk om naar te luisteren.
Naar aanleiding van deze podcast ging op zoek naar andere poëziepodcasts dan waar ik eerder al over schreef. En zo kwam ik op de podcast van het Poëziecentrum in Gent. De podcast heet Beeldspraak. In deze maandelijkse reeks praat een kenner/liefhebber met een dichter over zijn/haar nieuwe dichtbundel. Ben je meer van de Engelstalige poëzie? Dan is PoemTalk een fijne podcast. PoemTalk is een samenwerking tussen Kelly Writers House en PennSound. Allerlei onderwerpen komen aan bod, van nieuwe bundels, oude dichters tot aan de eerste digitale poëzie (1995!).
Weer een andere (Amerikaanse) poëziepodcast is Poetry Now van de Poetry Foundation, een website waarin ik graag mag rondstruinen. In deze podcast gedichten van allerlei hedendaagse Amerikaanse dichters van verschillende komaf.
Geen blogbericht zonder gedicht, dus ging ik luisteren naar Beeldspraak. In de aflevering die ik beluisterde praat dichter en vertaler Elke Derijcke met Rozalie Hirs (1965) over de haar bundel ‘Oneindige zin’ uit 2021. Uit die bundel komt ook het gedicht ‘Galerij’.
.
Galerij
.
kijk uit over de parkeerplaats langs stam en boomkruin
op verhoogde straat in de schaduw staat een gebouw
als veilige plek waar de kleinsten spelenderwijs elkaar
en hun kersverse ouders in de tussenruimten ontmoeten
fluitende wind behalve in de zomer dan een bries
door omstreden spijlen mikt op het startpunt
van tussenhoven in licht overlopende schakende
klimaatverevenaars langs de regenpijp vieren
verjaardag op balkon en trap tussen verpozing
en verplaatsing niet het eindpunt dus snel
door de voordeur naar binnen de warmte of koelte
met uitzicht op natuurlijker voorbeelden van groen
Haat
Wisława Szymborska
.
In de Volkskrant van afgelopen zaterdag schrijft Merel van Vroonhoven in haar column over haar gevoelens over het monsterverbond met radicaal-rechts, wat het normaliseert en voedt, en ze gebruikt haar volledige column om een gedicht van de Poolse dichter, essayist en Nobelprijswinnaar voor de Literatuur (1996) Wisława Szymborska (1923-2012) op te nemen. De kracht van haar poëzie ligt in de manier waarop ze het heden met het verleden verbindt en het heden met de toekomst. Dat doet ze ook in het gedicht ‘Haat’ dat Vroonhoven integraal liet afdrukken in haar column.
Szymborska schreef regelmatig over de immorele kanten van de menselijke geschiedenis: de staat die de vrijheid van denken gevangen probeerde te houden en de veelvuldige misdaden tegen de menselijkheid. Haat leek haar een belangrijk leitmotiv in de 21ste eeuw, met als gevolg oorlogen, onnodig lijden en de dood. Dat blijkt uit het gedicht met die titel heel duidelijk. Uit de bundel ‘Einde en begin’ verzamelde gedichten uit 1999, uit het Pools vertaald door Gerard Rasch.
.
Haat
.
hoe goed in vorm
in onze eeuw de haat is.
Hoe moeiteloos hij hoge hindernissen neemt.
Hoe makkelijk hij springt, zijn prooi bereikt.
.
Hij is niet als andere gevoelens.
Tegelijk ouder en jonger dan zij.
Hij brengt zelf de oorzaken voort,
die hem tot leven wekken.
Als hij inslaapt, is zijn slaap nooit eeuwig.
Hem verzwakt de slapeloosheid niet, maar sterkt.
.
Zonder religie of met –
als hij maar kan knielen bij de start.
Zonder vaderland of met –
als hij maar snel weg kan komen.
Rechtvaardigheid kan om te beginnen ook geen kwaad.
Daarna rent hij graag alleen.
Haat. Haat.
Een grimas van liefdesextase
vertrekt zijn gezicht.
.
Ach, die andere gevoelens –
wat sukkelen ze lusteloos.
Sinds wanneer kan broederschap
op de massa rekenen?
Heeft medelijden ooit
als eerste de finish bereikt?
Hoeveel mensen wekt de twijfel op tot daden?
Dat lukt hem alleen, die zeker van zijn zaak is.
.
Bekwaam, snel van begrip, heel ijverig.
Moet ik zeggen hoeveel liederen hij heeft gecomponeerd?
Hoeveel bladzijden geschiedenis genummerd?
Hoeveel menselijke kleden hij heeft uitgespreid
op hoeveel pleinen en in hoeveel stadions?
.
Laten we het eerlijk toegeven:
hij weet wat schoonheid is.
Schitterend is zijn vuurgloed in de zwarte nacht.
Prachtig zijn zijn rokende explosies in de roze dageraad.
Ruïnes kun je moeilijk hun pathos ontzeggen,
noch kun je de grove humor loochenen
van de zuil die er kaarsrecht bovenuit steekt.
.
Hij is een meester in het contrast
tussen gedonder en stilte,
tussen rood bloed en witte sneeuw.
En wat hem boven alles nooit verveelt:
het motief van de propere beul
die boven zijn besmeurde slachtoffer oprijst.
.
Op elk tijdstip open voor nieuwe uitdagingen.
Als hij even moet wachten, wacht hij.
Ze zeggen dat hij blind is. Blind?
Zijn blik is even scherp als die van een sluipschutter
en hij ziet de toekomst gerust tegemoet –
hij alleen.
Surrealisme
Thom Wijenberg
.
De nieuwste uitgave van DW B is er en is volledig gewijd aan het surrealisme in België. Onder de titel ‘Droom Revolutie Poëzie’ onderzochten Tom Van de Voorde (van Bozar) en Elma van Haren (van DB W) de wereld van de droom, de fantasie en het onderbewuste. Ze vroegen 15 schrijvers en dichters om te reageren op één van de surrealistische meesterwerken die deel uitmaken van de expositie ‘Histoire de ne pas rire’ in Bozar in het Paleis der Schone Kunsten in Brussel.
De eigenzinnige surrealisten in België gaan voorbij aan het louter esthetische – ze willen de wereld transformeren met hun subversieve kunst. In de tentoonstelling ‘Histoire de ne pas rire’ wordt extra aandacht geschonken aan de internationale contacten, de politiek-historische achtergrond en belangrijke vrouwelijke kunstenaars binnen de groep van Belgische surrealisten. Er wordt werk getoond van bekende en minder bekende kunstenaars als Paul Nougé, René Magritte, Jane Graverol, Marcel Mariën, Rachel Baes, Leo Dohmen, Paul Delvaux en ook Max Ernst, Yves Tanguy en Salvador Dalí.
In DW B zijn schrijvers en dichters aan deze kunstenaars gekoppeld. Dichters als Elma van Haren, Arnoud van Adrtichem, Astrid Haerens, Jens Meijen, Daniëlle Zawadi, Peter Verhelst en Thom Wijenberg. Van de laatste Thom Wijenberg (1996) is het gedicht ‘Dreamgirl’ bij een schilderij van Paul Delvaux uit 1937 getiteld ‘Les noeuds roses’.
Thom Wijenberg is werkzaam als talentontwikkelaar en redacteur bij Wintertuin en begeleidt jonge, talentvolle schrijvers via Vuurland. Hij publiceerde werk in onder andere De Revisor, Op Ruwe Planken en in de dichtbundel Mateloos verlangen. Wijenberg weet dat taal een ontoereikend middel is om de werkelijkheid te beschrijven, maar blijft het toch proberen. In poëzie, proza en mengvormen schrijft hij over de realiteit waarin we leven en legt deze naast de miljoenen realiteiten waarin we niet leven.
.
Dreamgirl
.
bij binnenkomst ben ik alleen
er zit bruin in het donker en warmte , een warme klop
het lichaamseigen slagwerk
.
jij verschijnt aan mij en look at you
all dolled up for the dreamscape, tussen oren als handvaten een gezicht
natuurlijk heel anders dan het jouwe, geklaard van al het dagelijkse
lijnvrij drijf je op het temperatuurloze water van lago trasimeno
.
voor jou ontsloten
de plek waar ik me opsloot
.
wat zoek je hier
een delphi, clarity, misty city on a mountain top
wat doe je met die schedel als je ziet dat hij lek is, ongeschikt als kelk
.
over een laantje met pijnbomen
als twee parallelle stippellijnen lopen we over de rotsplateaus omlaag
een passerende nachttoerist neemt zijn hoed af, gute nacht
hij heeft het al gezien
.
wat mijn moeder meteen zag: een jongen met een zachte inborst
meer dan zijn schildersezel laat hij je niet dragen
.
een uitgestoken tong in de voordeur
uit het zuiden een ansichtkaart vol inktblauwe zeemansknopen
alleen de laatste kan ik ontwaren, begraven onder tientallen kruisjes
de naam van je koning: joachim de jouwe
.
deze gekantelde weergave
mijn hoofd als een museumstuk op zijn roze kussenbuik
looking really cunty, very really fucking cunty
.
Sonnet
Joseph Brodsky
.
Sonnetten, ik schreef er al vaker over, zelfs over een automatische sonnettengenerator. Een sonnet is een gedicht van één strofe en veertien regels, geschreven in de jambische pentameter. Het sonnet, afgeleid van het Italiaanse woord ‘sonetto’ , dat ‘een beetje geluid of lied’ betekent, is ‘een populaire klassieke vorm die dichters al eeuwenlang aanspreekt’. Het meest voorkomende is het Engelse of Shakespeareaanse sonnet.
Vóór de tijd van William Shakespeare kon het woord sonnet op elk kort lyrisch gedicht worden toegepast. In het Italië van de Renaissance en vervolgens in het Elizabethaanse Engeland werd het sonnet een vaste poëtische vorm, bestaande uit 14 regels, meestal jambische pentameter in het Engels. Er ontstonden verschillende soorten sonnetten in de verschillende talen van de dichters die ze schreven, met variaties in het rijmschema en het metrische patroon. Maar alle sonnetten hebben een tweedelige thematische structuur, met daarin een probleem en oplossing, vraag en antwoord, of voorstel en herinterpretatie binnen hun veertien regels en een volta , of wending, tussen de twee delen.
Er zijn dus verschillen. De oorspronkelijke vorm van het sonnet was het Italiaanse of Petrarcha-sonnet, waarin 14 regels zijn gerangschikt in een octet (acht regels) dat rijmt op ABBA ABBA en een sextet (zes regels) die CDECDE of CDCDCD rijmen.
Het Engelse of Shakespeareaanse sonnet kwam later en is, zoals opgemerkt, gemaakt van drie kwatrijnen die ABAB CDCD EFEF rijmen en een afsluitend rijmend heroïsch couplet, GG.
Het Spensereaanse sonnet is een door Edmund Spenser ontwikkelde variant waarin de kwatrijnen met elkaar verbonden zijn door hun rijmschema: ABAB BCBC CDCD EE.
Als je deze regels legt op gedichten die als Sonnet worden gepresenteerd dan kun je verrast worden. In de bundel van Joseph Brodsky (1940-1996) ‘De herfstkreet van de havik’ een keuze uit de gedichten 1961-1986 uit 1997, staat het gedicht ‘Sonnet’. Het gedicht is uit 1967 en is vertaald door Peter Zeeman. Het origineel is natuurlijk in het Russisch geschreven waardoor de rijmwoorden waarschijnlijk in het Nederlands verloren zijn gegaan. Toch zijn de regels nog wel terug te vinden in dit gedicht.
.
Sonnet
.
Wat jammer, dat wat jouw bestaan voor mij
geworden is, niet mijn bestaan voor jou werd.
…En voor de honderdtiende keer werp ik,
op een onooglijk stuk terrein dat braak ligt,
mijn met een wapenschild gekroonde munt
de dradenkosmos in – een wanhoopspoging
’t moment van de verbinding luister bij
te zetten… Maar helaas, wie niet in staat is
om heel de wereld te vervangen door
zichzelf, die rest gewoonlijk niet veel anders
dan een gekerfde telefoonschijf rond
te draaien, als een tafel tijdens een seance,
totdat een spook als echo antwoord geeft aan
de laatste zoemerkreten in de nacht.
.
1967
.
Croix de vache
Frans Vogel
.
Frans Vogel (1935 – 2016) was copywriter, fotomodel, columnist, beeldend kunstenaar, schrijver, provocateur, bon vivant en vooral: dichter. Als beginnend dichter kwam hij in contact met Cornelis Bastiaan Vaandrager en Hans Sleutelaar, die in die tijd samen met Armando en Hans Verhagen de Nederlandse poot van het literaire tijdschrift Gard Sivik hadden opgezet.
Hij publiceerde de dichtbundels ‘Te gek moment & andere gedichten’ (1996), ‘Het onaandoenlijk hart (72 bpm)’ (2000) en ‘Gelukkig maar’ (2008) en deed die zelf in de kroeg van de hand. Het rauwe grotestadsleven, en dat van Rotterdam in het bijzonder, was bij alles wat hij produceerde zijn voornaamste inspiratiebron. Wim Brands noemde hem dan ook in 2015 de enige echte stadsdichter van Nederland.
In 2017 werd de tweejaarlijkse Frans Vogel Poëzieprijs in het leven geroepen, bestemd voor een jonge dichter die getuigt van verwantschap – bewust of onbewust – met Vogels dichterschap. Het prijzengeld bedraagt 1.500 euro plus een beeldje van kunstenaar Cor Kraat. Winnaars van de Frans Vogel Poëzieprijs zijn Lillian Zielstra, Dominique de Groen en Daniël Vis. Zeer binnenkort wordt de prijs opnieuw uitgereikt. De jury van de prijs bestaat dit jaar uit Alek Dabrowski, Arjen Duinker en Leonor Faber-Jonker.
In literair tijdschrift Passionate, jaargang 3 uit 1996 stond het gedicht ‘Croix de vache’ wat een mooi voorbeeld is van de poëzie van Vogel.
.
Croix de vache
.
Ik
Jeroen Vermeiren
.
De Vlaamse dichter, copy writer, journalist, woordvoerder en stadsdichter van Bornem van 2014 tot 2016 (Provincie Antwerpen ) Jeroen Vermeiren (1974) debuteerde in 1996 met de dichtbundel ‘Wild vlees’. Hij heeft zelfs zijn eigen schrijfbedrijfje ‘De Zinnenspinnerij’, waar hij voor iedereen de juiste woorden vindt. Sinds 2013 is hij bovendien een van de creatieve schrijvers bij Studio 100 en columnist voor Charlie Magazine.
Werk van Vermeiren werd opgenomen in het literaire tijdschrift Deus Ex Machina en het online literair platform Meander Magazine. In 2016 verscheen de bundel ‘Alles, behalve nooit’ en in 2021 verscheen van zijn hand ‘Uit welk hout zal ik mij snijden?’.
In ‘De 100 beste gedichten van 2018’ voor de VSB poëzieprijs werden twee gedichten van zijn hand (uit ‘Alles, behalve nooit’) opgenomen waaronder het gedicht ‘Ik’.
.
Ik
.
Blues
.
Kijk mij daar gaan
zonder jou.
.
Het is geen gezicht.
Het is naakt. Veel te.
.
Kleed mij aan.
Naai mij toch dicht.
.
En zoen mijn ogen open.
Maak wat donker is
.
weer dragelijk licht.
.
Vrouwen dichten anders
Chawwa Wijnberg
.
Toen Cox Habbema gevraagd werd om een dichtbundel samen te stellen met poëzie van vrouwen ging ze ‘alles wat Nederlandse dichteressen hebben geschreven opnieuw lezen’. Persoonlijk lijkt me dat ondoenlijk want er zijn er zoveel en ze hebben zoveel mooie bundels geschreven. Maar Habbema deed het om een antwoord te krijgen op de vraag: schrijven vrouwen anders?
Ze schrijft in haar voorwoord: “Van vele dichteressen had ik nooit gehoord, en van velen van wie ik hoorde, kon ik niets vinden. Ik heb genomen wat ik vond in dichtbundels en bloemlezingen, en ontdekte dat er niets mooiers is dan de verukkelijke willekeur van te mogen bundelen wat je mooi vindt.”
Toch vond ze ook een antwoord op haar vraag. Vrouwen dichten anders. Het is niet de door vrouwelijke dichters gehanteerde vorm die afwijkt van die van hun mannelijke collega’s, het is niet hoe ze spreken – het zit in wat ze zeggen en in de thema’s die ze aansnijden.
In deze bloemlezing staan vrijwel alle bekende namen uit de tijd dat deze bundel uitkwam (2000) maar ook verschillende namen die ik niet kende. Zoals de dichter Chawwa Wijnberg (1942-2019) was een Joodse dichter, columnist en beeldend kunstenaar. In januari van 2003 werd ze als eerste benoemd tot stadsdichter van Middelburg, waar ze vanaf het jaar 2000 woonde met haar partner Marianne Gossije.
Vanaf 1984 volgde zij een aantal jaren de poëzie-workshops van Elly de Waard. Van 1985 tot 1989 maakte zij deel uit van ‘De nieuwe wilden’, een groep vrouwelijke dichters die onder leiding van De Waard enige furore maakte. In 1988, 1995 en 1996 trad zij op tijdens de Nacht van de Poëzie te Utrecht. In deze bundel is het gedicht ‘Vaderdag’ opgenomen uit de bundel ‘Handboek voor de joodse kat’ uit 1993.
.
Vaderdag
.
andere kinderen hadden vaders, de liefste
bij ons was er de man van moeder
en dat schilderij
.
hun vader was de grootste, sterkste
de tijd beet gaten, zaagde poten
liet hem
in tegenwind en tijd vervallen
.
alleen de mijne
bleef onveranderd held
goed en in een gouden lijst
.
nagelaten hangt hij zonder knieën
niet van straf en niet van knuffelen
niet van voedde op
mijn vader, wijs ik de visite
.
zijn stierenek en boze ogen, zie je
dat zijn mijn oren; mijn moeder zei
men vond hem eigenwijs
.
alleen dat slecht geverfde doek
dag vader
jonger dan ik ben jij
.
Fonteintje
Annemarie Estor
.
De Nederlandse Annemarie Estor (1973) is dichter en essayist. Zij woont en werkt afwisselend in Antwerpen (België) en Aragon (Spanje). Ze groeide op in Nederlands Limburg en studeerde van 1991 tot 1996 Cultuur- en Wetenschapsstudies aan de Universiteit Maastricht. In 1996 werd zij AIO aan de vakgroep Engelse Taal en Letterkunde van de Universiteit Leiden. In juli 1999 was zij ‘fellow’ aan de International School for Theory in the Humanities te Santiago de Compostela. Na haar doctoraat in 2004 trok zij naar Antwerpen en sindsdien is zij actief als tekstredacteur in opdracht van onderzoekers en beleidsmakers. Sinds 2015 leeft zij off-grid op haar amandelboerderij in Aragon.
Naast haar werk als dichter en redacteur van het cultureel maatschappelijke tijdschrift ‘Streven’ dat zich vooral richt op essayistiek. In Estors narratieve en mythologische poëzie zijn de planten- en de dierenwereld vaak prominent aanwezig. Alertheid, betrokkenheid, gevoel, compassie, expressiviteit en verbinding door wederzijdse transformatie zijn de creatieve principes onderliggend aan alle artistieke en dus ook haar literaire creaties.
Annemarie Estor zet zich in voor de universele vrijheid van meningsuiting en voor de versterking van internationale netwerken van geëngageerde schrijvers. Estor was bestuurslid van PEN Vlaanderen van 2014 tot en met 2018, waar zij onder andere meewerkte aan het project ‘Polyfoon’, met Arabische auteurs. Estor vertaald incidenteel Arabische poëzie naar het Nederlands.
In 2010 debuteerde Estor met de bundel ‘Vuurdoorn me’. Voor deze bundel ontving ze in 2011 de Herman de Coninckprijs voor het beste debuut. In 2018 ontving ze de Jan Campertprijs voor haar bundel ‘Niemandlandsnacht’. Haar laatste bundel is van 2022 en is getiteld ‘Nanopaarden en megasteden’. Uit deze bundel komt het gedicht ‘Fonteintje’, een gedicht dat actueel is in deze warme nazomer.
.
Fonteintje
–
Op minder dan twee uur gaans
staat in de nog steeds heel erg hete avondzon
een fonteintje, met ornamenten,
wat oleanders erom,
en verder beton.
–
Dagloners stappen er uit een oude Renault,
ze stoffen elkander af, zo goed en zo kwaad
als dat gaat,
overalls, touwhaar,
het smeltend asfalt van hun verlangens, rorschach
zweetplekken tussen de schouderbladen,
ze koelen de paarden
die ze uit de kattenbak halen
onder het vredig snorren van de nachtzwaluwen
.

















