Site-archief
Esthetiek van de baviaan
Maria Bochicchio
.
In het laatste nummer van Deus ex Machina met als thema Moedertaal. lees ik poëzie van de Italiaanse dichter Maria Bochicchio (1987) is een Italiaanse schrijver en dichter en woonachtig in België. Ze studeerde moderne literatuur en is auteur van de roman Cazzamala (2020) en de dichtbundel ‘Accùra, complementi d’arredo’ (2022). Haar werk is verschenen in bloemlezingen, blogs en literaire tijdschriften – van La Repubblica tot Corriere della Sera , naast Ellin Selae, Poesia del Nostro Tempo en vele andere.
Ze is onderzoeker gespecialiseerd in literatuurwetenschap en dan met name de Portugese en Italiaanse literatuur. Haar expertise ligt bij filologie, linguïstiek, vertalen en tekstkritiek. Voor Deus ex Machina vertaalde ze zelf een aantal van haar gedichten. Ik koos er een van zonder titel.
.
de maag
de ingewanden
het vlees
.
het onzichtbare werk van je botten
levert aan de woestijn
zijn eerste doorn
.
het waakt
op het ritme van de trommels
het open hart van een pad
.
je ziel verslindt de aarde
wachtend op een gebaar,
je zit waar de wind spreekt.
.
Vanzelfsprekend
Kees Stip
.
Jarenlang heb ik opgekeken tegen dichters die zich hadden gespecialiseerd in het sonnet, de veertien-regelige versvorm die al zo lang bestaat. Tot ik er me zelf er een keer aan waagde wat resulteerde in dit kerstgedicht uit 2016. Volgens sommige bronnen is deze versvorm al 800 jaar oud en ontstond ze in de 13e eeuw in Italië. De naam sonnet komt van het Italiaanse woord ‘sonetto’ wat liedje betekent. De ‘uitvinder’ of bedenker van het sonnet is naar alle waarschijnlijkheid de dichter Giacomo da Lentini (ca. 1210- ca. 1260). En de beroemdste sonnettenschrijver is waarschijnlijk William Shakespeare die zijn eigen stijl ontwikkelde.
In 2021 verscheen bij uitgeverij Gianni de bundel ‘Vanzelfsprekend’. In deze bundel staan vijftig sonnetten van Nederlandse en buitenlande dichters, onder wie Borges, Lucebert, Nabokov, Rilke en Vestdijk, waarin de betrokkenheid bij het sonnet zelf centraal staat, met achterin geïllustreerde dichtersprofielen. Zo ook van Kees Stip (1913-2001). Van hem is het gedicht ‘De axolotl’ opgenomen. Het gedicht komt uit ‘Stip’ puntgaaf uit 2022.
.
De axolotl
.
Dat een sonnet waarin mijn axolotl
het rijmwoord aanreikt vroeg of laat een feit
zou worden volgt uit mijn genegenheid,
zo vast als uit de roos van een rozebotl.
.
Driemaal op -otl rijmen lijkt bespotl-
ijk. Dat ik afbreek en de e vermijd,
wie doet me wat. Maar moeilijk blijft altijd
het vinden van een sluitwoord op de slot-l.
.
Dat waren de kwatrijnen. De terzinen
zijn strofen die een ander rijm verdienen,
op eik of beuk of berk of op plataan.
.
Mijn axolotl kijkt mij dankbaar aan
en denkt: ‘Nu maak ik zelf ‘(het is besmetl-
ijk) ‘ook iets op Popocatepetl.’
.
Visuele poëzie
Hans Clavin
.
In de nieuwsbrief van de Haarlemse Dichtlijn lees ik dat er in het weekend van 12 en 13 en 20 en 21 september een retrospectief tentoonstelling gewijd wordt in Gallerie Wagenaar van Co. aan de Genieweg 14a te Velzen-Zuid, aan het werk van Hans Clavin. Ik kende Hans Clavin (1946-2016) al en schreef al eens over zijn werk. In zijn tijd was hij een frequent deelnemer aan festivals van Haarlem tot in Italië. Hij is vooral bekend om zijn visuele poëzie.
Clavin begint op de middelbare school met het schrijven van gedichten, zoals zoveel jongeren doen, maar hij gaat al snel experimenteren met typografie. Hij ontdekt dat de inhoud van een gedicht voor hem minder belangrijk is dan de vorm of visuele presentatie. Zijn debuut als dichter is in 1966 als hij in het Rotterdamse tijdschrift ‘Vers Univers’ wordt gepubliceerd. Dit markeerde het begin van zijn betrokkenheid bij de internationale beweging van concrete en visuele poëzie, een stroming die de nadruk legt op de typografische en visuele eigenschappen van taal boven de narratieve inhoud.
Vanaf dan begint Clavin zijn werk wereldwijd te verspreiden. Hij stuurde bijdragen naar tijdschriften in landen als Italië, Japan, Brazilië en Zuid-Afrika, en reisde in de zomervakanties naar steden als Florence en Milaan om collega-dichters zoals Ugo Carrega en Gianni Bertini te ontmoeten. Vanaf eind jaren zestig werkte Clavin aan een wereldwijde kunstenaarsloopbaan, die hem doet exposeren van Dendermonde tot New York, van Liverpool tot Milaan, van Bologna tot Regensburg, en van de bibliotheek Velsen tot het Stedelijk Museum te Amsterdam. ‘Koenst’, zo noemt hij het. De tentoonstelling in Gallerie Wagenaar en Co. draagt deze zelfde naam.
In 1970 richt Clavin ‘Subvers’ op, een tijdschrift dat tot 1976 een platform bood voor concrete en visuele poëzie. Via zijn eigen uitgeverijen, ‘The Subvers Press’ en later ‘Fizz-Subvers Press’, publiceerde hij niet alleen zijn eigen werk, maar ook dat van andere dichters. Na de hoogtijdagen van de concrete poëzie in de jaren zeventig, trok Clavin zich gedeeltelijk terug uit de schijnwerpers. Hij bleef echter actief als dichter en kunstenaar, en publiceerde werken zoals ‘Totaal’ (1976), ‘Enige en andere gedichten’ (1982), en ‘O.’ (1998), de laatste ter nagedachtenis van zijn overleden vrouw Olga.
.
Gedichten uit de gevangenis
Etheridge Knight
.
Gevangenissen zijn plaatsen waar veel poëzie gelezen en geschreven wordt. Blijkbaar zijn het plekken waar aan retrospectie gedaan wordt en tijd is er in veel gevallen zeker. In het land waar de gevangenissen boordevol zitten (volgens het Reformatorisch Dagblad bevinden zich in de Verenigde Staten ongeveer 25% van alle gevangenissen wereldwijd en herbergen ze het hoogste aantal gevangenen ter wereld) en waar (en misschien wel omdat) gevangenissen een verdienmodel zijn, zijn er verschillende dichters onder gevangenen opgestaan.
Een van de bekendste is de Afro-Amerikaanse dichter Etheridge Knight (1931 -1991). Hij maakte in 1968 naam met zijn debuutbundel ‘Poems from Prison’. Het boek herinnert in versvorm aan zijn acht jaar durende gevangenisstraf na zijn arrestatie voor een overval die hij in 1960 pleegde. Tegen de tijd dat hij de gevangenis verliet, had Knight een tweede deel voorbereid met zijn eigen geschriften en werk van zijn medegevangenen. Dit tweede boek, voor het eerst gepubliceerd in Italië onder de titel ‘Voce negre dal carcere’ verscheen in 1970 in het Engels als ‘Black Voices from Prison’.
Met deze twee bundels werd Knight één van de belangrijkste dichters van de Black Arts Movement , die bloeide van begin jaren 1960 tot midden jaren 1970. Met wortels in de burgerrechtenbeweging , Malcolm X en de Nation of Islam en de Black Power-beweging, probeerden Etheridge Knight en andere Amerikaanse kunstenaars binnen de beweging politiek geëngageerd werk te creëren dat de Afro-Amerikaanse culturele en historische ervaring onderzocht.
Maar Knight wordt ook beschouwd als een belangrijke dichter in de mainstream Amerikaanse traditie. Na zijn gevangenschap behaalde hij in 1990 een bachelor in Amerikaanse poëzie en strafrecht aan de Martin Center University in Indianapolis. Ook doceerde hij aan de Universiteit van Pittsburgh, de Universiteit van Hartford en de Universiteit van Lincoln.
In de bundel ‘The Essential Etheridge Knight’ uit 1986 staat het gedicht dat hij schreef voor Malcolm X, getiteld ‘For Malcolm, a Year After’.
.
For Malcolm, a Year After
.
De klopper van het geluk
Valeria Di Felice
.
De Italiaanse dichter, uitgever en vertaler Valeria Di Felice (1984) is een Italiaanse dichter, uitgever en vertaler, publiceerde de dichtbundels ‘L’antiriva’ (2014), ‘Attese’ (2016) en ‘Il battente della felicità’ (2018). In 2023 verscheen in een vertaling van haar hand een keuze uit het werk van Anna de Brémont (1849-1922) een Amerikaanse journalist, schrijfster, dichter en zangeres, getiteld ‘Sonetti e Poesie d’amore’.
Valeria Di Felice is medeoprichter van het Casa della Poesia in de Abruzzen. In 2021 verscheen bij uitgeverij Atalanta Pers ‘De tegenoever’, een vertaling door Willem van Toorn en Patrizia Filia van ‘L’antiriva’. De bundel is inmiddels ook verschenen in het Arabisch, Spaans en Roemeens.
Uit de bundel ‘De klopper van het geluk’ ( ‘Il battente della felicità’) vertaald in dit geval door Patrizia Filia en Ineke Holzhaus, drieëndertig gedichten verdeeld in drie secties, vertelt over de liefde tussen een ‘ik’ en een ‘jij’, waarbij de ‘ik’ probeert niet alleen de ‘jij’ te ontdekken en wat hen verbindt, maar ook zichzelf, hier gedicht 2 en 5. Meer over deze bundel lees je hier. Deze bundel is nog niet gepubliceerd in Nederland
.
2
Nu moet ik het doen – zeg ik tegen mezelf –
de bron uitkiezen van de glimlach
de parel gewiegd in de mond
van de vreugde.
Ik moet – nu – een kus geven aan jouw kus,
scharlaken veertje gegleden
over de lichtheid van de wereld,
de witte handschoen neergedrukt
op de oevers van de ander.
.
5
Je hier houden, in vloeibare dromen
van slapeloze nachten, in een onverwacht april
van een ochtend die zich blauw maakt van licht.
In een onbekend alfabet
en regenbogen van zijde,
in de gewelfde rondingen
van een hart dat de stilte doet zwijgen.
Je hier houden is dichterbij
het wonder komen ergens anders te zijn,
de gouden mond van een gedicht
herboren buiten de rite van de zon.
.
Pier Paolo Pasolini
Blind gepakt
.
Vandaag maar weer eens voor mijn boekenkast gaan staan en met de ogen dicht een bundel gepakt. Dit keer werd dat de bundel ‘De as van Gramsci’ uit 1989 van de Italiaanse filmregisseur, schrijver, dichter en marxist Pier Paolo Pasolini (1922-1975). De titel verwijst naar een vroege Pasolini-bundel uit 1957 met dezelfde titel, maar is in deze uitgave aangevuld met gedichten uit ‘De religie van mijn tijd’ uit 1961.
In mijn exemplaar heeft een vorige eigenaar nog van allerlei aantekeningen in potlood en markeringen met gele stift toegevoegd waarvan ik er een aantal kan plaatsen (Laat-Latijnse jongens = alliteratie) maar een groot aantal ook niet (bijvoorbeeld een aantal keer Lucca (de stad) gemarkeerd).
Vervolgens heb ik de bundel op een willekeurige pagina geopend (pagina 93) en daar staat het gedicht ‘Aan de christencritici’ uit ‘Vernederd en gekwetst’ epigrammen uit 1958.
.
Aan de christencritici
.
Vaak beschuldigt een dichter zichzelf, belastert zichzelf,
overdrijft uit liefde zijn eigenweerzin,
overdrijft als zelfkastijding zijn eigen simpelheid,
is puriteins en kwetsbaar, hard en decadent.
Is al te scherpzinnig haast in de analyse van sporen
van het erfgoed, het levende verleden:
heeft al te veel schroom haast voor enige concessie
aan redelijkheid en hoop op de toekomst.
Best, jammer voor hem! Er is geen ogenblik van
aarzeling: citeer hem, dat is genoeg!
.
Dagboek van de toren
Corneille
.
Soms krijg of koop ik een bundel die me in meer opzichten verrast dan alleen door de poëzie die erin is opgenomen. Toen ik ‘Het dagboek van een toren’ van kunstschilder en dichter Corneille (1922-2010) kocht wist ik nog niet wat ik in handen had. Dit boek is uitgegeven naar aanleiding van de jubileumtentoonstelling ‘Poetry, the artist’s muse’ de 20ste verjaardag van galerie Elisabeth den Bieman de Haas, die plaatsvond tussen 25 april en 25 mei 2001. De bundel bevat poëzie van Corneille in het Frans, vertaald naar het Nederlands en Engels door Hepzibah Kousbroek.
De titel van dit boek is ontleend aan een toren genaamd La Peschiera die vier eeuwen oud is en in Italië ligt. Corneille verbleef er sinds 1973 regelmatig. De toren behoorde toe aan een adellijke familie waarvan de laatste telg markiezin Irene de Ciccolini was. Zij woonde er tot haar dood enkele jaren voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog. Het domein werd na haar overlijden overgedragen aan paters en in de oorlog bewoond door een jonge officier en enige soldaten. Na de oorlog kocht een aannemer uit Ancona het.
Het boek heeft, door de vertalingen maar liefst drie titels: ‘Het dagboek van de toren’, ‘Diary of the tower’ en ‘Journal de la tour’. Achterin het boek staat een tekening van Corneille (in druk uiteraard) van de toren die hij maakte in 1997. Journal de la tour verscheen voor het eerst in 1975 met een vertaling in het Italiaans. In 1981 verscheen een editie uitsluitend in het Frans.
Ik koos voor een gedicht waarin het favoriete dier van Corneille voorkomt; de vogel.
.
De spoorwegovergang luidt
belletjes van Tibetaanse koeien.
Terwijl de stoomtrein
onverpoosd doorhijgt om snel
daar te zijn waar die zachte
hermelijne wezens wachten,
hooggehakt, hun benen in foedralen,
gestrekt met holle rug en licht
wiegend bekken.
De baren van de nacht hebben
bontgekleurde vogels bevrijd en je
hoort de zee onvermoeid
aan de keien van het strand zuigen.
.
Sonnet
Joseph Brodsky
.
Sonnetten, ik schreef er al vaker over, zelfs over een automatische sonnettengenerator. Een sonnet is een gedicht van één strofe en veertien regels, geschreven in de jambische pentameter. Het sonnet, afgeleid van het Italiaanse woord ‘sonetto’ , dat ‘een beetje geluid of lied’ betekent, is ‘een populaire klassieke vorm die dichters al eeuwenlang aanspreekt’. Het meest voorkomende is het Engelse of Shakespeareaanse sonnet.
Vóór de tijd van William Shakespeare kon het woord sonnet op elk kort lyrisch gedicht worden toegepast. In het Italië van de Renaissance en vervolgens in het Elizabethaanse Engeland werd het sonnet een vaste poëtische vorm, bestaande uit 14 regels, meestal jambische pentameter in het Engels. Er ontstonden verschillende soorten sonnetten in de verschillende talen van de dichters die ze schreven, met variaties in het rijmschema en het metrische patroon. Maar alle sonnetten hebben een tweedelige thematische structuur, met daarin een probleem en oplossing, vraag en antwoord, of voorstel en herinterpretatie binnen hun veertien regels en een volta , of wending, tussen de twee delen.
Er zijn dus verschillen. De oorspronkelijke vorm van het sonnet was het Italiaanse of Petrarcha-sonnet, waarin 14 regels zijn gerangschikt in een octet (acht regels) dat rijmt op ABBA ABBA en een sextet (zes regels) die CDECDE of CDCDCD rijmen.
Het Engelse of Shakespeareaanse sonnet kwam later en is, zoals opgemerkt, gemaakt van drie kwatrijnen die ABAB CDCD EFEF rijmen en een afsluitend rijmend heroïsch couplet, GG.
Het Spensereaanse sonnet is een door Edmund Spenser ontwikkelde variant waarin de kwatrijnen met elkaar verbonden zijn door hun rijmschema: ABAB BCBC CDCD EE.
Als je deze regels legt op gedichten die als Sonnet worden gepresenteerd dan kun je verrast worden. In de bundel van Joseph Brodsky (1940-1996) ‘De herfstkreet van de havik’ een keuze uit de gedichten 1961-1986 uit 1997, staat het gedicht ‘Sonnet’. Het gedicht is uit 1967 en is vertaald door Peter Zeeman. Het origineel is natuurlijk in het Russisch geschreven waardoor de rijmwoorden waarschijnlijk in het Nederlands verloren zijn gegaan. Toch zijn de regels nog wel terug te vinden in dit gedicht.
.
Sonnet
.
Wat jammer, dat wat jouw bestaan voor mij
geworden is, niet mijn bestaan voor jou werd.
…En voor de honderdtiende keer werp ik,
op een onooglijk stuk terrein dat braak ligt,
mijn met een wapenschild gekroonde munt
de dradenkosmos in – een wanhoopspoging
’t moment van de verbinding luister bij
te zetten… Maar helaas, wie niet in staat is
om heel de wereld te vervangen door
zichzelf, die rest gewoonlijk niet veel anders
dan een gekerfde telefoonschijf rond
te draaien, als een tafel tijdens een seance,
totdat een spook als echo antwoord geeft aan
de laatste zoemerkreten in de nacht.
.
1967
.



















