Site-archief

De zwaluwen zijn dit jaar niet gekomen

Robin Veen

.

Dichter, computerkunstenaar en fotograaf Robin Veen ken ik al een lange tijd. In 2016 was hij een van de genomineerde dichters die streden om de Ongehoord! poëzieprijs. Toen al viel hij me op door zijn vormvaste poëzie. In het ‘geweld’ van vrije poëzie-, prozapoëzie- en spoken worddichters is hij, net als een aantal light verse dichters een dichter die vast houdt aan de vaste vormpoëzie, in zijn geval aan het sonnet. Ik heb altijd veel respect gehad voor dichters die zich vrijwillig de vaste vorm van dichten opleggen. Omdat het veel moeilijker is dichten in een vaste vorm en omdat ik het zelf nooit echt onder de knie heb gekregen. Ik heb weleens een sonnet geschreven waar ik tevreden over was maar moest dat heel erg veel moeite voor doen. In die zin is het naast een creatief proces ook een ambacht.

Robin Veen (1953) beheerst deze creatieve ambachtelijke vorm van dichten als geen ander. Pas geleden verscheen bij uitgeverij U2pi in het open fonds, de bundel ‘De zwaluwen zijn dit jaar niet gekomen’. Op de achterflap  staat te lezen dat Veen door twee herseninfarcten gestopt is met dichten. Het gaat niet meer. Dat zijn laatste gedichten, zijn laatste sonnetten nu zijn gebundeld in deze bundel verdient een compliment aan Jos van Hest en Monica Boschman die de redactieraad vormen van het open Fonds.

De bundel is opgedeeld in een aantal hoofdstukken met titels als ‘De leugen van het licht’, ‘De wolken worden mist’, ‘Het ritme van verlangen’, ‘De dromers van het woord’, ‘De tol van de consumptiemaatschappij’ en ‘Een oude man spoelt aan’. Uit de titels van deze hoofdstukken, is de reis die Robin Veen maakt in deze laatste bundeling gedichten meteen duidelijk. Dit zijn woorden van een dichter die afscheid neemt van de poëzie en die komen aan.

Ik betrap mezelf erop dat door de vorm, het sonnet, de boodschap van gedichten met een zware lading, lichter worden, beter verteerbaar. Dat is de verdienste van Veen. Een voorbeeld zijn de laatste twee strofes in het gedicht ‘Furie’.

.

En ik besef: het allerbeste is

nog altijd rustig blijven, maar ik mis

de kalmte en ik kan er niet om heen

.

dat er voor mij geen sprankje hoop meer gloort.

De aarde dreunt, de kudde dendert voort.

Ervaring leert: een gnoe komt nooit alleen.

.

Op de achterflap van de bundel staat te lezen: “Ze zijn onverbiddelijk, de sonnetten van Robin Veen, Hard als aarde, zacht als water, razend knap van taal. Zijn gedichten getuigen van een vergeefs verlangen. Ze geven je klappen op je donder (waar die ook zit) en aaien je ziel (als je die hebt). En af en toe moet je nog lachen ook.” Gevold door een vraag die door het voorgaande eigenlijk al beantwoord is: “Hoe kan een dichter tegelijkertijd zo genadeloos en troostrijk zijn?”

Het laatste gedicht in deze bundel is voor mij de perfecte afsluiting van de reis die je aan de hand van de gedichten van Veen maakt. Het gedicht ‘Eiland’ eindigt met de zinnen: Het water zwijgt. Een oude man spoelt aan. De dichter Robin Veen zwijgt, maar hij spoelt aan, levend en wel. Zijn leven zal er vanaf nu anders uitzien, Veen blijft creatief op het gebied van de fotografie ( het omslag van de bundel is van zijn hand). In het omslag herken ik een combinatie van ‘De schreeuw’ van Edvard Munch en schilderijen van Dali. Van de dichter Robin Veen is dit zijn afscheid, van de fotograaf denk ik nog vaker iets te gaan zien of horen.

Mijn conclusie na het lezen van deze bundel is dat ‘De zwaluwen zijn dit jaar niet gekomen’ een groot publiek verdient. Liefhebbers van vorm en inhoud zijn bij deze bundel aan het juiste adres. Elk gedicht weer appelleert aan mijn liefde voor poëzie, veel gedichten wil ik na lezing onmiddellijk nog eens lezen. Een bundel om te koesteren en na lezing zo nu en dan nog eens ter hand te nemen als herinnering aan hoe bijzonder poëzie in de sonnetvorm kan zijn.

Tot slot nog een gedicht uit deze bundel die me zeer aanstaat en waarin Veen zichzelf (en de ‘dichter’) op de hak neemt getiteld ‘Stilte’.

.

Stilte

.

De dichter geeft aan stilte een geluid.

Dit kleine woord dat, als je hardop spreekt,

ontegenzeggelijk zichzelf verbreekt,

verdraagt dus nooit een klank. wat erop duidt

.

dat de poëet dus wel een ijdeltuit

moet zijn die anderen de loef afsteekt

die literair zijn anus heeft gebleekt.

Zijn voordracht tekent hem ten voeten uit.

.

Hij vindt zichzelf behoorlijk geniaal

als hij de stilte mooi verwoordt in taal

die mijlenver de inhoud overstijgt

.

en als hij dan uiteindelijk weer zwijgt,

blijkt dat de luisteraars, moe van zijn dwepen,

er stilletjes van tussen zijn geknepen.

.

Lies Van Gasse

Visioen 21.4

.

Bij de Nacht van de Poëzie sprak ik Lies Van Gasse (1983). Zij is samen met Lotte Dodion, Ruth Lasters, Cleo Klapholz en Yves Kibi Puati Nelen stadsdichter van Antwerpen. Van haar kreeg ik een bidprentje. Maar niet zomaar een bidprentje. Het betreft hier een bidprentje met een gedicht en een tekening van Lies voor de Antwerpse Begijnhoftuin. Op 21 april 2024 (zie de titel van het gedicht) werd de Begijnhoftuin omgedoopt tot het Hofje der Poëten. Het dient als bede om de stilte en de geschiedenis van deze tuin te bewaren en publiek toegankelijk te houden.

De bijzondere boomgaard, de symbolische bloemenpracht, de beelden van Aäron  en Melchisedek vertellen elk hun verhaal. Daarom moet deze stiltetuin gekoesterd blijven. Daarnaast is de Begijnhoftuin een toevluchtsoord voor dichters en denkers als Peter Holvoet-Hanssen en Diane Broeckhoven en verder terug in de tijd proto-stadsdichter Hadewijch van Antwerpen.

Op de dag van de opening en de omdoping tot Hofje der Poëten werd het gedicht ‘Visioen 21.4’ van Lies Van Gasse onthuld. Hieronder kun je het gedicht lezen.

.

Visioen 21.4

.

Ik ga zitten in het stil, het bloeiende stil
met tegenover mij beelden, profeten
die gremelen achter mijn lichtend scherm,
die mij uit vele vensters een vis toewerpen, broden,
die begrijpen wat een ander verstaat,

,

mijn hoofd dat licht geeft in het smalle donker,
mijn gedachten, soms zo weinig van gewicht,
mijn ogen, vastgeklit in mazen.

.

Hier zit ik, het stil, het zich herhalende stil,
een ruimte van takken en gras, een groene kapel
vol oude stenen monden.

.

De kussentjes van de kweeperen zingen.
Stille ogen zorgen voor een stille geest.
We worden gelikt door dromen

.

en rondom mij groeit een kamer
die we zacht moeten noemen,
die we, mossig en moerbei en peren,
die schors waaruit zij al eeuwen zingt,

.

die stem die mij aankijkt, een duister
– ze wordt nu met andere ogen gelezen
en op dunne pootjes loopt ze achter ons aan.

.

De stem wordt een stem in een stem.
De vrouw in de vrouw wordt een andere vrouw.

.

Haar haar zingt een lied. Ik zing een lied
en er zijn hier geen poorten, geen spijlen.

.

De schaduw van Morandi

Antoon Van den Braembussche

.

De Vlaamse dichter Antoon Van den Braembussche (1946) doceerde kunstfilosofie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en kunstkritiek aan de Vrije Universiteit Brussel. Voor hem is poëzie een creatieve plek waar kunst en filosofie elkaar kunnen ontmoeten. Tel daarbij op de kernthema’s die in zijn werk voorkomen; liefde, stilte en het onuitsprekelijke, en je hebt alle ingrediënten voor de bundel ‘De schaduw van Morandi’ bij elkaar. Deze bundel uit 2022 is inmiddels zijn zevende.

Antoon Van den Braembussche debuteerde al in 1967 als dichter, maar zijn dichtbundel ‘Liefdesverklaring’ wordt beschouwd als zijn eigenlijke, literaire debuut. Deze bundel verscheen in 1979 onder het pseudoniem Tonko Brem in de Yang Poëzie reeks, werd door critici erg goed ontvangen en beleefde meteen een tweede druk. In 1985 en 1995 verschenen opnieuw dichtbundels onder dit pseudoniem maar vanaf 2007, bij het verschijnen van de bundel ‘Kant-tekeningen’ publiceert hij onder zijn eigen naam, vanaf dat moment bewoog zijn poëzie zich veel meer op het raakvlak tussen filosofie en kunst.

‘De schaduw van Morandi’ bestaat eigenlijk uit drie delen die ogenschijnlijk los van elkaar staan. En dat terwijl de bundel is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is gewijd aan de Corona pandemie, het laatste hoofdstuk is een ode aan de dichter Paul Celan (1920-1970) en de tussenliggende hoofdstukken ‘Het beeld, nogmaals het beeld’ (twee), ‘Moments de grâce’ (drie) en ‘Paradoxen’ (vier) vormen samen eigenlijk ook een deel. In dit tussendeel komt de poëzie zoals Van den Braembussche die beschouwt (in zijn kernthema’s) als een rode draad terug.

Van den Braembussche is een beschrijvend dichter. Hij gebruikt de taal om situaties en gebeurtenissen maar ook gevoelens te beschrijven in heldere taal, in herkenbare strofen en staat daarmee aan de ene kant in een literaire traditie en aan de andere kant verkondigt hij middels thematiek en filosofische soms mystieke inslag een heel eigen geluid. In een gedicht als ‘Af en aan’ Rumi indachtig, uit ‘Moments de grâce’ komt dat duidelijk naar voren.

.

Af en aan

Rumi indachtig 

.

Dansend in het

ongehoorde gaf ik je

de binnenkant van mijn ziel.

.

Daar waar betekenis

er niet meer toe doet.

.

Daar waar enkel nog heerst

 

pure resonantie,

de echo van een stervend lied.

.

Waar dans duisternis wordt,

duisternis een onmetelijke dans.

.

Waar alles af en aan danst

nooit-eindigend,

terwijl de dichter enkel nog

naar woorden tast.

.

In het deel dat over de Corona pandemie gaat is zijn poëzie directer, plaatsbaar in de situatie zoals in het gedicht ‘Lockdown’: Niet alleen de eenzaamheid / kwam handen tekort. Ook de hoop die over / balustrades boog. Of in het openingsgedicht ‘Corona’: In overvolle ziekenzalen / in luidkeelse bedden / tast de dood in het rond. Ongenadig. / Longnabij.

Persoonlijk werd ik het meest gegrepen door de ‘Ode aan Paul Celan’ een cyclus van vier delen met als titel ‘Ein-sof’ (wat uit de Kabbalah komt en zoveel betekent als oneindig, zonder einde). Van den Braembussche schreef dit op uitnodiging van Carl de Strycker voor de Poëziekrant ter gelegenheid van het Celan-jaar in 2020 (honderd jaar daarvoor geboren, vijftig jaar daarvoor overleden). Het gedicht verscheen in de Poëziekrant nummer 2 in 2020.

Waar Celan in zijn poëzie spaarzaam omgaat met woorden en schrijft op de rand van het zwijgen, gebruik makend van gewaagde metaforen en neologismen, die hij voor een deel haalde uit lectuur van geologische boeken, daar put Van den Braembussche uit zijn eigen filosofisch idioom: Sterf voor je sterft, / zegt de mysticus. / Wij hebben in het kamp / en de rookblauwe, / ongeheelde herinnering / niets anders gedaan. / In herfst, getijde en het niets. / Ons stuk kauwend / op de tekens van het ongeziene.

De bundel ‘De schaduw van Morandi’ Gedichten 2018-2021 heeft een uitspraak van M. Vasalis als ‘motto’: “een dichter vertaalt. Geeft taal aan datgene uit zijn binnenwereld dat zelf geen woorden heeft.” Ik vind dat Van den Braembussche daarin goed geslaagd is. De bundel bevat twee illustraties, afbeeldingen van de kunstenaars Sofie Muller en Christian Clauwers.

.

Stil in Rozet

Insomniacs

.

Stilte is een geliefd thema bij dichters. Zelf schreef ik het gedicht ‘Het is stil’ in 2015 en als je op het woord Stil zoekt in mijn blog kom je vele voorbeelden tegen van gedichten waarin stilte het thema, de titel is of een rol speelt. Afgelopen week was ik voor mijn werk in Arnhem, in de bibliotheek Rozet aldaar. Omdat ik altijd aansta als het om poëzie en gedichten gaat viel me ook nu een soort etalage op waarin tekeningen met daarnaast een gedicht geplaats waren aangebracht.

Van één van die tekeningen bij een gedicht heb ik een foto genomen. Het is het gedicht ‘Stil’ van Paulo Mulder. Enig speurwerk heeft me geleid tot de makers van beeld en gedicht. Het betreft hier Insomniacs, Riemer Vos en Paolo Mulder. Riemer is tekenaar en illustrator en Paolo is Spoken Word artiest. Insomniacs betekent Slapelozen.

Hier vind je meer van hun werk. Het gedicht ‘Stil’ hoort bij onderstaande tekening.

.

Stil

.

“stil hoor je niet

maakt stil geluid

dan is stil

stil niet meer

stil is eenzaam

stil voelt en ervaart

je hoort stil niet

maar stil is er wel

.

stil

.

stil ben ik”

.

Hoe alles afloopt

Nobelprijswinnaars uit Amerika, maar daar niet geboren

.

In het heerlijke boek ‘The United States of Poetry’ uit 1996 lees ik dat de drie dichter Nobelprijswinnaars die de Verenigde Staten (tot dan toe) heeft voortgebracht alle drie niet geboren zijn in de Verenigde Staten. Wat op zichzelf maar weer eens bewijst dat de VS een smeltkroes is van mensen uit alle delen van de wereld en dat de VS een aantrekkingskracht heeft op o.a. dichters. De drie dichters die het betreft zijn;  Joseph Brodsky (1940 – 1996) geboren in Rusland, Czesław Miłosz (1911-2004) geboren in Polen en Derek Walcott (1930-2017) geboren in St. Lucia.

Ik schreef al eerder over Derek Walcott (met wie ik een geboortedag deel) maar door deze ontdekking in ‘The United States of Poetry’ wil ik hier graag nog een gedicht van hem delen. Het betreft hier het het gedicht ‘Endings’ uit de bundel ‘Sea Grapes’ hier in de originele Engelse tekst en in vertaling. Het gedicht ‘Endings’ of ‘Hoe het afloopt’ gaat over de vergankelijkheid, dat het leven niet luidkeels eindigt met een enorme knal (zoals bijvoorbeeld de Bijbelse profeet Elia, die door een rijtuig met vurige paarden in de hemel werd opgenomen) maar dat het leven wegebt, langzaam uitdooft. De slotregel is langer dan alle andere regels in het gedicht en komt als een verrassing. Deze regel gaat over de stilte om het hoofd van de doof geworden Beethoven, en het verwijst ook naar de ernst die spreekt uit diens meest verstilde adagio’s. En naar de dood natuurlijk.

.

Endings

.

Things do not explode,
they fail, they fade,

.

as sunlight fades from the flesh,
as the foam drains quick in the sand,

.

even love’s lightning flash
has no thunderous end,

.

it dies with the sound
of flowers fading like the flesh

.

from sweating pumice stone,
everything shapes this

.

till we are left
with the silence that surrounds Beethoven’s head.

.

Hoe alles afloopt

.

’t Is niet dat dingen exploderen,
ze weigeren, ze sterven weg,

.

als zonlicht dat wegsterft op vlees,
als schuim dat haastig wegzinkt in zand,

.

zelfs de bliksemflits van de liefde
eindigt niet met een donderslag,

.

het sterft met het geluid
van wegkwijnende bloemen als vlees

.

dat puimsteen heeft uitgezweten,
zo krijgt alles vorm

.

tot we alleen zijn
met de stilte die hangt om Beethovens hoofd.

.

 

Twee kerkhoven

Dichter van (de rest van) de maand

.

Ik lees in de bundel ‘Voor het onweer’ van de Duitse dichter Michael Krüger in vertaling van Cees Nooteboom uit 2012, en ik kom tot de conclusie dat ik zijn poëzie bijzonder krachtig en mooi vind. Reden om Krüger de rest van de maand augustus dichter van de maand te maken. Dus de komende zondag een gedicht van zijn hand op dit blog.

Vandaag het gedicht ‘Twee kerkhoven’, een niet heel verrassende keuze voor mensen die mij een beetje kennen. Kerkhoven zijn om meerdere reden plekken waar ik graag kom; om de rust en stilte, als plek van bespiegeling en beschouwing en om de cultuurhistorische waarde, kerkhoven zijn ook altijd een weerspiegeling van een tijd en een cultuur. Sommige zijn sober en ingetogen en andere zijn uitbundig en vol ‘leven’. Kruger beschrijft dit prachtig in onderstaand gedicht. Bezoek maar eens een willekeurige begraafplaats buiten Nederland of zelfs in een ander deel van Nederland en je begrijpt wat ik bedoel.

.

Twee kerkhoven

.

Vandaag ben ik langs twee kerkhoven gekomen.

Het ene lag afwijzend onder de gloeiende zon

en zei met al zijn  houten kruisen: Nee!

Het andere prees zich aan met duizendhandige ahorn

en vogelgezang voor zijn gepolijst marmer.

Ik kon niet kiezen. Voor alle twee viel veel te zeggen.

Ook de doden konden me niet verder helpen,

vergeten dichters en scheikundeprofessoren,

hun gespeelde ernst verwarde me.

Toen voelde ik het potlood in mijn jaszak,

mijn vriend op alle reizen, en ik maakte me klein

en verdween.

.

                                                                             Begraafplaats in Sighișoara, Transsylvanië  (Roemenië) Foto: WvH

Stiltedag

Grenspark Kalmthoutse heide

.

In het zuidwesten van Brabant (Nederland) ligt een stuk België dat eigenlijk voor een deel Nederland in lijkt te komen. In Nederland onder andere omgeven door de plaatsjes Huijbergen en Ossendrecht en in Vlaanderen door de plaatsjes Wildert, Achterbroek en Ertbrand, ligt het Grenspark Kalmthoutse heide. Een Grenspark want het parl lopt van België door in Nederland. Na dit stukje topografie dan nu de reden dat ik hier over schrijf.

Jaarlijks wordt in dit Grenspark een Stiltedag georganiseerd. Ook dit jaar weer en wel op zondag 27 oktober aanstaande. Dit jaar was aan deze Stiltedag een schrijfwedstrijd gekoppeld en maar liefst 372 gedichten werden ingestuurd als deelname aan deze wedstrijd die de natuur en stilte als thema had. Tijdens de Stiltedag van 27 oktober 2019, kan iedereen deelnemen aan een poëziewandeling waarbij de tien laureaten tentoon gesteld worden. Ook wordt de winnaar van de wedstrijd bekend gemaakt. Met deze wedstrijd wil de organisatie aandacht vestigen op de kwaliteiten van het Grenspark Kalmthoutse Heide: de aanwezige natuur en de uitzonderlijke stilte in het gebied.

Laureaten wandeling

Van 10.00 tot 17.00 uur is er een doorlopende tentoonstelling van de laureaten van de poëzie-schrijfwedstrijd; inzendingen van de laureaten van de poëzie-schrijfwedstrijd worden getoond langs een kort wandelparcours (1 km). Wil je meedoen met deze wandeling ga dan naar De Volksabdij Onze Lieve Vrouwe Ter Duinenlaan 199, 4641 RM Ossendrecht, Nederland. Ga naar het infopunt naast de ingang van restaurant De Blauwe Pauw.

Bekendmaking winnaars poëziewedstrijd

Tussen 12.30 en 13.00 uur wordt de winnaar officieel bekend gemaakt op De Volksabdij, O.L.V. Ter Duinenlaan 199 – 4641 RM Ossendrecht (NL).

Na de Dag van de Stilte blijven de 10 panelen met de winnende gedichten nog een tijdje op de wandelroute rondom De Volksabdij staan.

.

Een Stiltedag zonder een gedicht over de stilte is geen Stiltedag en daarom koos ik voor het gedicht van Simon Carmiggelt uit de bundel ‘Fabriekswater’ uit 1956 (onder het pseudoniem Karel Bralleput) met de titel ‘Zwijgplicht’ waarin de dichter zich afvraagt of hij wel genoeg heeft gezwegen in zijn leven.

.

Zwijgplicht

.

Ik praat. Ik maak de hele dag geluid,

want eigenlijk ben ik zo’n zwijgzaam man,

dat ik onmoog’lijk zoveel zwijgen kan.

Daarom stel ik mijn zwijgen pratend uit.

.

Ik schrijf. Ik zie die hand maar gaan,

maar eigenlijk ben ik nog nooit begonnen

aan mijn verhaal. het is nog niet verzonnen.

Ik schuif het schrijvend op de lange baan.

.

Ik leef. Ik vind mijn leven kort,

maar eigenlijk trek ik alleen gezichten,

die horen bij een handvol daagse plichten.

Zo wacht ik levend tot ik eens geboren word.

.

Ik praat. Geen ramp heeft me nog stil gekregen.

Ik schrijf. de snelle woorden gaan hun gang.

Ik leef- maar in de nacht denk ik soms bang:

Straks zwijg ik. Heb ik dan genoeg gezwegen.

.

Zijwaarts springen

Een recensie

.

Van Méland Langeveld kreeg ik de bundel ‘Zijwaarts springen’. Een bundel die op een bijzondere manier tot stand kwam, maar daarover straks meer. Méland Langeveld is (tekst)schrijver, redacteur en dichter. Langeveld deed meerdere malen mee met de Turing gedichtenwedstrijd. Zes gedichten in deze bundel eindigden hoog in de Turingprijs ranglijst. Gedichten uit de edities van 2012, 2013 en 2014 en ongetwijfeld zal ook dit jaar zijn naam niet ontbreken op de ranglijst (als hij weer meedoet) want zijn poëzie heeft een heel eigen toon.

Uit eerdere besprekingen van zijn gedichten door de Turingprijs redactie: “Fantasie en werkelijkheid lopen door elkaar heen, vooral als er een vergelijking wordt gemaakt tussen een vader die lispelt en meubelen die praten.”

Maar ook: “zeer ontroerende, beeldende beschrijving van de relatie tot een dementerende ouder. Nergens wordt dit gedicht zeemzoet – wat met een gevoelige thematiek niet gemakkelijk te vermijden is.”

De verwachtingen voor lezing waren dan ook hoog gespannen bij mij. Dan als eerste de bundel. Deze is een gevolg van het feit dat Langeveld in de zomer van 2015 de eerste prijs bij de door uitgeverij aquaZZ georganiseerde gedichtenwedstrijd, won.

Als prijs werd deze bundel uitgegeven. Mooi vormgegeven door Angélique Kersten en opgedragen aan Leonie en Roos. De bundel is ingedeeld in zes hoofdstukken met titels als: Huilend leeg landschap’, ‘Sleetse loper naar het avondland’ en ‘Lepe ogen van de melancholieke koe’. Dit zijn mijns inziens willekeurig gekozen titels, ik heb tenminste geen directe link kunnen vinden met de gedichten die na de hoofdstuktitels volgden en de titel van een desbetreffend hoofdstuk. Overigens vind ik dit totaal geen probleem, misschien zie ik iets over het hoofd, misschien zijn het slechts vehikels om enige structuur aan te brengen in de bundel.

Uit deze titels komt al naar voren wat voor soort dichter Méland Langeveld is, wat ik een bijvoeglijke naamwoordendichter zou noemen. Dat is overigens zeker niet altijd een negatieve connotatie. In het geval van Langeveld zeker niet. Juist door de ongebruikelijke manier van toepassen. Voorbeeld: ‘Het vochtig ruisen van rul water’, ‘Fris gewassen sneeuw’ en ‘onverschillige regen’. Juist door het gebruik van dit soort ongebruikelijke combinaties van bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden is het lezen van deze bundel een plezier.

De gedichten zijn dan weer heel ‘down to earth’ en even later weer volledig ontspoord (op een positieve manier). Hierbij speelt de fantasie van de dichter een belangrijke rol. Voor de ervaren poëzielezer valt er veel te genieten maar ook voor de minder ervaren lezer zijn de gedichten zeer te genieten (ik heb de proef gedaan!). Een bundel die ik kan aanraden kortom.

Ik heb voor het gedicht ‘Stilte’ gekozen omdat dit voor mij heel duidelijk illustreert wat Langeveld kan.

.

Stilte

.

Vandaag rouwt de treurwilg paars

haar takken reiken tot aan

het somber, vileine water

haar lijzige bladeren

ruizelen in de schrale wind

.

voor even toont ze me een grimas

speelt met haar uitgerekte schaduw

aaibaar groen in nevelslierten omhuld

.

tijd is verzonnen door verlangen

lauwwarm water laat me erin wiegen

schudt me wakker

in fluisterend geschreeuw

.

zwalkend licht zindert uit de verte

drijft weg in ’t cadans van het getij

verstarring voorgoed doorbroken

.

in spraakloze taal ademt ze

zonder te ademen

.

ML

ISBN: 978 94 91897 50 4
86 pagina’s, prijs € 13,95

 

Poëzine

Digitaal Poëzie Magazine

.

Sinds begin 2013 is Pastuiven Verkwil druk bezig met het uitgeven van een digitaal poëzie magazine onder de veelzeggende naam Poëzine (voorheen Po-E-zine). Vanaf het eerste nummer ben ik een van de vaste bijdragers. Elk magazine heeft een thema en rond dit thema kan iedereen zich heeft aangemeld bijdragen aanleveren. Met thema’s als: Komt de gezelligheid terug in de poëzie?, Stilte, Ik droom een toekomst en Een zomer zonder doping. Zoals je ziet alle mogelijkheden om je creativiteit op los te laten.

Het eerst volgende nummer van Poëzine verschijnt op 1 september met als thema dus Een zomer zonder doping met een bijdrage van mijn hand over de Olympische Spelen. Met feiten die mij tot voor kort nog onbekend waren maar waar ik zeer van opkeek (cliff hanger!).

Iedereen kan werken aandragen voor plaatsing, dit mogen zowel niet geplaatste werken zijn als al wel geplaatste gedichten, verhalen, column, beeldende kunst..:-) Heel divers dus. Een elektronisch magazine over alles wat met poëzie te maken heeft en waar diversiteit in het spelen met woorden en taal voorop staat zoals de makers het zelf omschrijven.

Inmiddels is Poëzine een groot succes gezien de enorme groei van het aantal abonnees. Wil je abonnee worden of zelf een bijdrage leveren neem dan contact op met Pastuiven Verkwil op pastuiven@gmail.com of neem een kijkje op http://hetnieuwepoezine.wordpress.com/ of op Facebook: https://www.facebook.com/groups/549931835042689/

.

poezine1