Maandelijks archief: september 2024

Poëzie apotheek

Walk-in Poetry Pharmacy

.

Via Loes van Vliet kreeg ik een link (via Instagram) over een bijzonder initiatief op poëziegebied. The Walk-in Poetry Pharmacy, of de poëzie Apotheek. Hier krijgen klanten in plaats van slaappillen en multivitaminen recepten aangeboden van Derek Walcott en Elizabeth Bishop. Toen ik hiervan hoorde moest ik meteen denken aan het bericht dat ik schreef over poëzie als therapie  en het bericht over The Emergency Poet Deborah Alma die ook aan de poëzie apotheek verbonden is. In het verlengde hiervan kun je de poëzie apotheek zien. 

Sinds 2011 verspreiden zij poëzie vanuit hun vintage ambulance als Nooddichter op festivals, congressen, bij ziekenhuizen en zorginstellingen, bibliotheken en scholen, met onder de aangebouwde luifel een poëzieapotheek van gedichten-in-pillen.

De impuls voor dat project was om een ​​voertuig te zijn voor poëzie die zou worden afgeleverd aan mensen die er normaal gesproken niet mee in aanraking komen; om uitnodigend en niet intimiderend te zijn en om de wijdverbreide perceptie tegen te gaan dat poëzie ‘moeilijk, obscuur en niet voor mij is weggelegd’.

Walcott en Bishop geloven dat poëzie heel veel kan doen om een ​​stemming te evenaren of te veranderen, en op vele manieren kan bijdragen aan een goede geestelijke gezondheid. De Poëzieapotheek was voor hen een manier om de ambulance te parkeren en de therapeutische effecten van poëzie onder één dak te brengen, met de nadruk op welzijn en inclusiviteit. Het theater van de ambulance was dus de insteek. Centraal daarin heeft altijd intelligente poëzie van goede kwaliteit gestaan. De Poëzieapotheek zet dit theaterelement, deze luchtige aanpak, voort en er is voor ieder wat wils.

’s Werelds eerste Poëzieapotheek ooit, die kant-en-klare recepten, literaire geschenken en boeken aanbiedt voor alle emotionele kwalen. Deze poëzie apotheek is gevestigd in een  prachtige Victoriaanse winkel in het kleine stadje Bishop’s Castle, in Shropshire. Naast poëzie recepten en pillen met poëzie zijn er bundels en gedichten te koop maar is er ook een koffie corner en worden er tal van activiteiten georganiseerd vanuit deze poëzie apotheek.  Ook in Londen is inmiddels een vestiging en nog wel op Oxford Street. De winkels worden gerund door vaste krachten en vrijwilligers (vaak dichters).  Inmiddels is er ook een boek met gedichten-recepten gepubliceerd bij Penguin Books geschreven door William Sieghart.

Uit ‘The Emergency Poet’ het medicijn tegen ouder worden, tegen het gevoel dat ouder worden een vreselijke ervaring is. Een gedicht getiteld ‘Getting older’ van Elaine Feinstein.

.

Getting Older

.

The first surprise: I like it.
Whatever happens now, some things
that used to terrify have not:

.
I didn’t die young, for instance. Or lose
my only love. My three children
never had to run away from anyone.

.
Don’t tell me this gratitude is complacent.
We all approach the edge of the same blackness
which for me is silent.

.
Knowing as much sharpens
my delight in January freesia,
hot coffee, winter sunlight. So we say

.
as we lie close on some gentle occasion:
every day won from such
darkness is a celebration.

.

Dichtung und Wahrheit

Jules Deelder

.

Een van de favoriete onderwerpen van dichters is het dichterschap, de poëzie en alles wat daarmee samenhangt. In 1994 werd een bloemlezing door Atte Jongstra (1956) en Arjan Peters (1963) gepubliceerd met de veelzeggende titel ‘Dichten over dichten’. Bloemlezing uit de Nederlandse poëzie van de 19e en 20ste eeuw. Meer dan 600 pagina’s poëzie over poëzie, het dichterschap, de dichtbundel, het proces van het schrijven, vormen van poëzie en nog veel meer.

Een dichter die regelmatig de poëzie en het dichterschap als onderwerp nam is Jules Deelder (1944-2019). Deelder was serieus over zijn dichterschap maar hij mocht er ook graag op schertsende op kolderieke wijze over schrijven. Een voorbeeld van dat laatste is het gedicht ‘Dichtung und Wahrheit’ uit de bundel ‘Interbellum’ uit 1987.

.

Dichtung und Wahrheit

.

‘Heb je ’t al gehoord

van de dichter D.?’

.

‘Nee, wat is er dan

met D.?’

.

Die heeft z’n lier

aan de wilgen gehangen

.

‘Is dàt alles? Nee

dan E.!’

.

‘Wat is er dan met E.?’

.

‘Die heeft zichzelf

aan z’n lier gehangen

.

Schilderij: Dick Bakhuizen van den Brink (1950)

 

Dichtersdag

Poëzie leeft!

.

Uitgeverij Leeuwenhof, of eigenlijk Johan Meesters in zijn hoedanigheid van de voorzitter (?) van de stichting Poëzie Leeft! (in oprichting), organiseert vandaag in Wageningen in Het Depot (Arboretumlaan 4) een dichtersmiddag met een rondwandeling met voordrachten van deelnemende dichters door een beeldentuin, de bekendmaking van het winnend gedicht Poëzie Leeft! Prijs (waar ik helaas niet aan mee kon doen omdat er informatie in mails in mijn spambox terecht kwam) en de uitreiking van de nieuwe bundel van Johan Meesters.

Tevens zal de plechtige lancering van de nieuwe stichting Poëzie Leeft! plaatsvinden. Vanaf 12 uur is er ontvangst met koffie en thee, daarna een lunch voor wie zich heeft opgegeven, en vanaf 13.30 uur de wandeling langs vele dichters die verspreid over de botanische bomentuin met meer dan 600 beelden, hun poëzie ten gehore brengen. Om 15.30 is dan de bekendmaking van de prijswinnaar, de presentatie en de lancering van de nieuwe stichting.

Ik ben ingedeeld in de tweede groep (vanaf 13.15 bij beeld N) onder andere samen met Marijke Hooghwinkel, Louis van Londen, Hans Marijnissen en Marjon van der Vegt (waarmee ik samen Dichter bij de Dood organiseer, volgend podium op zondag 15 september in de oude aula van begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den haag van 14.00 tot 16.00).

Het belooft een gezellige en poëtische middag te worden dus ben je in de buurt, kom vooral langs. Als opwarmer hier alvast een gedicht van Marijke Hooghwinkel getiteld ‘Terwijl jij het sherryglas vult’.

.

Terwijl jij het sherryglas vult

.

er zit geen merel in de top
van de boom

de ijsbreker schuift jou mee
over de dansvloer

zijn smoking hangt aan het plafond
terwijl jij het sherryglas vult met schreeuwen
om hulp

Woorden kunnen jou redden
dans opnieuw die wals

.

Herman de Coninck

Twee gedichten voor Hans Lodeizen

.

Het is alweer enige tijd geleden dat ik een gedicht van één van mijn meest favoriete dichters aller tijden, Herman de Coninck (1944-1997) hier op dit blog deelde. In ‘De gedichten’ uit 1998, is een gedicht opgenomen bij de verspreidde gedichten, dat komt uit  ‘Ruimten’ jaargang 4 nummer 13/14 uit 1965. In dit literair magazine verscheen het gedicht van de Coninck getiteld ‘twee gedichten voor hans lodeizen’.

Dit magazine met nieuwe realistische poëzie verscheen tussen 1961 en 1973. Ruimten werd opgezet met de bedoeling de lezer kennis te laten maken met de literaire producten van de allerjongste generatie, studenten aan de universiteiten van Gent, Brussel, Leuven en aan de hogeschool van Antwerpen.

En, zoals de redactie het in 1961 in het eerste nummer in het voorwoord schreef: ” de redaksie houdt zich geen vast (politiek) programma voor ogen, wat aan de gemiddelde lezer van vlaamse tijdschriften hoogst ongeloofwaardig en ongebruikelijk zal voorkomen. wij zullen echter met genoegen alle politieke kwesties, die in ons laag landje zoveel geesten tot op zo verafgelegen gebieden blijken geboeid te houden, naar het andere einde van de wereld wensen bij onze literaire bezigheden. dit betekent helemaal niet dat wij ons buiten het aktuele tijdsgebeuren plaatsen om ons op te sluiten in een ivoren toren.”

Het gedicht van Herman de Coninck is geschreven voor mededichter Hans Lodeizen (1924-1950), waarmee hij zich in goed gezelschap begeeft. Andere dichters die gedichten over Lodeizen schreven waren Simon Vinkenoog (1928-2009) en  Heere Heeresma (1932-2011). Het gedicht van Herman de Coninck bestaat uit twee gedichten.

.

Twee gedichten voor Hans Lodeizen

.

1.

.

voor ik zal sterven wil ik

alle mensen toelachen zei hij

en ging op reis naar alle mensen

en lachte en lachte

.

maar onderweg stierf hij

van verdriet.

.

2.

.

sterven is mooi dacht hij

kijk maar naar de zon

en ze stierven lang samen

tot het water van de nacht

hen overspoelde hij deinde uit

zo wijd als hij maar wezen wilde

en werd het water

waarin hij verdronken was.

.

Mijn promiscuïteit

Herman Finkers

.

Dat Herman Finkers (1954) naast cabaretier en zanger ook poëzie schrijft dat wist ik al, ik schreef er al over in mijn bericht op de vrolijke vrijdag en plaatste daar zijn gedicht ‘Vinger in de bibs’. Finkers is vooral een plezierdichter of dichter van light verse. In 2012 verscheen bij uitgeverij Thomas Rap van zijn hand de bundel ‘Poëzie, zo moeilijk nie’ verzamelde verzen, waarvan de titel al veel weggeeft over de inhoud.

Naast een aantal verzen die hij ook op muziek heeft gezet, zoals ‘Duet (we staan samen sterk)’ met Brigitte Kaandorp, en een flauwiteit hier en daar zoals het vers ‘Ik moet poepen’ waarvan de volledige tekst luidt: “(Hier zijn helaas een paar bladzijden uitgescheurd.)” zijn er ook vele verzen waaruit de taalvirtuositeit van Herman Finkers blijkt. Twee wat kortere gedichten wil ik hier dan ook graag delen want er is altijd tijd voor een lach, ook in de poëzie.

.

Vele handen maken licht werk

.

Ik stoei met jou de hele dag door, we kussen urenlang.

Uitgeput geef jij mij een laatste zoen en zegt:

‘Ik moet er niet aan denken dat ik dat

allemaal alleen had moeten doen.’

.

Mijn promiscuïteit

.

De een ligt liever links,

een ander liever rechts.

De een heeft tien orgasmes

een ander  eentje slechts.

.

De een maakt veel kabaal,

een ander doet het stil.

Het is mijn éigen leven:

ik droom zoals ik wil.

.

 

Bij de dood van Paul Snoek

Sjoerd Kuyper

.

In de bundel ‘Het heelal van jouw hart’ van Sjoerd Kuyper (1952) uit 2012, met als ondertitel ‘De mooiste gedichten’ gekozen door Margje Kuyper en Thomas Verbogt staat het gedicht ‘Bij de dood van Paul Snoek’. Paul Snoek (1933-1981) was één van de belangrijkste Belgische dichters uit de 20ste eeuw. Zijn laatste jaren en zijn dood waren bijzonder en voor hem dramatisch (hij leed aan manisch-depressieve buien en hij overleed aan een auto ongeluk) dus een gedicht met de titel ‘Bij de dood van Paul Snoek’ wekt verwachtingen die Kuyper wat mij betreft inlost.

.

Bij de dood van Paul Snoek

.

Een vliegveld onder late sneeuw.

.

Bier in de morgen, matglazen

aankomst in de hal vanwaar

de een ging zoveel kilometer

noord, de ander zuid

-auto’s en snelweg en uit.

.

Nooit waren wij samen

waar wij woonden, dat feest

was voor de anderen.

.

En nu ik naar het zuiden rijd

is het op weg naar het graf

dat dieper wordt hoe meer

ik schrijf: taal van je lijf

dat nooit om voedsel vroeg

.

maar schoeisel om je voort

te dragen van vuurwerk

naar vuurwerk – dat althans

was jouw vermoeden.

.

Dus waar je nu bent

zul je ook wel niet lang blijven.

.

Vijf variaties op een misverstand

Kees Stip

.

Pyramus en Thisbe is een verhaal uit de Griekse mythologie over de onmogelijke liefde tussen twee jonge mensen uit Babylon. Anders dan in de meeste mythologische verhalen, spelen de Griekse godenwereld en bovennatuurlijke nimfen en saters geen enkele rol. In 1950 verscheen van de hand van Kees Stip (1913-2001) het kleine bundeltje ‘Vijf variaties op een misverstand’ een droevige geschiedenis behandeld in de trant van enige Nederlandse dichters.

Die dichters zijn (Koos) Speenhoff (1869 – 1945), Jan Prins (1876-1948), (Martinus) Nijhoff (1894-1953), (Herman) Gorter (1864-1927) en (Joost van den) Vondel (1587-1679). In een herdruk in 1984 werd nog een variatie naar Gerrit Achterberg (1905-1962) toegevoegd. De vijf variaties zijn dus geschreven in de stijl van deze dichters.

De variaties zijn nogal lang en daarom heb ik er één uitgelicht, namelijk die van Speenhoff. Ik vind de vindingrijkheid van Stip, het verweven van alledaagse dingen (C&A, Circus Barnum en Bailey) bijzonder grappig.  De Rotterdamse illustrator, dichter/zanger en kunstschilder Speenhoff was daarnaast een variété-artiest en raakte bekend met zijn liedjes over het volkse leven. Een gegeven dat Stip mooi verwerkt heeft in deze variatie.  Wil je ze alle vijf lezen ga dan naar de website waar ze te vinden zijn.

.

Pyramus en Thisbe

Naar Speenhoff

 

Dit is het bloedig moordverhaal van Pyramus en Thisbe

De een, een schone jongeling, wiens ouwe heer in vis dee

De andere, miss Babylon, de dochter van de buurman,

Bij wie hij op beperkte schaal des avonds door de muur kwam.

 

Die muur had namelijk een spleet (het ding zat er al jaren),

maar in die tijd had Babylon gebrek aan metselaren.

De ‘Aziatische idee’, zo heette het, ging voor—en

men bouwde tegen wil en dank aan de mislukte toren.

 

De huisbaas schreef in spijkerschrift, hetgeen een hele toer was,

een lang request waarin stond dat bij hem de muur ajour was.

Maar toen het aankwam op de plaats waar zo’n request moest wezen,

toen brak de spraakverwarring uit en niemand kon het lezen.

 

Door deze spleet nu wurmde Thisbe ’s avonds hare lippen

en Pyramus placht dan daaraan een poze-lang te nippen.

Dat was misschien wel aardig, doch hoezeer zij ook genoten,

toch waren beiden er op uit hun afzet te vergroten.

 

Dus Thisbe op een goede dag sprak in het Babylonisch,

die muur is toch maar niks gedaan, hij maakt mijn hele koon vies.

Je hebt gelijk sprak Pyramus, die muur dat is een vieze,

vanmiddag bij het eten, zat de kalk nog in mijn kiezen.

 

Ik heb een plan, we gaan eruit, we doen het clandestien zus

achter het Wilhelminapark, daar ligt het graf van Ninus.

Dat is een plekje waar geeneen ons kan bespioneren,

ik wil nu weleens weten wat wij zonder muur presteren.

 

En zo begaven beiden zich met uitgedachte smoezen

apart naar wijlen Ninus toe om daar te rendez-vousen.

Doch Thisbe die het eerste kwam werd bleek gelijk een lelie

toen zij een leeuw trof, juist ontsnapt uit Barnum en Bailey.

 

Die leeuw zat daar op Ninus’ graf en at wat eens een ree was

en keek precies of in zijn maag nog plenty plaats voor twee was.

Het arme kind wist weliswaar het ondier te ontkomen

maar het kostte haar d’r mantel, die ze pas had laten stomen.

 

Toen nu de leeuw verdwenen was kwam Pyramus haar vrijer

en las op het verscheurde flard de naam van Brenninkmeijer.

Hij wist dat dit de firma was, waar Thisbe vaste klant was

en snapte dus direct wat of er met haar aan de hand was.

 

Zijn haren rezen overeind, z’n wangen werden sneeuw-wit,

hij dacht het heeft er alles van dat Thisbe in een leeuw zit.

Ach waren we nu nog maar thuis, zelfs met de muur er tussen

want iemand binnen in een leeuw die laat zich lastig kussen.

 

Vaarwel mijn ouders, nimmermeer keert Pyramus uw zoon thuis,

ik sla nu mijn penaten op in huize Aidoneus.

Hij trok daarop een slagersmes, hij stak het in zijn baadje

en zonk toen rochelend ineen op Thisbe’s C&A-tje.

 

Toen Thisbe hem daar liggen vond,—gij raadt het reeds, eilasie

een mens is van nature toch geneigd tot imitatie!—

trok zij het mes uit Pyramus en stak het in haar sinus.

Toen lagen twee kadavers daar, nog afgezien van Ninus.

 

Moraal

 

Dit drama leert ons iets omtrent de ouderlijke plichten.

Men dient de gaten in zijn huis terstond te laten dichten.

Wie dit niet doet die brengt zichzelf in vele ongemakken,

Dus hebt gij jonge dochters thuis; laat er dan behang op plakken!

.

Nog een Vlaming

Kris Lauwereys

.

De Vlaamse dichter Kris Lauwereys (1979) kwam al eerder voorbij op dit blog als partner van Elise Vos maar deze teamcoach timmert zelf ook aan de poëzieweg. Van Lauwereys (niet te verwarren met de literair vertaler Kris Lauwerys met een -e-  minder)  werden gedichten gepubliceerd in Het Gezeefde Gedicht, Deus Ex Machina, Kunsttijdschrift Vlaanderen, en bekroond in diverse poëziewedstrijden zoals de Poëzieprijs Harelbeke, de Interuniversitaire Prijs Babylon en de Kunstprijs Lint.

Hij werkt momenteel aan zijn debuutbundel die eind 2024 zal verschijnen. Hij droeg zijn poëzie voor bij Perdu (Vers van het Mes) en Noordwoord (Dichters in de Prinsentuin). Daarnaast is Lauwereys  medewerker van Roer.me (een bijzonder fijne website met veel poëzie) waar hij onder andere in de reeks Gruis een gedicht heeft gepubliceerd en waar hij begonnen is met recensies schrijven. Het gedicht dat ik met jullie wil delen is getiteld ‘Sisyphus’ en komt van de site van de universiteit Leuven.

.

Sisyphus

.

Hij weet dat niemand na de jaren
hem komt halen
geen hand wrikt zijn schouder
vanonder de rots
steen kleeft aan hem als eelt

.

schraapt hij zijn weg
de helling op
de kwelling is sinds lang
tot sleur gesleten

.

van vooruit en terug verlost
is alles een kring
die hem verslindt

.

steeds maakt hij rond
wat hij nooit meer begint

.

Of de macht van het woord

Drs. P

.

Dichtbundels zijn er vele vormen en dikten, saai vormgegeven tot verrassend vormgegeven, rechthoekig, vierkant tot soms zelfs schuin in de band. Ik ben sinds kort in het bezit van een dichtbundeltje dat in je binnenzak past. Een lang reepje van 20 cm lang en 6 cm breed. Het is het door Wolters bijzonder vormgegeven bundeltje ‘Esmeralda’ of de macht van het woord van Drs. P (1919 – 2015). In 1989 werd dit bundeltje met stevige kartonnen kaft, aangeboden aan alle taaldocenten in Nederland als dank voor de bijna 100 jaar lange betrokkenheid bij de ontwikkeling van Wolters’ Woordenboeken.

Drs. P begint deze bundel met een ingeleide waarin hij de beperkingen die Wolters’ hem oplegt uit te leggen (formaat van de bundel). Zo schrijft hij: “Korte regels / moest ik hebben / door elkaar / een woord of drie / wat zich daarbij / onweerstaanbaar / opdrong / was de poëzie.

En verderop: “Maar sonnetten / en rondelen / zijn voor dit formaat / niets waard / noch kwatrijnen / villanellen / en balladen / uiteraard.”

Hij benoemt de vorm waarvan hij zich bediend de Spicht. Een paar regels: “Een woord van vier lettergrepen / plaatst u steeds / in regel 6”  en 8 regels. Als voorbeeld schrijft hij: “uren, dagen / maanden, jaren / vlieden als / een schaduw heen / ambtenaren / uitgezonderd / geldt die wet / voor iedereen.”

Een kostelijk klein bundeltje kortom. Als volledig gedicht koos ik ‘Raamvertelling’.

.

Raamvertelling

.

Jantje zag eens

Pruimen hangen

(zo begon het

Zangbetoog) –

Levensgroot en

Allersappigst

Maar ze hingen

Veel te hoog

.

“Plukken mag ik niet”

Dacht jantje

“Zou ik dan

Om één of twee

Handvol pruimen

Ongehoorzaam 

Wezen? 

Ja, een goed idee”

.

Hoe de vruchten

Te bereiken

Goede raad

Was hier te duur

Jantje nam een

Opsteekladder

Bij zijn vader 

Uit de schuur

.

Menend dat

Zijn handelswijze

Niets te wensen

Overliet

Dank zij goede

Brandpreventie

Miste men

Zo’n ladder niet

.

Jantje klom

Gezwind naar boven

En hij naderde

Alras

Het niveau waar

Veelbelovend

Ooft ruimschoots

Voorradig was

.

Maar temidden

Van dit voedsel –

Naar bij nader inzien

Bleek – 

Zat een oude

Neushoornvogel

Die hem 

Vreugdeloos bekeek

.

“Heeft dit dier”

Zo peinsde Jantje

“Iets boosaardigs

In de zin?

Nu, hier is mijn

Zakagenda

En daar

Staat het vast wel in”

.

Plotseling 

Weerklonken kreten

Want er was iets

Aan de hand

Ja, hij hoorde

Zevenstemmig

“Brand! Brand! Brand!

Brand! Brand! Brand! Brand”

.

Mark Insingel

Vlaams dichter

.

Afgelopen juli overleed de Vlaamse schrijver (proza, essays, hoorspelen) en dichter Mark Insingel (1935-2024). Insingel was het pseudoniem van Marcus Henri Laurent Thérèse Donckers. In 1956 debuteert Insingel met de bundel ‘Panorama’ onder zijn eigen naam Mark Donckers in de reeks ‘Bladen van de Poëzie’. Insingel evolueerde als dichter van vrij conventionele poëzie (zijn debuut en de drie bundels die tussen 1958 en 1966 werden gepubliceerd) via de concrete poëzie (‘Perpetuum mobile’ uit 1969, ‘Modellen’ uit 1970 en ‘Posters’ uit 1974) naar inhoudelijk zeer pure poëzie.

Vanaf 1963, met de publicatie van zijn bundel ‘Drijfhout’ gebruikt Insingel zijn pseudoniem als dichtersnaam. Zijn bundel Perpetuum mobile’ uit 1969 wordt beschouwd als de eerste bundel concrete poëzie in het Nederlands. Met zijn concrete gedichten nam hij deel aan internationale tentoonstellingen in Amsterdam, Neurenberg, Stuttgart, Liverpool en Oxford. Na zijn concrete poëzieperiode gaat hij een zowel vormelijke als inhoudelijk uitgepuurde (zoals men in Vlaanderen zegt) poëzie schrijven, opgebouwd rond zorgvuldige spiegelstructuren en herhalingen. De formuleringen zijn beknopt, de woorden zorgvuldig gekozen, de taal ontdaan van alle franjes. Zijn verzen leunen bijgevolg dicht aan bij de ‘poësie pure‘ van een Paul Van Ostaijen. In 2017 brengt het Poëziecentrum te Gent al zijn gedichten uit in één band getiteld ‘Het doel is wit’.

Insingel was naast schrijver en dichter onder andere Penningmeester P.E.N.-centrum voor Vlaanderen, redacteur Literair Akkoord en Kritisch Akkoord, docent aan de Schrijversacademie in Antwerpen en werkend lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Zijn werken werden meerdere malen bekroond.

In 2005 verschijnt van zijn hand de bundel ‘Niets’ en twee jaar later in 2007 de bundel ‘Iets’ die thematisch op elkaar aansluiten. Beide bundels bestaan uit liefdesgedichten waarin Insingel voor de verlatenheid van ‘niets’ en het verlangen naar ‘iets’ woorden en een ritme zoekt. In deze twee bundels zoekt hij naar het ongrijpbare van de liefde, naar haar waarom. Insingel zei hier zelf over:  ‘Het iets dat niets is, het niets dat iets is – de liefde zoals ze onmogelijk wordt als ze absoluut wil zijn, zoals ze slechts zichzelf wordt in dit absolute. En wie is uiteindelijk de minnaar, wie is de geliefde?’

In 2010 werden beide bundels uitgegeven onder de naam ‘Iets & Niets’. Uit deze bundel komt het gedicht zonder titel hieronder.

.

Toen jij niet klaar was –

en ik wachtte al.

.

Want jij zou klaar zijn –

en ik wachtte al.

.

En toen ik wachtte

dacht ik: zij is klaar,

.

ze zegt zo dadelijk:

je wachtte al.

.

En jij was klaar,

je zei: je wachtte al.

.