Maandelijks archief: januari 2025
Poëzieweek 2025
en al die activiteiten
.
Van een gedichtennacht in Nijmegen, naar een poëziehalte met Bart Moeyaert in Mechelen, van een Poetry Jam in Alkmaar naar een gratis poëziebundel ‘Winter’ in Rotterdam. En dat is slechts de eerste pagina van de activiteiten die gedeeld zijn op poezieweek.com en er zijn maar liefst 45 pagina’s met activiteiten (12 op een pagina dus reken maar uit, maar liefst 540 activiteiten in Nederland en Vlaanderen in de week van de Poëzie en de periferie van die week).En zelf doe ik er ook aan mee middels de Luule Special.
Voor de rechtgeaarde liefhebber een Walhalla en een nachtmerrie. Want waar te beginnen? So much to do and so little time! Alle reden om een verstandige keuze te maken. Natuurlijk zijn er onder alle poëzieliefhebbers ook vele die zelf dichter zijn en actief in deze week. Dat maakt de spoeling nog dunner. Alweer een reden om over te gaan van een week naar de maand van de poëzie. Zoals in de Verenigde Staten april (the cruelest month) al sinds jaar en dag Poetry month is. Het is geen nieuw idee, ik schreef er in 2012 al over.
Eigenlijk is elke dag gedichtendag. Wanneer je over de Poëziekalender 2025 beschikt is dat letterlijk en figuurlijk het geval. Zelf zal ik een paar activiteiten bezoeken. Misschien niet de meest in het oog springende of de meest spannende maar eerder bijeenkomsten die ik interessant vind, waar ik dichters kan tegenkomen, waar ik iets nieuws ga horen. Ik wens al mijn lezers een mooie Poëzieweek toe, en voor alle dagen, weken en maanden daarna tot aan de Poëzieweek 2026, elke dag een fijne gedichtendag.
Of zoals Tom Lanoye (1958) het in zijn gedicht ‘Programma’ uit de bundel ‘De meeste gedichten’ uit 2005 het al zegt ‘Dát is het, vind / ik. Zoiets. Ongeveer.’.
.
Programma
.
Weet ik veel hoe poëzie eruit
moet zien. Niet dat statische,
dat uniforme. Daar hou ik niet
zo van. Dezelfde toon herhaald
tot in den treure, en dat dan
‘vormvastheid noemen, of ‘een
eigen stem’, dat soort gelul.
Nee daar hou ik niet zo van.
.
Geef mij maar het favoriete
snoepgoed uit mijn jeugd. De
toverbal. Je zuigt en zuigt
maar. telkens komen er andere
kleuren te voorschijn en voor
je ’t weet, heb je helemaal
niets meer. Dát is het, vind
ik. Zoiets. Ongeveer.
.
Beloofde land
Peter Verhelst
.
Voor mijn verjaardag kreeg ik de bundel ‘Zabriskie’ van dichter, romancier en regisseur Peter Verhelst (1962). In deze bundel beschrijft Verhelst waar we op af stevenen als mensheid. Dat dat niet altijd even fraai is mag duidelijk zijn. Maar hij dicht ook over kunst, rituele taal en poëzie.
Peter Verhelst is veelvuldig gelauwerd als dichter, voor zijn poëzie kreeg hij onder andere de Jan Campert-prijs, de Paul Snoekprijs, de Ida Gerhardt Poëzieprijs, de Awater Poëzieprijs en maar liefst driemaal de Herman de Coninckprijs. Ook ontving hij voor zijn oeuvre de Constantijn Huygensprijs.
De titel van deze laatste bundel (2023) van Verhelst verwijst naar de film ‘Zabriskie point’ uit 1970 geregisseerd door Michelangelo Antonioni. Voyage 5 (de bundel is opgedeeld in 7 Voyages) is dan ook getiteld: Naar Zabriskie point, the movie. Zabriskie Point is een onderdeel van de Amargosa Range , gelegen ten oosten van Death Valley in Death Valley National Park in Californië, Verenigde Staten , en staat bekend om zijn erosielandschap .
De film wordt vermeld in het boek The Fifty Worst Films of All Time uit 1978 en is beschreven als “de slechtste film ooit gemaakt door een geniale regisseur”. De kritische waardering is echter in de decennia sindsdien toegenomen. De film heeft in zekere zin een cultstatus bereikt en staat bekend om zijn cinematografie, een soundtrack met Pink Floyd en andere populaire rockacts uit de jaren zestig, en de regie van Antonioni.
Uit de bundel koos ik het gedicht ‘Het beloofde’ uit Voyage 6 Naar Jeruzalem.
.
Het beloofde
.
Kent iemand de naam van het land
.
van het ochtendlicht. Van de nevel.
.
Lap gras, uit de grond gerukt, als een gevlekte pels
over het skelet van een eik gegooid
zodat die poten krijgt, flanken, staart, een kop
.
die zich telkens opnieuw naar ons toe draait.
.
Het land dat ons beloofd werd
uit de tijd dat landen nog beloofd werden.
.
MUGzines- en Luule-special
Cadeau van Mugzine
.
In de Poëzieweek komen wij van MUGzine, het irritantste, particulierste, eigenzinnigste maar leukste en verrassendste minipoëziemagazine van Nederland en Vlaanderen, opnieuw met een special. Dit jaar in de Poëzieweek 2025, op Gedichtendag publiceren wij de Luule-special. Zoals de lezer van MUGzine weet staat op elke editie (en vaker op de Instagrampagina van @L.uule) een Luule.
Luule (het Estse woord voor poëzie) is het kleine zusje van MUGzine en dit keer zetten we haar eens goed in het zonnetje met een bijzondere special. Bijzonder want de omvang en het formaat wijkt af van het formaat zoals je het kent. Deze special is vierkant (zoals de luules op de achterkant van de MUGzine en van instagram) en groter dan wat je gewend bent.
We hebben voor de special een aantal dichters gevraagd die al eens in de MUGzine gedichten publiceerden waaronder Serge van Duijnhoven, Hans Franse, Anton Korteweg, Joz Knoop en Rinske Kegel. Ook de makers laten in deze special van zich horen. Alle donateurs krijgen de special toegestuurd, wil je ook een exemplaar ontvangen? mail dan naar mugazines@yahoo.com
Hier alvast een voorproefje:
.
In aankondigingen
van maandichters en zonnegoden
lees ik jou terug
.
New York Botanische tuin
Poëziewandeling
.
In de Botanische tuin van New York is het mogelijk een African American Garden Poetry Walk te lopen. Op de website van het NYBG geeft Dante Micheaux, programmadirecteur van de Cave Canem Foundation, een introductie. Hierin staat hij stil bij de betekenis van de bijdragen aan de Amerikaanse poëzie door vertegenwoordigers van de Caribische literatuur en hoe zij die verbinden met de flora en fauna (hij spreekt tenslotte vanuit zijn functie bij de botanische tuin).
Als eerste voert hij Derek Walcott uit Saint Lucia op. Hij schrijft over hem: “Hoe zijn poëzie bewijst dat het Caribische leven en de cultuur doordrenkt zijn van de natuurlijke wereld. Zijn voorlaatste bundel gedichten, ‘White Egrets’, werd in feite geïnspireerd door de flora bij de huizen van zijn dochters, ‘soms puta-bomen of flamboyanten of immortelles’, die in hem een fysieke sereniteit teweegbrengen. In een gesprek sprak hij over gedichten die een herinnering van verwachting bevestigen en het is deze houding die ik hoop dat de gedichten die zijn samengesteld voor African American Garden: The Caribbean Experience zullen overbrengen; dat de flora die in de gedichten verschijnt, en ook in de tuin zelf, plaatsen van herinnering en portalen worden naar een tijd of plaats die speciaal is voor elke individuele bezoeker.”
De gedichten die in de tuin zijn aangebracht zijn in het Engels, Spaans en Haitiaans Creools, van dichters als Desiree C. Bailey, Louise Bennett, Gustavo Pérez Firmat, Rico Frederick, Jane Alberdeston Coralin en Marie-Ovide Dorcely.
Desiree C. Bailey komt uit Trinidad en Tobago en Queens, New York. Ze debuteerde met de bundel ‘What Noise Against the Cane’, dat de Yale Series of Younger Poets Prize won en een finalist was voor de National Book Award for Poetry. ‘What Noise Against the Cane’ stond op de longlist voor de International Dylan Thomas Prize en de OCM Bocas Prize for Caribbean Literature en werd geselecteerd als een van de beste boeken van 2021 door de New York Public Library.
Desiree was de eerste Writer-in-Residence aan de Clemson University van 2022-2024. Ze is assistent-professor poëzie in de MFA for Poets and Writers aan de University of Massachusetts Amherst. Het gedicht ‘A Retrograde’ komt uit haar debuutbundel.
.
A Retrograde
.
of fishermen’s wives, piercing the flesh of a sleep walking sky.She taught me that cobwebs are hammocks for spirits, a stop along the way to rest their weary
skins, a knot on the thread of their pilgrimage to a place they had almost touched once.
In those days, a village could grow legs. Wedge itself deep into the throat of mountains
where horses couldn’t smell it, where footsteps couldn’t sear its memory onto
peeling roads.
the machetes are ornaments
rusting upon the walls.
Dear mama: I want to build you a temple
the machetes are ornaments
rusting upon the walls.
I want to build you a temple
the fish are hurling themselves onto the shore
the shore will break into birds of dust
Dear mama: the scales are mirrors
blinding the sun.
On the ocean roams a shadow of splinters
how will I swim to you
when the day is done?
Nog een keer Buddingh’
Vergissen is menselijk
.
Zoals ik op 15 januari al schreef kocht ik in december een paar bundels van de illustere C. Buddingh’ (1918-1985). Schreef ik toen over zijn bundel ‘Deze kant boven’ uit 1965, vandaag gaat dit stukje over de bundel ‘De wind houdt het droog’ uit 1974. De bundel verscheen als Dar pocket, een reeks pockets waar ook bundels van Hugo Claus, Remco Campert, Lucebert, Bert Schierbeek en Adriaan Morriën en nog zo wat dichters verschenen. Maar in 1974 dus als geschreven ‘De wind houdt het droog’. De Dar pockets stonden onder redactie van Oscar Timmers en deze pocket was nummer 14 in de reeks.
De bundel is een poëzieselectie uit eerdere bundels van Buddingh’. Achterin is een chronologie opgenomen, een soort levensbeschrijving tot dan toe. En daar doe ik een verrassende ontdekking. Net als Cees Buddingh’ heb ook ik (weliswaar maar twee jaar) MO A Engels gestudeerd aan de Haagse school voor Taal- en Letterkunde. In de tijd dat Buddingh’ dat deed heette dat nog Middelbaar Engels. Buddingh’ maakte het overigens wel af en haalde er zijn diploma.
Na de chronologie is er ook nog een zeer leuk interview met hem opgenomen, afgenomen door P.J. Stolk. Over de tijd van toen gesproken: de eerste vraag die Stolk Buddingh’ stelt is: “Hoe vind je het eigenlijk, Kees, om met deze elektronische apparatuur zo’n gesprek op te nemen. Ben je geporteerd voor moderne apparatuur?” Buddingh’ geeft hierop een uitgebreid antwoord (hij is wel geporteerd voor moderne apparatuur) want: “Ik vind we moeten geen moderne apparaten uit de weg gaan. Dat is gewoon, ja die staan ons te wachten.”
In de bundel dus gedichten uit de jaren voorafgaand aan 1974. Met op pagina 70 een heerlijk, typisch Buddingh’ gedicht getiteld ‘vergissen is menselijk’.
.
vergissen is menselijk
.
op het schemerige station
stak de jongen
een dikke bruine tong naar mij uit
.
hij tilde zijn rechterhand op,
pakte de tong beet, beet
een stuk eraf en liet
zijn hand weer zakken: het was
.
zijn tong niet, maar een kroketje
.
Achter gewone woorden
De beste poëzie uit tien jaar De Tweede Ronde
.
In 1990 gaf het literair tijdschrift De Tweede Ronde, dat van 1981 tot 1993 werd uitgegeven door uitgeverij Bert Bakker (daarna door Van Oorschot en als laatste door Mouria) een bloemlezing uit naar aanleiding van hun 10 jarig jubileum. Het geeft een beeld, zo stellen de oprichters Marko Fondse en Peter Verstegen in hun voorwoord, van de beste Nederlandse poëzie die tussen 1980 en 1990 in het blad verscheen.
Het is poëzie, zo schrift men verder, waarin het verstand niet is uitgeschakeld, die niet primair appelleert aan het irrationele of onbewuste, en waarin is gestreefd – in overeenstemming met de klassieke traditie- naar ordening, naar wat er kan ontstaan uit de fusie van gevoel en intelligentie, naar het buitengewone dat wordt opgeroepen met gewone woorden, en wat daarachter zit. Bent u er nog?
Van de namen van wie relatief vaak poëzie werd opgenomen in het tijdschrift heeft men vier gedichten genomen en en van de overige één gedicht. Op zichzelf een logische beslissing, blijkbaar waren de dichters die vaker werden opgenomen in het tijdschrift bekender of geliefder. bij het lezend publiek. Als ik de namenlijst doorneem zie ik dan ook allerlei voorbeelden van dichters bij wie ik daar meteen een beeld bij heb: Herman de Coninck, J. Eijkelboom, de net overleden Esther Jansma (één gedicht!), Neeltje Maria Min (één gedicht), Leo Vroman en Jean Pierre Rawie (aan wiens gedicht ‘Moment’ de titel zijn bundel heeft ontleend).
Maar toch ook verschillende dichters van wie ik in ieder geval nog niet gehoord had. Mees Houkind, H.L. Prenen, Harry Pallemans, Rob van Moppes, Jaap Westerbos en Klaas de Wit, allemaal vertegenwoordigd met één gedicht. Maar er is ook een dichter (naast Cees van Hoore en Marko Fondse) die ik niet ken en toch met drie gedichten is opgenomen en dat is Georgine Sanders (1921-2015).
Hoewel haar naam mij vagelijk bekend voorkwam kon ik haar niet plaatsen. Tot ik haar naam opzocht en bleek dat zij de vrouw was van dichter Leo Vroman (1915-2014). Maar ze was vooral antropoloog en schrijver. Daarnaast schreef ze twee dichtbundels: ‘Onvoltooid bestaan’ (1990) en ‘Autogeografie’ (1991). Overigens is Georgine veel bekender dan menigeen zal denken doordat ze met regelmaat in de poëzie van Leo Vroman werd opgevoerd als de geliefde Tineke en ook als Tineke Vroman-Sanders.
In deze bloemlezing dus drie gedichten van haar opgenomen. Ik koos het gedicht ‘Weerbericht’ omdat hier duidelijk naar voren komt hoe ze, na inmiddels 27 jaar in Brooklyn te hebben gewoond, toch nog steeds terugdenkt aan de tijd dat ze in Nederland woonde en dan met name aan dat laatste harde oorlogsjaar.
.
Weerbericht
.
Hoe zacht en vochtig voelt de lucht vandaag.
Een grauwe sneeuwbank drenkt het dorre gras
en vlakke kou ontleedt zich, laag op laag
van geuren die herroepen hoe het was
.
nu lang geleden, langer nog, het langst.
En, oude vrouw, ben ik opeens weer kind
in Amsterdam, doorsta in Utrecht de angst
om dat hard oorlogseind in voorjaarswind.
.
In deze straat in Brooklyn, zonder zon,
die gister nog slechts ging van hier naar daar,
loop ik door een herwonnen werkelijkheid
.
en zie hoe hier de lente weer begon.
Wat eens bestond maakt nog mijn heden waar:
de geur van het verleden weert de tijd.
.
Brooklyn, juni 1987 – mei 1988
.
Pier Paolo Pasolini
Blind gepakt
.
Vandaag maar weer eens voor mijn boekenkast gaan staan en met de ogen dicht een bundel gepakt. Dit keer werd dat de bundel ‘De as van Gramsci’ uit 1989 van de Italiaanse filmregisseur, schrijver, dichter en marxist Pier Paolo Pasolini (1922-1975). De titel verwijst naar een vroege Pasolini-bundel uit 1957 met dezelfde titel, maar is in deze uitgave aangevuld met gedichten uit ‘De religie van mijn tijd’ uit 1961.
In mijn exemplaar heeft een vorige eigenaar nog van allerlei aantekeningen in potlood en markeringen met gele stift toegevoegd waarvan ik er een aantal kan plaatsen (Laat-Latijnse jongens = alliteratie) maar een groot aantal ook niet (bijvoorbeeld een aantal keer Lucca (de stad) gemarkeerd).
Vervolgens heb ik de bundel op een willekeurige pagina geopend (pagina 93) en daar staat het gedicht ‘Aan de christencritici’ uit ‘Vernederd en gekwetst’ epigrammen uit 1958.
.
Aan de christencritici
.
Vaak beschuldigt een dichter zichzelf, belastert zichzelf,
overdrijft uit liefde zijn eigenweerzin,
overdrijft als zelfkastijding zijn eigen simpelheid,
is puriteins en kwetsbaar, hard en decadent.
Is al te scherpzinnig haast in de analyse van sporen
van het erfgoed, het levende verleden:
heeft al te veel schroom haast voor enige concessie
aan redelijkheid en hoop op de toekomst.
Best, jammer voor hem! Er is geen ogenblik van
aarzeling: citeer hem, dat is genoeg!
.
Museum van het boek
Tom Lanoye
.
Op zoek naar een foto in mijn bestanden kwam ik een foto tegen waar ik even bij bleef hangen. Dat is altijd een goed teken, dus liet ik mijn zoektocht even voor wat het was en concentreerde ik me op de foto die mijn aandacht had getrokken. Het betreft hier een foto die ik nam in het Literatuurmuseum in Den Haag van een vitrine over Tom Lanoye (1958) Vlaams dichter, romancier, essayist en toneelschrijver.
In de vitrine lagen enige bibliofiel uitgegeven werken van Lanoye. Zoals de uitgave ‘Hanestaart’, gedichten, in 1988 uitgegeven in een beperkte oplage en geïllustreerd door Jimi Dams. Een oplage van 20 exemplaren van verguld halfleer met platten van versierd papier, genummerd en gesigneerd door de auteur.
De bladzijde waarop deze uitgave openlag was niet genummerd maar het gedicht was goed te lezen. Het betreft hier het gedicht ‘Clip’.
.
Clip
.
Leg een hertejong, ik zal het broeden
tot zijn schedel barst zoals
de lippen van een digitale vrouw.
.
Kus de jakhals in mijn plaats, ik zal hem
zegenen met satellieten tot zijn drift
kan karnen in een langverwacht vaccin.
.
Geef desnoods de schaamluis door, ik zal haar
strelen als tranquilizers op een sterfbed, haar
troosten als een vetplant met een flatneurose.
.
Maar vraag niet dat ik vrede neem met de
melt-down van verveling, dat ik de leeuwemuil
zou spalken met het hout van ersatz en geduld.
.
Verlang niet dat ik rusten zou voor ik nation-wide
gescreend heb: het scala van mijn tanden, de roep
van mijn ravage, het karma van mijn koorts.
.
Kadootje
Jarig
.
Omdat ik vandaag jarig ben een toepasselijk gedicht over een kadootje. Het gedicht is van Theo Olthuis (1941-2024) uit zijn bundel ‘In je hoofd kun je alles’ uit 2007.
.
Kadootje
.
Kreeg zomaar
een kadootje
en maakte voorzichtig
het papiertje los.
Er schemerde iets
wat ik NIET wou hebben,
maar het was al van mij…
En voor ik het wist
riep ik: Dankjewel!
en keek
heel moedig blij.
.
Caroline
Taalverruwing versus taalvervlakking
.
Tussen 1997 en 2004 verzorgde Driek van Wissen (1943-2010) in het radio- en televisieprogramma Binnenlandse Zaken van de TROS een rubriek met de titel ‘Kritiek van Driek’. In deze rubriek, herinner ik me, mocht hij graag commentaar geven, al dan niet met een vette knipoog op de taalverruwing. Overigens ging deze taalverruwing vaker over het ontbreken van enige logica in de Nederlandse taal en grammatica dan over echte taalverruwing.
Ik moest hieraan terugdenken toen ik in de bundel (met CD) ‘Dat lijkt warempel sandelhout’ van Frank van Pamelen uit 2003 het gedicht ‘Caroline’ las. In eerste instantie denk je tegenwoordig bij zo’n naam een een ‘politica’ met diezelfde naam, maar in dit geval betreft het niemand minder dan Caroline Tensen, of zoals van Pamelen haar in het gedicht noemt Tenzen.
Van Pamelen (1965) stond in MUGzine #8 (samen met een aantal andere light verse dichters) en is in de light verse kringen een zeer bekende en gewaardeerde naam. In de bundel ‘Dat lijkt warempel sandelhout’ neemt hij Caroline Tensen op de hak en dan vooral de manier waarop zij het Nederlands uitspreekt (op de manier waarop men in het Gooi woorden verbastert). Misschien kan René Appel een keer het DNA van Caroline Tensen in de Taalstaat bespreken (als hij dit niet al een keer gedaan heeft).
.
Caroline
.
Taalvernieuwing kent geen grenzen
Dankzij Caroline Tenzen
.
Want zij is op dat gebied
Zerieus mijn vavoriet
.
Steeds wanneer zij talenknobbelt
(in een kenniskwis bevobbeld)
.
Roept zij met een luide sreeuw:
Goh, u weet wel heeuw ejg veeuw!
.
Ach, de taauw waar ik van hieuwd
Wordt door haar voorgoed vernieuwd…
.

















