Site-archief
De levens van Claus
Sonnet XIV
.
Afgelopen week was bij Jeroen en Sophie Onno Blom (onder andere biograaf van Jan Wolkers) aanwezig om over de nieuwe biografie van Hugo Claus (1929 – 2008) te praten. Natuurlijk kwam de veelzijdigheid van Hugo Claus aan de orde. Zo stond men stil bij zijn werk als schrijver, filmregisseur, schilder en, uiteraard, als dichter. Blom noemde Claus toch vooral een dichter en heel eerlijk gezegd ben ik dat wel met hem eens.
Er werd ook een fragment getoond uit Dit is … Adriaan van Dis, waarin Adriaan van Dis aan Claus vraagt om een gedicht voor te lezen. Wanneer Claus dit wil gaan doen zegt van Dis dat ze er violen onder zullen zetten. Op dat moment gooit Claus de bundel weg. Er wordt geen gedicht voorgelezen. Wanneer Sophie aan Blom vraagt zijn favoriete gedicht voor te lezen maakt ze nog even het grapje van de violen maar gelukkig levert Blom.
Het favoriete gedicht van Hugo Claus in de ogen van Onno Blom is ‘Sonnet XIV’. Dit gedicht komt uit de bundel ‘Ik schrijf je neer’ uit 2002.
.
Sonnet XIV
.
als dan het koperen keteltje vol as
van wat ik was wordt leeggeschud
over het geduldig gras,
mijn lief, sta daar niet voor schut
.
en veeg de rimmel van je wangen.
Denk aan de vingers die deze regels schreven
in onze tijd van verlangen
en die je streelden tijdens hun leven.
.
En lach om wat ik was, onder meer
het gesnurk in de bioscoop,
de onderbroek die steeds afzakte,
.
de debiele grap en de logge loop
naar jou keer op keer
toen ik je warme weelde pakte.
.
Aankomst
Steven Van Der Heyden
.
Afgelopen weekend maakte ik persoonlijk kennis met de Vlaamse dichter Steven Van Der Heyden (1974). Eerst tijdens een diner met Hans en Andrea Franse en Steven en daags erna bij de bundelpresentatie van de nieuwste bundel van Hans Franse ‘Zelfportret met Woord’. Nu kende ik Steven al van zijn poëzie. In 2022 verschenen zijn gedichten al in nummer 14 van MUGzine en in 2023 opnieuw in nummer 20 als winnaar van de Rob de Vosprijs 2023 uitgeschreven door Meander.
Bij de bundelpresentatie droeg Steven niet alleen een gedicht van Hans Franse voor maar hij reageerde ook op dit gedicht met een eigen gedicht. Steven kreeg het tweede eerste exemplaar uitgereikt (het eerste eerste exemplaar werd uitgereikt aan dhr. Bruijn, voorzitter van de Eerste Kamer) omdat hij had meegelezen met Hans tijdens het samenstellen van de bundel (samen met Monica Boschman overigens die er helaas niet bij kon zijn).
Steven Van Der Heyden (stadsdichter van Roeselare 2024-2025) heeft zelf in 2023 zijn eerste solobundel uitgebracht getiteld ‘Filigraan’ die ik nu aan het lezen ben. Ik begreep van hem dat er inmiddels een tweede druk is gemaakt omdat de eerste druk al snel uitverkocht was. Terecht want zijn poëzie is van een hoog niveau en zeer leesbaar. Als voorproefje hier het gedicht ‘Aankomst’ uit deze bundel.
.
Aankomst
.
Ik ben het kind van bittere verwijten,
zoon van een vader die niet lacht,
los zand op een plattegrond van genen.
.
Mijn vermoeden van familie,
een stilleven met het terloopse
van een polaroid.
.
Hoe ik bijna een reden voel om te blijven
ondanks vluchtlijnen, barsten in mijn dagen.
Perspectief een kans geven.
.
Ik los de wereld op in een shot,
ben brandstof voor een droom.
.
v.l.n.r. Hans Franse, Wouter van Heiningen, Steven Van Der Heyden (foto: Marjon van der Vegt
Saamhorig
Luuk Gruwez
.
Dichters kunnen in hun poëzie de wereld verkennen, leren kennen, ontdekken. Dat kan door zonder omhaal van woorden een onderwerp te pakken en dat te beschrijven of, zoals Luuk Gruwez (1953) in het gedicht ‘Saamhorig’ beginnend met de wereld en eindigend met het heelal (je kunt maar een allesomvattend onderwerp nemen nietwaar). Het aardige aan dit gedicht is dat de wereld al heel groot is en het heelal oneindig maar dat Gruwez in dit gedicht ervoor kiest aan de hand van juist hele kleine dingen die hele grote wereld daarbuiten betekenis te geven.
Toen ik het gedicht las in ‘Garderobe’ een keuze uit al zijn gedichten uit 2010, dacht ik even dat ik al eens een gedicht met die titel had geplaatst op dit blog. Als je richting de 5000 berichten gaat weet ik nou eenmaal niet precies meer waarover ik allemaal geschreven heb. Het bleek een gedicht te zijn met net een iets andere titel namelijk ‘Saamhorigheid‘ van Isis van Geffen. Dit had een aardig dubbelgedicht kunnen zijn.
.
Saamhorig
.
Er moet een wereld van verloren dingen zijn
waarin een handschoen, inderhaast vergeten,
het aanlegt met een oude krant,
een sjaal, een zakdoek of een kam.
De handschoen mist de hand niet meer,
de zakdoek heeft geen jammernis,
en zelfs de sjaal taalt niet meer naar warmte
van kindermeiden en van moeders.
Al het verlorene is saamhorig.
Maar wat met tederheid die overbodig werd,
met kippenvel dat blijven wou,
de eerste natte droom, het domste lief,
het speelgoed van een kind dat stierf?
En doen alsof men alles kan vergeten,
hoewel men, plompverloren als een mens,
alleen in het heelal moet zijn.
.
Lies van Gasse
Wassende stad
.
Lies van Gasse (1983) is een Vlaamse kunstenaar en dichter. Van Gasse won al op jonge leeftijd diverse poëzieprijzen zoals de Literaire prijs van Harelbeke voor dichters tot 25 jaar (2005) en de Prijs voor poëzie van de provincie Oost-Vlaanderen (2011). In 2009 werd ze benoemd tot aanstormend talent in het Waasland. In 2022 werd ze samen met Yannick Dangre, Lotte Dodion, Ruth Lasters en Proza-K voor twee jaar tot stadsdichter van Antwerpen benoemd.
Lies van Gasse maakt illustraties, organiseert tentoonstellingen en schreef dichtbundels. En ze was verantwoordelijk, samen met Laurens Ham voor deel 3 van ‘Woorden temmen‘, het fijne initiatief van Kila van der Starre en Babette Zijlstra.
In 2017 publiceerde Van Gasse de poëziebundel ‘Wassende stad’. In deze bundel staat het onderstaande titeloze gedicht. Voor een beschrijving en analyse lees je hier verder.
.
Zoet is mijn woud,
zwaar zijn strelende takken,
hard klinkt de toon in mijn binnenoor.
Ik heb niet geslapen.
Ik heb mij gebald tot knop.
Groene velden glijden.
Op zachte tenen loopt een kat
in nat gras.
In een zout landschap
groeien bloemen van vis.
Dit stut ons.
Bladeren schijnen, melkwit.
Rode zaden, vlekken,
korte okselknoppen.
.
Dichter over dichter
Cees Nooteboom voor Hugo Claus
.
In de bundel ‘Zo worden jaren tijd’ Gedichten 2022-1955 (grappig detail, de nieuwste gedichten stonden als eerste in de bundel, de vroegste als laatste) van Cees Nooteboom (1933) uit 2023 staat een In memoriam Hugo Claus (1929-2008). Een gedicht waarin Nooteboom de dichter Claus memoreert. De twee dichters kenden elkaar lang en goed.
In april 1983 gingen Cees Nooteboom en Hugo Claus twee dagen lang in gesprek met elkaar. Het duo wandelde langs plekken in Kortrijk die een rol spelen in Claus’ ‘Het verdriet van België’ om er de werkelijkheid te toetsen aan die van de roman. BRT-radioman Bob de Groof nam in 1983 de gesprekken tussen Cees Nooteboom en Hugo Claus op. Het resultaat werd een radioreeks van 4 keer 43 minuten, die destijds werd uitgezonden in het Radio 2-programma Het Vertoon. Een podcast avant la lettre.
Niet zo verwonderlijk dus dat Nooteboom een gedicht aan de herinnering van Hugo Claus schreef. Op de website atelierpoesia.it met vertaalde poëzie kwam ik ook nog eens het betreffende gedicht ‘Avond’ tegen in een Italiaanse vertaling ‘La sera’. De Nederlandse variant (het origineel dus) komt er op deze website wat beroerd af (veel typo’s en weggelaten letters). Voor allen die het Italiaans machtig zijn dan wel als moedertaal hebben voeg ik die versie hier toe.
.
Avond
in memoriam Hugo Class
De blauwe stoel op het terras, koffie, avond,
de euforbia reikend naar afwezige goden,
vol heimwee naar de kust, alles een alfabet
van geheime verlangens, dit is zijn
laatste gezicht voor het duister,
het floers in zijn hoofd. Hij weet,
verdwijnen zullen de vormen van woorden,
in zijn kelk alleen nog maar droesem,
de lijnen niet meer verbonden
die vroeger gedachten waren,
hier komt geen woord meer
dat waar is. Vergruisde grammatica,
bewogen beelden zonder brug,
van de wind het geluid
maar niet meer de naam,
iemand heeft het gezegd
en de dood lag op tafel,
een trage bediende, wachtend
in de gang, dom lachend,
bladerend in zijn krant
met ontzinde berichten.
Dit alles weet hij, de euforbia,
de blauwe stoel, de koffie op het terras,
de dag die hem langzaam omwikkelt
en dan met hem wegzwemt,
een zachtmoedig dier
met zijn prooi.
.
La sera
in memoria di Hugo Claus
La sedia blu nel bar all’aperto, il caffè, la sera,
l’euforbia che protende verso gli dei assenti,
con tanta nostalgia della costa, tutto è un alfabeto
di desideri nascosti, questa è la sua
ultima immagine prima delle tenebre,
il velo sul suo viso. Lo sa,
le forme delle parole scompariranno,
nel suo calice solamente la feccia,
le linee che prima formavano pensieri
non connetteranno,
qui nessuna parola sarà più
vera. Una grammatica frantumata,
immagini mobili senza un appiglio,
del vento solo il rumore
ma è scomparso il nome,
qualcuno l’ha detto
e il morto giaceva sulla tavola,
un inserviente stanco, mentre aspetta
nel corridoio, ride come uno stupido,
sfogliando il giornale
pieno d’inutili notizie.
Lui sa tutto, l’euforbia,
la sedia blu, il caffè al bar all’aperto,
il giorno che lento l’ha avvolto
e poi se n’è nuotato via insieme a lui,
un animale mansueto
con la sua preda.
.
De Ultieme Hallucinatie
Poëziesalon in het Cohn-Donnayhuis
.
In Brussel bezocht ik de Ultieme Hallucinatie, een restaurant in een voormalig herenhuis dat volledig in Art Nouveau stijl is ingericht. Het Herenhuis of Hôtel Cohn-Donnay is een herenhuis aan de Koningsstraat in Brussel dat dateert van 1836. Het werd in neoclassicistische stijl gebouwd, inclusief het bijgebouw, de stallen en de koetshuizen aan de Poststraat. Het echtpaar Cohn-Donnay liet de woning in 1904 zodanig verbouwen in art nouveau-stijl dat het een icoon van deze stijl zou worden. Gevels, interieur en meubilair, het muziekpaviljoen en de wintertuin zijn sinds 1988 beschermd volgens koninklijk besluit.
Op de gevel las ik op een bordje dat er ook een poëziesalon gevestigd was geweest in het herenhuis. Op de bovenverdieping was inderdaad een prachtig meubel gemaakt waarop dichters plaats konden nemen en hun poëzie voordragen. De rondleider wist niet veel meer te vertellen dan dat er destijds, toen het nog het huis van de familie Cohn-Donnay was, poëziemiddagen werden georganiseerd. Het moet een waar genoegen geweest zijn om vanaf dat prachtige meubel aan een grote hoge kamer gevuld met aandachtig luisterend publiek, poëzie voor te dragen.
Tony Rombouts (1941, dichter, performer en organisator van ontelbare poëziemanifestaties, waaronder vijf Nachten van de Poëzie in Antwerpen. Verder was hij ook redacteur bij verschillende literaire tijdschriften en startte hij uitgeverij Contramine) schreef het gedicht ‘Het Salon’ over een andere poëziesalon maar het past er zeker bij.
.
Het salon
.
Want deze kamer van Volstrekte Schoonheid
danig overladen
ademt hoorbaar en zwaar,
en laat voor de heldhaftige aanwezigen
slechts nauwelijks zuurstof over
om amper enkele ogenblikken
verder te bestaan.
.
Zichzelf zorgvuldig vormend en modulerend
tot in de verste uithoeken
van de meest verborgen verbeelding,
beheert en beheerst
deze ruimte haar onbeperkte vermogen
als een zorgvuldig op alle
mathematische mogelijkheden
uitgetest, zich steeds weer
herprogrammerend geheel.
.
Dit uiterst doeltreffend organisme
overweldigt punctueel
ieder organisch wezen
dat onverwachts bedolven
onder de razende lawines
van zijn meest geheime begeerte
geen teken van leven meer kan geven.
.
De schamele geluiden
van het onontkoombare stikken
sterven dan ook in de gesteven stilte
van het waarachtig ontbrekende stof.
.
Een heiden in een heiligdom
Daan Anthuenis
.
In de Verbeke foundation, een bijzondere kunstcollectie in Kemzeke, Vlaanderen, viel mijn oog in de museumwinkel op een klein boekje. Waarschijnlijk omdat het op A6 formaat was gedrukt (net als de MUGzines). Het betrof hier een poëziebundeltje van historicus, filosoof en dichter Daan Anthuenis (1943-2018) met de titel ‘Een heiden in een heiligdom’.
Anthuenis was in de jaren zeventig cultuurattaché en werd in de jaren tachtig ook schepen (wat wij wethouder zouden noemen) voor Cultuur in Sint-Niklaas, van 1983 tot 1988. Daarna was hij actief voor de SP in Sint-Niklaas, waarvan hij ook voorzitter werd. Hij werd ook nog voorzitter van het Cultureel Centrum in Sint-Niklaas.
Hoewel hij vocht al jaren een vorm van kanker had, weerhield het hem er niet van om met een groot optimisme te leven en elke dag te omarmen. Als kunstkenner en filosoof bleef hij volop actief in het cultureel leven. Zo zette hij zich onder meer in voor artistieke projecten in de Verbeke Foundation. Daar organiseerde hij ook ‘Het Feest van de Vriendschap’. “Een dag van dankbaarheid, voor zovele echte vrienden, de échte rijkdom van het leven”, omschreef hij dat initiatief. Ook bracht hij nog verscheidene poëziebundels uit. Het kleine bundeltje ‘Een heiden in een heiligdom’ is daar één van. Dat hij als dichter erkenning kreeg blijkt ook uit zijn deelname aan het Poëziepad Puivelde (een dorp in de gemeente Sint-Niklaas), een poëtische wandelroute van 13 kilometer waaraan ook dichters als Dirk van Bastelaere (1960), Lut de Block (1952) en Jana Arns (1983) deelnamen.
Uit het bundeltje ‘Een heiden in een heiligdom’ koos ik een gedicht zonder titel.
.
Hoe in godsnaam
kan een nijlpaard,
kan een neushoorn
een heuvel opklimmen?
.
Een os ja, dat lastdier
dat stenen sjouwt
en sjouwend sterft.
Of een draak die vliegt,
vuur- en waterspuwend,
dat kan .
.
Maar zwaargewichten
uit Afrika!
Niet.
.
Onrustig en ongemakkelijk
Erik Spinoy
.
Enige tijd geleden las ik een gedicht van Erik Spinoy. Het staat in de bundel ‘L’ en had de intrigerende titel ‘Kon dit veel langer straffeloos?…’. Al lezende voelde ik enige onrust en ongemak. Zonder het expliciet te benoemen (zoals een goede dichter betaamt zou ik zeggen) schetst Spinoy een beeld van een gevangene in een kale koude cel, naakt, in angst voor een afstraffing of erger. Dit is voor mij een mooi voorbeeld van een dichter in verzet. In dit geval, zo las ik in een samenvatting van de bundel, zoekt de dichter een antwoord op de vraag waarom de droom van broederlijkheid onder alle mensen, geen werkelijkheid is geworden. Staan we voortaan met lege handen in een cynische werkelijkheid zonder uitzicht.
Erik Spinoy (1960) is hoogleraar literatuur en culturele theorie aan de Universiteit van Luik, dichter en essayist. Hij debuteerde in 1985 met de bundel ‘Golden Boys’ waarna nog verschillende bundels verschenen van zijn hand als ‘De jagers in de sneeuw’ (1986), ‘Fratsen’ (1993), ‘Boze wolven’ (2002) ‘L’ (2004) en ‘Dode kamer’ (2011), dat bekroond werd met de Jan Campert-prijs. Zijn laatste dichtbundel dateert alweer uit 2015 ‘Nu is al te laat’.
In 2012 schreef Spinoy ook het Gedichtendagessay As/zteken. Spinoy was ook korte tijd redacteur van De Vlaamse Gids. Gedichten uit zijn bundels verschenen in voorpublicatie in allerlei Vlaamse en Nederlandse tijdschriften, waaronder R.I.P., Yang, Het liegend konijn, Dietsche Warande en Belfort en De Brakke Hond.
.
Kon dit veel langer straffeloos?…
Kon dit veel langer straffeloos?
Iets zette uit en broeide
en men voelde
dingen liepen uit de hand
dreven naar de rand en
gingen veel en veel
te ver
geruchten zwollen aan
van strovuur tot
uitslaande brand.
Honden blaften elke nacht
de maan scheen vol
doodsbleek
te rijp
als oude schimmelkaas.
Gisteren nog
de muren van de cel als door gezang
trompetgeschal slechts neergehaald
en goed
daar zat je dan:
ijskoud
naakter dan een rode slak
een dooier zonder schaal
een walnoot zonder dop
een brein dat weerzin wekt
zo zonder schedeldak
dat krimpt voor
de verwachte klap.
.
















