Site-archief
Rokertje
Nico Scheepmaker
.
Mij is opgevallen dat tabakszaken tegenwoordig beter verborgen zijn, minder opvallend, dan coffeeshops (waar ze softdrugs verkopen). Tegenover mijn werk is in een winkelcentrum niet zo lang geleden een nieuwe tabakszaak geopend waarvan ik in eerste instantie niet door had wat er überhaupt verkocht werd. Je kan er niet naar binnen kijken, er zijn geen reclame of andere uitingen waarvan je kan denken: oh een tabakszaak!. Je moet langs een dubbel muur en daarachter ( ik ben niet binnen geweest maar dat vermoed ik) bevindt zich de winkel. Aan de voorzijde slechts wat attributen die je, met enige fantasie, aan een tabakszaak kan koppelen.
Wanneer ik in de stad dan langs een coffeeshop loop dan zie je prijslijsten, grote foto’s van weelderige wietplanten en allerlei foto’s en afbeeldingen die weinig aan de fantasie overlaten. Toen ik hierover nadacht moest ik weer denken aan de bundel die Peter van Straten (1935-2016) en Henny Vrienten (1948-2022) ooit samenstelde over rokers. Dus heb ik de bundel ‘Aan de laatste roker’ (2014) opgezocht. Veel geweldige tekeningen van Peter van Straten die de lulligheid ten top zijn als het gaat over het afbeelden van (verstokte) rokers.
En een hele fijne verzameling gedichten van bekende en iets minder bekende dichters over rokers en roken. Uit het uitbundige aanbod koos ik het gedicht ‘Verslaving’ van Nico Scheepmaker (1930-1990) dat oorspronkelijk gepubliceerd werd in ‘De gedichten’ uit 1991. Een gedicht uit een tijd dat er op feestjes nog uitbundig gerookt werd (zie de derde strofe).
.
Verslaving
.
Ik heb nooit hasj gerookt, en zelfs geen sigaret
heeft mijn gestel ooit kunnen ondergraven.
Wat dat betreft behoor ik tot de braven
die conformistisch zijn van foetus tot skelet.
.
Hoewel, wat wil dat zeggen: conformisme,
als al je vrienden en vriendinnen roken
en met de bouillabaisse de as meekoken?
Niet-roken is een vorm van nihilisme.
.
Als Brave Hendrik sta je aan de kant
met het gelijk uitbundig aan je zijde,
en je ziet toe: de typisch uitgewijde,
met hoogstens een gebaksvork in je hand.
.
God geve dat ik eens, als oude man,
de weg naar de verslaving vinden kan.
.
Wat maakt een gedicht?
Gemeenschappelijke kenmerken van poëzie
.
Ik mag graag rondzwerven op het wereldwijde Internet op zoek naar hoe men denkt en schrijft over poëzie. Ik schreef er al over in 2019, nogmaals 2019, 2017, 2015, en 2013. En als je goed zoekt waarschijnlijk nog wel vaker. Lezen over poëzie kan je helpen bij het zelf, beter, schrijven van poëzie. Maar wat het allerbeste werkt is heel veel poëzie lezen, het vakmanschap door je eigen ogen binnen halen en daar je eigen draai aan geven.
Op Literacyideas.com kwam ik het volgende artikel tegen. Voor het gemak heb ik de belangrijkste gemeenschappelijke kenmerken van poëzie voor je uit het artikel geplukt en vertaald. Natuurlijk is dit geen uitputtende lijst van gemeenschappelijke kenmerken. Als je meer over poëzie leest mis je er al snel verschillende (verdichten van tekst, aanspreken door de dichter, enjambement – het afbreken van zinnen en woorden-, gebruik van witregels etc.) maar zo’n eerste korte lijst kan je al wat houvast geven. Dit is wat Literacyideas zegt over de gemeenschappelijke kenmerken van een gedicht:
● Het ziet eruit als een gedicht – als het eruitziet als een gedicht en leest als een gedicht, dan is de kans groot dat het inderdaad een gedicht is. Poëzie bestaat uit regels, waarvan sommige volledige zinnen zijn, maar veel niet. Bovendien lopen deze regels meestal niet consequent uit tot in de marge, zoals in bijvoorbeeld een roman. Dit alles geeft poëzie een onderscheidende en herkenbare uitstraling op de pagina.
● Het heeft vaak een onderliggende vorm die dingen bij elkaar houdt – hoewel dit niet altijd waar is (bijvoorbeeld in sommige vrije verzen), voldoet veel poëzie aan een voorgeschreven structuur, zoals in een sonnet, een rondeel, een haiku enz. Tegenwoordig gaat dit steeds minder op want het ‘vrije vers’ is bovenliggend.
● Het maakt gebruik van beelden – als een dichter serieus is, zullen deze proberen om beelden in de geest van de lezer te creëren met behulp van veel zintuiglijke details en figuurlijk taalgebruik.
● Het heeft een zekere muzikaliteit – we zouden kunnen denken dat de natuurlijke incarnatie van poëzie het geschreven woord is en zijn habitat, de pagina, maar het gedrukte woord is niet waar de oorsprong van poëzie ligt. De vroegste gedichten werden mondeling gecomponeerd en in het geheugen vastgelegd. We kunnen nog steeds zien hoe belangrijk de klank van taal is als we gedichten hardop voorlezen. We zien het ook terug in de aandacht voor muzikale middelen die in het gedicht zijn verwerkt. Poëtische hulpmiddelen zoals alliteratie, assonantie en rijm bijvoorbeeld.
Doe er je voordeel mee zou ik zeggen maar vergeet niet dat de beste dichters vaak ook de beste lezers (van poëzie) zijn. Daarom hier een gedicht over poëzie, met als titel ‘Poëzie’ van één van de beste dichters uit het Nederlands taalgebied, mijn favoriet, de Vlaamse dichter Herman de Coninck (1944-1997) uit ‘De gedichten’ uit 1998.
.
Poëzie
.
Zoals je zegt ‘Val maar, sneeuw’
als het al een half uur sneeuwt,
.
zo heb ik er 45 jaar over gedaan
om er 45 jaar over te doen,
.
zo zeg ik ‘slaap maar’
tegen een dochter die al lang slaapt
.
en heb het daar twee uur later
nog altijd een beetje warm van,
als een thermos.
.
Spel
Harry Mulisch
.
In de Volkskrant las ik afgelopen week, in de column van Sylvia Witteman, een aantal regels uit het gedicht ‘Dat komt gewoon doordat zijn vader eens’ van Harry Mulisch (1927-2010). Het gedicht kwam me bekend voor en het bleek dat ik er al eens over had geschreven in 2015. Maar zoals dat vaak gaat, als ik eenmaal bij een dichter ben uitgekomen ga ik verder op zoek en toen kwam ik het gedicht ‘Spel’ tegen van Mulisch. Het is, misschien niet in dezelfde mate als ‘Dat komt gewoon doordat zijn vader eens’, een bijzonder Mulisch gedicht en dus alle reden om het hier te delen. Het gedicht komt uit ‘De gedichten 1974-1983’ uit 1987.
.
Spel
.
’t is takkenweer.
het kind bemint
zijn vader zeer.
.
het spel begint.
ik was de vader,
zegt het kind.
.
de vader staat
verbeten op.
de vader slaat
.
door haat verblind
de deur in ’t slot.
’t is bitter koud.
.
de vader zint:
ik zoek een vrouw,
ik maak een kind.
.
Herman de Coninck
Lieveling
.
In mijn boekenkast staat al jaren een prachtig boek waaruit ik al vele malen iets heb gedeeld. Het betreft hier ‘De gedichten’ van één van mijn favoriete dichters aller tijden Herman de Coninck uit 2014. . Nadat deze bundel en het werk van de Coninck (1944 – 1997) in mijn leven kwam heb ik maandenlang elke zondag een gedicht van hem gedeeld als dichter van de maand omdat ik de taal en de poëzie van de Coninck zo wonderschoon vind.
Inmiddels is het alweer even geleden dat ik voor het laatst iets over Herman schreef of van hem deelde en daar komt vandaag verandering in. In de bundel lezend kwam ik het gedicht zonder titel tegen dat oorspronkelijk verscheen in de bundel ‘De lenige liefde’ zijn debuutbundel uit 1966. Omdat het hier weer zo’n sprankelend en lief gedicht betreft vind ik dat ik, zeker in deze tijden van crisis, waarin iedereen wel een beetje liefde en iets moois verdient, dit hier vandaag met jullie moet delen.
.
middenin de vlakte van juli
kwam ik je tegen. ik woon hier, zei je.
ik keek naar de bloemen. ja, dat zie ik, zei ik.
.
je was lenig; en je woorden waren zo
doorschijnend, ik kon je er helemaal
door zien.
en daar lag ik al in het gras
en wat hield ik in mijn hand?
een oortje, waarin ik het lange woord
‘Lieveling’ uitgoot, zonder morsen.
.
Vakantieliefde
Dubbel-gedicht
.
Over reizen en over liefde zijn vele gedichten en zelfs bundels vol geschreven. Gedichten over liefdes op reis zijn wat schaarser. Maar ze zijn er. Daarom vandaag in de categorie ‘Dubbel-gedicht’ de vakantieliefde, of in dit geval de vakantieflirt want de liefde is kort, vluchtig maar intens.
Het eerste gedicht is van Esther Jansma (1958) en is getiteld ‘Vakantie-flirt’. Het gedicht komt uit het literair tijdschrift ‘De Tweede Ronde’ uit 1985. Het tweede gedicht is van Simon Carmiggelt (1913-1987) en is getiteld ‘Verliefde reiziger’. Het gedicht komt uit ‘De gedichten’ uit 1999.
.
Vakantie-flirt
.
Witter dan zout ligt boven zee
het labyrint van oude trappen
waar wij, bij toeval uit de nacht
ontstaan, de ronde van toeristen
gaan en pizza eten.
.
Ons gesprek spoelt af en aan
tegen de stadsmuur van Sperlonga.
.
Wat jouw gezicht voor mij betekent
blijft onzeker, wel weet ik
hoe in dit licht mijn lichaam staat
en hoe jij rekent.
.
Verliefde reiziger
.
In ’t kust-pension kwam liefde hem bezoeken.
Zij at haar visje en zijn hart werd warm.
De zoutpot gaf hij haar met blijde charm
en hij sprak Engels zonder een woord op te zoeken.
.
Zijn lieven thuis geraakten in het duister,
want in zijn knieën kwam een oud gevoel.
Hij schertste wervend naar zijn zondig doel.
Zijn nieuwe pak gaf hem ’n ongekende luister.
.
Eerbiedig keek ze naar de stempels in zijn pas,
het werd haar prentenboek – een meisjesdroom.
Haar kus bleek kinderlijk; het vreemd idioom
dwong hem alleen te melden dat ze lovely was.
.
Bij ’t afscheid werd geweend; op zo’n station
spant alles samen tegen een romantisch slot.
Hij reed naar huis en voelde zich een vod,
maar leerde spoedig, dat hij snel vergeten kon.
.
O, ik weet het niet
Herman de Coninck
.
Vorige week kwam ik weer eens op de website over Herman de Coninck waar ik regelmatig kwam toen ik begon met de categorie ‘dichter van de maand’. Als lezer van dit blog die hier al lang komt, weet je dat ik ooit begonnen ben met een aantal maanden lang op elke zondag een gedicht van Herman de Coninck (1944 – 1997) te delen. Toen ik hem als dichter had ontdekt (en zwaar onder de indruk was van zijn poëtische taal, zijn spel met de taal, zijn eenvoud met diepgang) na het lezen van zijn verzameld werk ‘De gedichten’ uit 2014 en het luisteren naar het gesproken boek van zijn vrouw Kristien Hemmerechts ‘Taal zonder mij’ uit 2006 was ik fan voor het leven.
Omdat ik mijn bewondering voor Herman de Coninck nog steeds wil delen, hier na lange tijd weer eens een gedicht. Dit gedicht ‘O, ik weet het niet’ komt uit zijn debuutbundel ‘De lenige liefde’ uit 1969.
.
O, ik weet het niet
.
o ,ik weet het niet,
maar besta, wees mooi.
zeg: kijk, een vogel
en leer me de vogel zien
zeg: het leven is een brood
om in te bijten en de appels zien rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets.
.
In de bibliotheek
Herman de Coninck
.
in deze moeilijke tijden van Coronavirus en het stilvallen van het dagelijks leven zijn er gelukkig nog instituten waar je terecht kan wanneer je gedwongen bent om thuis te blijven. Zeker wanneer zo’n beetje elke vorm van vermaak is afgelast, geannuleerd of verzet is er niets mooiers dan naar de bibliotheek te gaan en daar het boek van je keuze uit te zoeken, te lenen en te gaan lezen.
Ik weet dat er ook bibliotheken sluiten ( zeker de grote waar op elk moment van de dag meer dan 100 mensen aanwezig zijn) maar er zijn zeker ook nog veel bibliotheken die gewoon open zijn en waar je terecht kan.
Charles Simic (1938) is een Servisch-Amerikaanse dichter en voormalig co-poëzie-editor van de Paris Review. Hij ontving de Pulitzer Prize for Poetry in 1990 voor ‘The World Doesn’t End’, en was finalist van de Pulitzer Prize in 1986 voor ‘Selected Poems, 1963-1983’ en in 1987 voor ’Unending Blues’.
In ‘ De gedichten’ de verzamelde werken van Herman de Coninck uit 1998 staat een door Herman de Coninck vertaald gedicht van Charles Simic met als titel ‘In de bibliotheek’. Als ode aan de dit belangrijke instituut dat ook heden ten dagen nog steeds midden in de samenleving staat hier het gedicht van Simic.
.
In de bibliotheek
.
Er is een boek,
’Het woordenboek der engelen’ geheten.
Vijftig jaar lang heeft niemand het geopend,
Weet ik, want toen ik het deed
Krakte de cover, verkruimelden
De bladzijden. Daar ontdekte ik
.
Dat engelen ooit zo talrijk waren
Als vliegensoorten
In de schemering
Maakten ze de lucht dik.
Je had twee armen nodig
Om ze van je af te slaan.
.
Vandaag schijnt de zon
Door de hoge ramen.
De bibliotheek is een rustige plek.
Engelen en goden opeengepakt
In donkere, ongeopende boeken.
Het grote geheim ligt
Op een schap waar Mrs. Jones
Elke dag op haar ronde voorbijgaat.
.
Ze is erg groot, ze houdt haar hoofd
Daar nog bovenuit, of ze luistert.
De boeken fluisteren.
Ik hoor niks, maar zij wel.
.
De nieuwe bibliotheek aan het Neude in Utrecht die vandaag geopend zou worden.
Dichter of Denker
Rodin
.
Het beeldhouwwerk van Auguste Rodin (1840-1917) ‘De denker’ blijkt bij nader inzien ooit door Rodin gemaakt te zijn als ‘De dichter’ lees ik in een bijlage van de Volkskrant. ‘Le penseur’, zoals het beeld door het leven gaat stelt Dante Alighieri voor, de middeleeuwse dichter die het epos La Divina Commedia of De goddelijke komedie schreef over zijn fictieve reis naar het vagevuur en de hemel.
Rodin kreeg in 1880 de opdracht tot het ontwerpen van de toegangspoort voor het nieuwe museum voor Decoratieve Kunsten in Parijs. Rodin koos als thema voor Inferno, het eerste deel van de La Divina Commedia, waarin de hel wordt bezocht. De centrale figuur aan de bovenkant van de poort was Dante zelf en Rodin noemde dit beeld aanvankelijk De poëet.
Het museum voor Decoratieve Kunsten is er nooit gekomen en Rodin begon met het gieten van De denker los van deze poort. Los van de context van de poort werd het beeld uiteindelijk De denker genoemd.
Als eerbetoon aan de Dichter moest ik denken aan het gedicht ‘Dichter’ van Hermen de Coninck. Daarom hier uit ‘De gedichten’ van Herman de Coninck dit gedicht.
.
Dichter
.
voor hem zijn alle dingen
glazen wijn: zeer verfijnde zijnden
om te laten staan tot later
en het is alsof hij heel traag
drinkt terwijl hij wacht
want verlangen wordt bezitten
van een verlangen
en geluk is wachten
op geluk.
.
Op het station
Dubbelgedicht
.
Vandaag een dubbelgedicht met als onderwerp; het station. Twee totaal verschillende dichters met elk een gedicht dat bij dit onderwerp past, in dit geval een treinstation en een metrostation. Allereerst Theun de Winter (1944) met het gedicht ‘In de hal van het Centraal Station’ uit de bundel ‘De gedichten’ uit 1972. Het gedicht verscheen ook in ‘Elf gedichten voor Piet Keizer’, in 1973 uitgegeven als hommage aan de grote Ajaxied, die dat jaar dertig jaar werd.
Het tweede gedicht is van Boelat Okoedzjava (1924 – 1998) en is getiteld ‘Liedje over de metro’. Okoedzjava is geboren in Georgië, schreef proza maar is vooral populair geworden in de Sovjet Unie als dichter en chansonnier met melancholieke en soms satirische liedjes over de oorlog, liefde, dood en eenzaamheid. Het gedicht komt uit ‘Spiegel van de Russische poëzie’ uit 2000.
.
In de hal van het Centraal Station
.
In de hal
van het Centraal Station
kon ik mij
met moeite een
volwassen handtekeningenjager
van het lijf
houden
die dacht dat ik
een van de Cats was
Mijn dochter heeft al
jullie platen
.
Persoonlijk werd ik
veel liever voor
een Beach Boy aangezien
in welke situatie
ik zou signeren
met Carl Wilson
.
Als Beach Boy had ik
geld genoeg om
mijn gebit
te laten behandelen
totdat een geringe
ruimte tussen
mijn twee voortanden
verkregen is –
een plastisch chirurg
en de kapper doen
de rest
.
Daar loopt Piet Keizer
zouden de mensen
denken.
.
Liedje over de metro
.
In mijn metro heb ik altijd volop ruimte,
vanaf de jaren dat ik duimde
blijkt ze immers als een lied te zijn
met ‘Rechts staan, links passeren’ als refrein.
.
De orde is heilig, is wel gedaan:
de reizigers die rechts staan – staan,
maar zij die gaan zijn steeds gehouden
te allen tijde links te houden.
.
Maffe zus
Nico Scheepmaker
.
In 1973 vertelde Nico Scheepmaker aan Guus Luijters: ‘Het moet allemaal een spel blijven, vind ik. Sommige gedichten zijn een spel met een serieus onderwerp, andere met een frivool onderwerp, maar het is allemaal spel. Het gaat erom de mensen een beetje leesgenot te verschaffen’. Hij deed dit in het Parool en deze passage is het begin van de bundel ‘De gedichten’ Bezorgd door Ivo de Wijs uit 1991.
De reden dat ik dit citaat overneem is omdat ik het zo eens ben met Nico. Alle literatuur is er (ook) om de mensen een beetje leesgenot te verschaffen. Voor poëzie geldt dit net zo. Natuurlijk zijn er vast nog vele andere redenen te bedenken waarom iets geschreven is maar door het simpele feit dat het geschreven is, is het altijd om gelezen te worden. En lezen zonder leesgenot is geen lezen.
Nico Scheepmaker (1930-1990) was columnist, (sport)journalist en dichter. In de jaren 50 kreeg hij succes als dichter. Hij debuteerde als dichter met de bundel ‘Poëtisch fietsen’ (1955) en in 1958 kreeg hij de Anne Frank-prijs voor jeugdige schrijvers. Scheepmaker schreef verschillende dichtbundels waaronder ‘Vinger in de hoed’ uit 1976, een dialoog in sonnetvorm tussen Scheepmaker en Jan Kal.
Uit deze laatste bundel komt het gedicht ‘Maffe zus’.
.
Maffe zus
.
Het gaat in een gedicht niet om het rijm!
En ook sonnetten zijn nog steeds gedichten
al vallen zij als onvolwassen nichten
bij ’t eerste ’t beste halfrijm in zwijm.
.
Je hebt als sonnettist natuurlijk plichten,
maar een gedicht dat met een kwastje lijm
aaneengehaakt wordt, mist het groot geheim
op ongeëvenaarde vergezichten.
.
Neem nu alleen maar deze twee kwatrijnen:
‘rijm’ en ‘gedichtenazijn toch niet ontheemd
in een gedicht dat zonder tierlantijnen
zijn licht over de dichtkunst wil doen schijnen.
.
Maar ’t blijft natuurlijk wel een beetje vreemd
dat elk zijn maffe zus op sleeptouw neemt.
.














