Site-archief
Werken
Dubbelgedicht
.
Een dubbel-gedicht over werken, een baan, een carrière, ga er maar aanstaan. Toch wilde ik een twee gedichten vinden die bij deze thema’s aansluiten. En met een beetje fantasie is het gelukt. Het eerste gedicht is van de Rotterdamse dichter Jules Deelder (1944 – 2019). De titel ‘Ogenschijnlijk’ geeft nog niet veel weer tot je bij de tweede strofe bent. Het gedicht komt uit de bundel ‘Moderne gedichten’ uit 1979.
Het tweede gedicht is van een heel ander soort en geeft in de titel ‘Fin de carrière’ al weg wat de relatie tussen de twee gedichten is. Het gedicht is van de Vlaamse dichter Gust Gils (1924 – 2002) en ik nam het uit zijn bundel ‘Zanger met zuurstofmasker’ uit 1988.
.
Ogenschijnlijk
.
Ogenschijnlijk heeft het ene
niets te maken met het ander.
.
Ogenschijnlijk schuilt er
voordeel in een vaste baan.
.
Ogenschijnlijk zal er nog
een heleboel verand’ren.
.
Ogenschijnlijk staan de sterren
hier niet ver vandaan.
.
Fin de carrière
.
hij moet voor bekeken houden
de vervaarlijke jager
op grof hersenwild
.
en genoegen nemen
met het slapen van de slaap
der onschadelijken voortaan
.
na het in een al te
roekeloze bui verschieten
van zijn laatste denkpatronen
.
Alles mag je worden
Erik Menkveld
.
Erik Menkveld (1959 – 2014) was dichter, romancier en criticus. Hij studeerde Nederlands aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Na zijn studie werd hij redacteur van uitgeverij De Bezige Bij waar hij onder andere het poëziefonds beheerde. Van 1998 tot 2002 was hij organisator en programmamaker bij Poetry International in Rotterdam. Daarna was hij vooral actief als zelfstandig schrijver.
Van 2000 tot 2007 was hij redacteur van het literaire tijdschrift Tirade en in 2003 en 2012 was hij jurylid van de P.C. Hooftprijs, in 2003 ook van de VSB Poëzieprijs. Sinds 2009 was hij actief als poëzie-recensent voor de Volkskrant. In 2014 kwam aan zijn leven een veel te voortijdig einde toen hij stierf aan een hartstilstand.
In de bundel ‘Schapen nu!’ uit 2001 van Erik Menkveld staat een bijzonder gedicht. Het gedicht ‘Alles mag je worden’ is bijzonder in de zin dat, toen ik het las ik steeds dacht, en nu gaat hij in het gedicht zeggen dat je ook dichter kan worden (vooral na de tweede strofe) . Aan de ene kant voelde ik daarbij een zekere teleurstelling en aan de andere kant vond ik het juist ook wel goed dat hij de functie van dichter niet noemde. Het is hoe dan ook een mooi gedicht van een bijzondere dichter.
.
Alles mag je worden
.
Het springzaad knapt, de brempeulen
knallen open en jij ligt er in je wieg
als een popelend boontje bij.
.
Alles mag je worden van mij: zeeman,
boswachter, archeoloog. Of –
als je leven ingewikkeld loopt –
.
gesponsord ontdekker van aangroei
werende stoffen voor scheepsverf,
alleenstaand paddenstoelenfotograaf,
.
pacht- en beestenlijstenonderzoeker
van verdwenen Drentse keuterijen…
Behalve ongelukkig. Beloofd?
.
De nek van het paard
J. Eijkelboom
.
Soms komen dingen samen die je van te voren niet had zien aankomen. Zo liep ik afgelopen weekend in het plaatsje Wemeldinge in Zeeland en in de hoek van een tuin tussen twee heggen zag ik daar een paard. Niet zomaar een paard, nee een paard van kunststof. Naast dat ik mij meteen afvroeg waarom iemand een kunststof paard zou willen bezitten en dit in zijn tuin zou willen plaatsen kwam ook meteen de vraag op waarom je zo’n bezit dan ergens wegstopt in een hoek verscholen achter twee heggen.
Maar dat is niet de reden dat ik er hier over schrijf. De reden is dat ik daags daarvoor in de bundel ‘Tot zo ver’ De meeste gedichten van J. Eijkelboom (1926 – 2008) uit 2002 had zitten lezen en ik bij het aanzicht van dat paard (en dan met name de achterkant en dus de nek van dat paard) meteen moest denken aan een gedicht uit die bundel getiteld ‘de nek van het paard’. Dit gedicht verscheen oorspronkelijk in de bundel ‘Het arsenaal’ uit 2000. Allerlei details en onderdelen (trottoir, de nek, de staart, het gebogen hoofd) deden me aan dit gedicht denken. Uiteraard heb ik een foto van dit paard gemaakt omdat ik daar en toen wist dat ik dit bericht op mijn blog ging plaatsen.
.
De nek van het paard
.
De weg is bekend en precies
weet ik nog waar de mustang toen liep,
tussen trottoir en trottoir
dwars door de straat.
.
Maar was het cowboy of indiaan
die hem bereed? En van het paard
zie ik in feite niet meer dan de nek,
die strakgespannen boog
.
en ja, een golvende staart,
bijna reikend tot aan de grond.
Je kende wel het briesende paard
van horen zingen, maar
.
dat gebogen hoofd was trotser
dan wat ik ooit had meegemaakt:
ons leven in deemoed
met trappelpasjes achterhaald.
.
totaal witte kamer
Gerrit Kouwenaar
.
Op verzoek van dichter Hans Franse deel ik vandaag een gedicht van Vijftiger Gerrit Kouwenaar (1923 – 2014) hier met jullie. Volgens Hans een van de mooiste gedichten uit de Nederlandse literatuur. Het gedicht komt uit de gelijknamige bundel ‘Totaal witte kamer’ uit 2002. Volgens Kamiel Choi, Nederlandstalige schrijver van poëzie, essays en satirische vertellingen (1979) zou ‘witter dan samen betekenen dat het witte de essentie van ‘samenheid’ teniet doet. Samen kun je nooit volmaakt wit zijn, we zijn samen bij de gratie van leesbaarheid, van “taal en teken” in het jargon van Kouwenaar.
Hoe dan ook is het een bijzonder gedicht en om Hans (en waarschijnlijk velen) een plezier te doen hier het gedicht.
.
totaal witte kamer
.
Laten wij nog eenmaal de kamer wit maken
nog eenmaal de totaal witte kamer, jij, ik
.
dit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaal
de kamer wit maken, nu, nooit meer later
.
en dat wij dan bijna het volmaakte napraten
alsof het gedrukt staat, witter dan leesbaar
.
dus nog eenmaal die kamer, de voor altijd totale
zoals wij er lagen, liggen, liggen blijven
witter dan, samen –
.
Literaire tijdschriften
Van Awater tot De Zingende Zaag
.
Een tijdje geleden las ik een masterscriptie over literaire tijdschriften door V.J. Drost uit 2008 met als titel ‘De functie van het literaire tijdschrift in de literaire wereld’ en als ondertitel ‘Onderzoek naar de functie van 10 gesubsidieerde Nederlandstalige literaire tijdschriften in de periode van 2002 tot en met 2007 voor de Nederlandse literaire uitgeverijen.
Een van de conclusies die ik trok na het doorgelezen te hebben was dat de nadruk bij deze 10 gesubsidieerde grote bladen ligt op proza en dat men, wanneer men poëzie plaats, er een grote voorkeur is voor bepaalde dichters per tijdschrift. Zo verscheen van Drs. P. 23 maal poëzie in De Tweede Ronde maar in geen enkel ander van de 10 tijdschriften. Piet Gerbrandy kwam in 5 tijdschriften een paar keer voor maar wel 10 maal in Hollands Maandblad. Hetzelfde geldt voor Ingmar Heytze al werd hij ook 5 maal opgenomen in Passionate en Leo Vroman met maar liefst 15 plaatsingen in Hollands Maandblad.
Een andere voorzichtige conclusie die ik hieruit trek is dat literaire tijdschriften duidelijk hun favoriete dichters kennen en deze zijn, vrijwel altijd bekend of gearriveerd. Gelukkig zijn er momenteel volgens Wikipedia maar liefst 34 literaire tijdschriften van Awater tot de Zingende Zaag, nog altijd actief. Feitelijk zijn het er meer want MUGzine staat (nog) niet in deze lijst. Slechts een aantal van deze tijdschriften (op papier en digitaal) afficheert zichzelf als poëzietijdschrift.
Een groot deel van deze poëzietijdschriften heeft (gelukkig ook) aandacht voor jonge, wat mider bekende en talentvolle nieuwe dichters. Awater is een goed voorbeeld maar ook MUGzine durf ik hier wel te noemen. Het aardige ook is dat er wat deze tijdschriften betreft geen grens bestaat tussen Nederland en Blegië (Vlaanderen). Voor de allround breed georiënteerde poëzieliefhebber is er dan ook genoeg te kiezen.
En omdat er altijd wat te kiezen is wil ik dit stuk besluiten met een gedicht van een nieuwe dichter die afgelopen jaar in MUGzine stond (in #3) Marie-Anne Hermans met het gedicht ‘Tot stilstand’.
.
Tot stilstand
.
Zittend op een boomstam wrikken we
onszelf los. Deze omgevallen liefde
is niet helemaal naar wens gegaan.
.
Een verdwaalde padvinder op badslippers
flipflopt voorbij, de zorgen op zijn rug.
.
Binnenin mij waait en wiekt
de vlinderjacht nog onbestendig.
.
Als we op een boomstam zitten,
zijn we prettig in de omgang.
.
Dat frambozen zoeter smaken in de herfst
wil ook niemand geloven.
.
En dan stopt het
Alfred Schaffer
.
Als je, zoals ik, al vele jaren poëzie leest, erover schrijft en met poëzie bezig bent, dan denk je dat je de meeste dichters uit Nederland toch wel tenminste van naam kent. Groot was dan ook mijn verrassing toen ik hoorde dat Alfred Schaffer de P.C. Hooftprijs voor poëzie is toegekend in 2021. Wie dacht ik? Ik kom er steeds meer achter dat hoe meer ik poëzie lees en denk te weten hoe minder ik van poëzie weet. Dat is een vreemde ervaring maar tegelijkertijd ook een prettige constatering, tenslotte blijft er altijd iets te leren, te weten te komen of mee verrast te worden.
Alfred Schaffer dus. geboren in Leidschendam (vlakbij nog wel) in 1973, verhuisde hij na zijn studie Nederlandse taal- en letterkunde en Film- en theaterwetenschappen aan de Universiteit Leiden naar Zuid Afrika waar hij in 2002 promoveerde en aan de slag ging als docent moderne Nederlandse letterkunde. Van 2007 tot 2010 was hij fondsredacteur bij De Bezige Bij in Amsterdam, en redacteur van het tijdschrift ‘Bunker Hill’, dat in 2008 werd opgeheven. Hij keerde in 2011 terug naar Zuid-Afrika en werd docent bij de vakgroep Afrikaans en Nederlands van de Universiteit Stellenbosch. Hij is ook medewerker voor poëzie van De Groene Amsterdammer en de Zuid-Afrikaanse dagbladen Die Burger en Beeld.
Als dichter debuteerde hij in 2000 met de bundel ‘Zijn opkomst in de voorstad’. Daarna volgde nog verschillende bundels en daarvoor werd hij meerdere malen bekroond of genomineerd voor literaire of poëzieprijzen. Zo ontving hij onder andere de Jan Campertprijs, de Ida Gerhardt Poëzieprijs, de Paul Snoekprijs en werden zijn dichtbundels maar liefst drie keer genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. Ook stelde hij bloemlezingen samen van moderne Afrikaanse poëzie samen met Antjie Krog, van het werk van Elisabeth Eybers en van het werk van H.H. ter Balkt.
De jury van de P.C. Hooftprijs noemde zijn werk in haar rapport volstrekt oprecht en zonder pretenties en poëzie die zich onderscheidt door een sprankelende veelstemmigheid. Door de P.C. Hooftprijs is mijn kennis van de dichters uit het Nederlands taalgebied weer wat toegenomen en daarom het gedicht ‘En dan stopt het’ uit zijn debuutbundel uit 2000.
.
En dan stopt het
.
De afgelopen dagen denk ik meer en meer
aan het eiland van mijn moeder
en het huis van haar vader,
het had blauwe buitenmuren en geen deuren,
zoals de meeste huizen aan de baai.
.
De zee,
het blauwe huis op het strand,
de boom in de keuken die men uit bijgeloof
niet had willen omkappen, er was zelfs
een gat gemaakt in het dak –
alles komt steeds meer op hetzelfde neer:
.
daar staat mijn vader,
maar nu zonder zijn vrouw of zijn schoonvader,
de enige blanke man in zee
en hij kan niet zwemmen.
Voetje voor voetje stapt hij, zonnebril op,
met een brede grijns door het ondiepe water.
.
Deze domme dagen zoek
of bedenk ik maar wat bij elkaar, met stomheid
geslagen.
Zo voorbeeldig, en dan stopt het.
.
Foto: Trouw
Ja, ik wil
Willem Alexander en Maxima
.
Soms kom ik dichtbundels tegen die ik wil hebben, niet perse door de inhoud maar door het thema of de gelegenheid waarvoor ze zijn gepubliceerd of uitgegeven. Dit gaat zeker op voor de kleine bundel ‘Ja, ik wil’ Gedichten voor Willem Alexander en Maxima, van uitgeverij Meulenhoff uit 2002, uitgegeven naar aanleiding van het huwelijk van de koning en de koningin.
Dit kleine bundeltje bevat veertien gedichten uit de cassette met achttien gedichten die door de stad Amsterdam als huwelijksgeschenk werd aangeboden aan Willem Alexander en Maxima. Het cadeau werd samengesteld in opdracht van het gemeentebestuur van Amsterdam naar een idee van het Amsterdams Fonds voor de Kunst.
In de bundel, die vooraf wordt gegaan door de toespraak van burgemeester Job Cohen, staan gedichten van een bonte verzameling dichters. Van Anneke Brassinga en Adriaan Morriën tot Def P. en Diana Ozon. Maar er staat ook een gedicht in van de Zuid Afrikaanse Elisabeth Eybers getiteld ‘Willem Alexander en Máxima’.
.
Willem Alexander en Máxima
.
Onverbiddelik aanwijs op die troon
moet hij die verwagting van almal beloon;
.
dog per ongeluk, óf per geluk, het hij
reeds sij gretige blik in die richting laat glij
.
van ’n liewe, innemende meisiemens
wat vervulling bied aan zij soetste wens:
.
tesame kan hiertoe begunstigde paar
die veeleisende opdaag klaarspeel, nie waar?
.
Poëzie luisteren
Ode aan de nacht
.
Poëzie moet je lezen, regelmatig lezen, herlezen, maar poëzie kun je ook voor laten lezen of laten voordragen. In tijden van Corona is het moeilijk om poëziepodia te bezoeken (al komen er het en der wel weer initiatieven onder strenge regels tot stand) dus kun je kijken naar alternatieven. Zoals het luisteren naar poëzie. Dat kan via Youtube (er is echt een heel grote verzameling binnen en buitenlandse dichters te beluisteren), via streamingdiensten of gewoon nog ouderwets vanaf cd’s.
Ik schreef op dit blog al eerder over luister cd’s met poëzie zoals over https://woutervanheiningen.wordpress.com/2014/04/29/dichters-in-de-nacht/ Dichters in de nacht, twee cd’s met een registratie van de 25ste nacht van de poëzie in Vredenburg Utrecht, maar ook over https://woutervanheiningen.wordpress.com/2013/12/14/de-goddelijke-vonk/ De goddelijke vonk, gesprekken met dichters uit het NPS-radioprogramma Kunststof, en https://woutervanheiningen.wordpress.com/2015/01/09/taal-zonder-mij/ over het 4 cd-luisterboek ‘Taal zonder mij’ van Kristien Hemmerechts van uitgeverij Rubinstein.
Daar wil ik er vandaag een aan toe voegen. In 2005 namelijk (voordat ‘Dichters in de nacht’ verscheen in 2006) kwam de 4-cd verzameling uit onder de titel ‘De nacht van de poëzie’ samengesteld door Anneke van Dijk en Koen Vergeer. Op deze 4 cd’s zijn de beste voordrachten van 25 jaar Nacht van de poëzie verzameld. Vrijwel alle bekende dichters die er ooit stonden zijn vertegenwoordigd op deze 4 cd’s: Lucebert, Hugo Claus, Rutger Kopland, Gerrit Komrij, Judith Herzberg, Jules Deelder, Herman de Coninck, Leo Vroman, Remco Campert, Tjitskes Jansen en ga zo maar door. Een feest der poëzie kortom, 4,5 uur luisterplezier. En hoewel uit 2006 is deze prachtige verzameling nog steeds te koop voor een vriendelijke prijs.
In 2002 stond Anneke Brassinga op de Nacht van de poëzie. Van haar het gedicht ‘Aan zee’ uit haar bundel ‘Wachtwoorden’ uit 2005.
.
Aan zee
.
De wind weegt de woorden
bevindt ze te licht
de wind huilt, veegt de woorden
van tafel, uit het zicht
.
het stormvogeltje dat ze opslikt
zal stijgen tot de hoogten van de reuzenalbatros
of alleen nog willen krijsen
zoals ik, bestoven aap op stok.
Het reisplan
Jan de Bas
.
Elke vakantie, elke reis heeft een reisplan nodig. In 2002 publiceerde dichter Jan de Bas de bundel ‘Dat zijn zo de dingen waar het hier om gaat’. In deze bundel staat het gedicht ‘Het reisplan’. Lees dit gedicht en je weet hoe het zit.
.
Het reisplan
.
Dit, het plan te hebben om,
het ten uitvoer willen brengen,
het uitstellen vanwege,
het bijstellen omdat.
Je weet maar nooit.
Het overboord gooien
ergens halverwege,
want er staat geschreven:
‘Wie veel leest,
heeft veel gereisd.’
Hier een foto van maken
in woorden.
De foto bekijken en dan
denken: ‘ja, kom,
laten we gaan reizen.’
.














