Site-archief
Pegasus
Catharina Blaauwendraad
.
Zo nu en dan kom ik de naam van een dichter tegen die ik niet ken. Nu zal je denken dat dat niet zo vreemd is maar als je, zoals ik, al ruim 17 jaar dagelijks (de laatste 15 jaar) over poëzie schrijf, dan doen de meeste dichtersnamen wel ergens een belletje rinkelen. Maar niet altijd en is ook zo met de dichter en vertaler Catharina Blaauwendraad (1965). Voor de zekerheid check ik dan altijd nog even dit blog want na bijna 5.300 berichten weet ik ook niet precies meer over wie ik wat wanneer geschreven heb.
Maar over Catharina Blaauwendraad dus nog nooit. Op zichzelf niet heel vreemd want na te zijn gedebuteerd in 2004 met de bundel ‘Niet ik beheers de taal’ verscheen daarna alleen nog in 2009 de bundel ‘Beroepsgeheim’. In 1989 debuteerde zij in het literaire blad De Tweede Ronde, waaraan zij in de loop van de daaropvolgende jaren veel bijdragen zou leveren. Ook trad ze een aantal malen op als gastredacteur voor dit blad. Als vertaler vertaalde ze onder andere ‘Honderd liefdessonnetten’ van Pablo Neruda.
Uit haar debuutbundel uit 2004 nam ik het gedicht ‘Pegasus’.
.
Pegasus
.
Ik heb mij plotseling bedacht
al weet ik niet waarom. Ik jaag
de trappen af
omlaag
omlaag
.
Op straat
heb ik mijn draai verloren
en raak ik buiten adem van zijn naam.
.
Ik sta te zwaaien naar een verre man
en zoek de woorden om hem te herroepen.
.
Dan keer ik op mijn schreden terug
en tel de gaten die mijn hakken
als paardehoeven in ’t plaveisel sloegen.
.
Nog een keer Buddingh’
Vergissen is menselijk
.
Zoals ik op 15 januari al schreef kocht ik in december een paar bundels van de illustere C. Buddingh’ (1918-1985). Schreef ik toen over zijn bundel ‘Deze kant boven’ uit 1965, vandaag gaat dit stukje over de bundel ‘De wind houdt het droog’ uit 1974. De bundel verscheen als Dar pocket, een reeks pockets waar ook bundels van Hugo Claus, Remco Campert, Lucebert, Bert Schierbeek en Adriaan Morriën en nog zo wat dichters verschenen. Maar in 1974 dus als geschreven ‘De wind houdt het droog’. De Dar pockets stonden onder redactie van Oscar Timmers en deze pocket was nummer 14 in de reeks.
De bundel is een poëzieselectie uit eerdere bundels van Buddingh’. Achterin is een chronologie opgenomen, een soort levensbeschrijving tot dan toe. En daar doe ik een verrassende ontdekking. Net als Cees Buddingh’ heb ook ik (weliswaar maar twee jaar) MO A Engels gestudeerd aan de Haagse school voor Taal- en Letterkunde. In de tijd dat Buddingh’ dat deed heette dat nog Middelbaar Engels. Buddingh’ maakte het overigens wel af en haalde er zijn diploma.
Na de chronologie is er ook nog een zeer leuk interview met hem opgenomen, afgenomen door P.J. Stolk. Over de tijd van toen gesproken: de eerste vraag die Stolk Buddingh’ stelt is: “Hoe vind je het eigenlijk, Kees, om met deze elektronische apparatuur zo’n gesprek op te nemen. Ben je geporteerd voor moderne apparatuur?” Buddingh’ geeft hierop een uitgebreid antwoord (hij is wel geporteerd voor moderne apparatuur) want: “Ik vind we moeten geen moderne apparaten uit de weg gaan. Dat is gewoon, ja die staan ons te wachten.”
In de bundel dus gedichten uit de jaren voorafgaand aan 1974. Met op pagina 70 een heerlijk, typisch Buddingh’ gedicht getiteld ‘vergissen is menselijk’.
.
vergissen is menselijk
.
op het schemerige station
stak de jongen
een dikke bruine tong naar mij uit
.
hij tilde zijn rechterhand op,
pakte de tong beet, beet
een stuk eraf en liet
zijn hand weer zakken: het was
.
zijn tong niet, maar een kroketje
.
Caroline
Taalverruwing versus taalvervlakking
.
Tussen 1997 en 2004 verzorgde Driek van Wissen (1943-2010) in het radio- en televisieprogramma Binnenlandse Zaken van de TROS een rubriek met de titel ‘Kritiek van Driek’. In deze rubriek, herinner ik me, mocht hij graag commentaar geven, al dan niet met een vette knipoog op de taalverruwing. Overigens ging deze taalverruwing vaker over het ontbreken van enige logica in de Nederlandse taal en grammatica dan over echte taalverruwing.
Ik moest hieraan terugdenken toen ik in de bundel (met CD) ‘Dat lijkt warempel sandelhout’ van Frank van Pamelen uit 2003 het gedicht ‘Caroline’ las. In eerste instantie denk je tegenwoordig bij zo’n naam een een ‘politica’ met diezelfde naam, maar in dit geval betreft het niemand minder dan Caroline Tensen, of zoals van Pamelen haar in het gedicht noemt Tenzen.
Van Pamelen (1965) stond in MUGzine #8 (samen met een aantal andere light verse dichters) en is in de light verse kringen een zeer bekende en gewaardeerde naam. In de bundel ‘Dat lijkt warempel sandelhout’ neemt hij Caroline Tensen op de hak en dan vooral de manier waarop zij het Nederlands uitspreekt (op de manier waarop men in het Gooi woorden verbastert). Misschien kan René Appel een keer het DNA van Caroline Tensen in de Taalstaat bespreken (als hij dit niet al een keer gedaan heeft).
.
Caroline
.
Taalvernieuwing kent geen grenzen
Dankzij Caroline Tenzen
.
Want zij is op dat gebied
Zerieus mijn vavoriet
.
Steeds wanneer zij talenknobbelt
(in een kenniskwis bevobbeld)
.
Roept zij met een luide sreeuw:
Goh, u weet wel heeuw ejg veeuw!
.
Ach, de taauw waar ik van hieuwd
Wordt door haar voorgoed vernieuwd…
.
Levens-vreugde in den dood
De Tachtigers
.
Ik heb al veel geschreven over verschillende stromingen in de poëzie. De Vijftigers, de Zestigers, Nieuwe Realisten, de Maximalen, maar ik kwam erachter dat ik nog nooit een blog gewijd heb aan de Tachtigers. Ik heb wel aan verschillende vertegenwoordigers van de Tachtigers individueel aandacht besteed maar aan de stroming als zodanig nog niet. Een omissie kortom. Daar gaat nu verandering in komen.
De Tachtigers vormden een vernieuwende beweging binnen de Nederlandse kunst en met name binnen de Nederlandse literatuur die van ca. 1880 tot 1894 bestond. In het werk van de auteurs die tot deze beweging worden gerekend kwamen het impressionisme en naturalisme sterk naar voren. De Tachtigers zijn gevormd uit een groep jonge studenten en kunstenaars, geboren tussen 1855 en 1865, voornamelijk afkomstig uit Amsterdam en omgeving, die elkaar vonden in de afkeer van de victoriaanse wereld die Alphons Diepenbrock later zou beschrijven als ‘de afschuwelijke vulgariteit van de bureaucratenwereld der ‘letterkundigen’.
Ze zijn vooral van belang vanwege de vernieuwing die zij aanbrachten in de poëzie en de sterke onderlinge band die de meesten van hen aanvankelijk met elkaar hadden: zij kenden elkaar van hun studies of van sociëteiten, correspondeerden intensief met elkaar leenden elkaar geld en investeerden in hun in 1885 vol elan opgericht nieuw literair tijdschrift De Nieuwe Gids, dat vooral in de begintijd over het algemeen met de beweging werd vereenzelvigd en zich sterk afzette tegen de reeds bestaande, meer behoudende De Gids, dat verscheen sinds 1837.
Naast De Nieuwe Gids werd ook het weekblad De Amsterdammer een belangrijk medium van de beweging. Hoewel het vooral een literaire beweging betrof, waren er ook kunstschilders en componisten die zich met de beweging associeerden, zoals de eerder genoemde componist en schrijver Alphons Diepenbrock (1862-1921).
Belangrijkste dichters uit de beweging van de Tachtigers zijn Willem Kloos, Herman Gorter, Hélène Swarth, Albert Verwey, Hein Boeken, Franc van der Goes en Jacques Perk en in hun voetspoor ook een dichter als Augusta Peaux.
Nico Donkersloot (1902 – 1965, pseudoniem Anthonie Donker) hoogleraar Nederlands, letterkundige, essayist, schrijver, literair vertaler en dichter, publiceerde in 1935 ‘De gestalten van tachtig, bloemlezing uit de poëzie der tachtigers’. Uit deze bloemlezing koos ik het gedicht ‘Levensvreugde in den dood’ van Willem Kloos (1859-1938). Het gedicht werd genomen uit de bundel ‘Verzen III’ uit 1913.
.
Levens-vreugde in den dood
.
Deze kant boven
C. Buddingh’
.
Vorige maand heb ik een paar oudere bundels van C. Buddingh’ (1918-1985) gekocht en lezend in deze bundels wordt mijn waardering voor Buddingh’ als dichter steeds groter. Waar ik in het verleden nog weleens dacht dat Buddingh’ de boel in de maling nam met korte gedichten die vooral grappig waren en die je snel weer vergat, nu kijk ik daar toch wat anders naar. Zijn fantasie en manier van dichten is zo eigen. Een gedicht van Buddingh’ pik je er zo uit. De typografie, zijn eigenzinnige kijk op de taal en de poëzie, en zijn experimenteerdrang kenmerken zijn gedichten.
Op de achterkant van de bundel ‘Deze kant boven’ uit 1965 lees ik: “Jaren vóór de experimentelen het bolwerk der vaderlandse poëzie bestormden en innamen schreef hij experimentele gedichten; jaren vóór ‘de nieuwe stijl’ op haar beurt een knuppel in onze zwanenvijver wierp, vloeide uit zijn puntige pen het soort poëzie waarop deze jongste stroming in onze dichtkunst haar program zou baseren”.
In deze bundel staan nog steeds de korte puntige (bijna Luule-achtige) gedichtjes als:
.
spreker
.
de spreker betoogde
wat betoogde de spreker?
ja, dat zei de spreker niet
.
Maar ik kwam ook een wat langer, inhoudelijker gedicht tegen, getiteld ‘improvisatie’ met een motto van de Franse dichter Paul Eluard (1895-1952) ‘le ciel change’ ( De lucht verandert). Dit gedicht wil ik hier graag met jullie delen.
.
improvisatie
.
le ciel change
paul eluard
.
welaan dan: de lucht verandert:
er komen kleine witte wolkje, ziet u wel
(de meteorologen zullen er ongetwijfeld
een naam voor hebben) ze drijven op blauw
(denkt u, maar vanzelfsprekend
is dat gezichtsbedrog)
als mollige meisjes in een natuurbad-
jaja als ik het niet dacht:
natuurlijk moeten er weer meisjes bij komen
(u kunt ook geen vijf minuten
zonder erotiek)
nu vooruit dan, van mij mag het: droom dus gerust
van mollige jonge meisjes
als u naar een stel schapewolkjes kijkt
.
(de zinnen zijn er tenslotte)
.
Dichters bij elkaar
Singel 262
.
In 1967 gaf Em. Querido Uitgeverij N.V. de bundel ‘Dichters bij elkaar’ uit, een jaarboek van Singel 262 die geheel aan poëzie gewijd was. De dichters van Querido werd gevraagd een ongepubliceerd gedicht aan te leveren en een aantal heeft ook een essay over hun dichterschap geschreven. De titel Singel 262 is gelinkt aan het adres van Querido. De jaarboekjes verschenen van 1951 t/m 1990 en een aantal keer waren dichters en gedichten onderwerp van zo’n jaarboekje. De eerste keer in 1952 en in 1967 voor de vierde maal.
Bij de keuze van de essays heeft men destijds gestreefd naar een verscheidenheid van generaties zodat de ontwikkeling van de poëzie in Nederland via een aantal opvattingen tot uiting kwam. Een bundeling van dichters, gedichten en hun opvattingen over het dichterschap. Dit alles heeft een interessante en levendige bundeling van gedichten en inzichten opgeleverd.
Uit de vele dichters die vertegenwoordigd zijn in dit jaarboekje koos ik voor de dichter Anthonie Donker (1902-1965). Donker of Nico Donkersloot zoals zijn volledige naam luidde, was hoogleraar Nederlands, letterkundige, schrijver, essayist, dichter en literair vertaler. Anthonie Donker gebruikte ook de pseudoniemen Aart van der Alm, Siem de Maat en Maarten de Rijk.
Hij debuteerde in 1926 met de bundel ‘Acheron’ en bleef tot aan zijn dood essays, dichtbundels, biografieën en vertalingen produceren. Als vertaler werd Donkersloot bekend door zijn vertaalde werk van onder meer Coleridge, Goethe en Feuchtwanger. Tijdens de oorlogsjaren was hij betrokken bij verzetsactiviteiten en werd door de Duitse bezetter ontslagen als hoogleraar en gearresteerd. Hij werd opgesloten in de gevangenis van Scheveningen (Oranjehotel) en zou na de oorlog een tekst schrijven voor de plaquette (naast de deur in de buitenmuur aan de Van Alkemadelaan) die daar in 1949 onthuld werd ter nagedachtenis aan de geëxecuteerden op de Waalsdorpervlakte.
.
Een Breughel
.
De blindeninrichting gaat uit. Vijf uur
Een Breughel wordt de Amsterdamse tram.
Zij staan iets te rechtop, onzeker stram,
met het gezicht aldoor als naar de muur.
.
Hun blik is lichtloos, van een wit glazuur.
Alsof hij plots een andere route nam
rijdt door hun nacht de Amsterdamse tram,
door vreemde sferen zonder verf of vuur.
.
Hun vingers die volleerd zijn in het voelen,
baggernetten knopen en matten stoelen,
vinden de weg in het donker op den duur.
.
Zij staan, als knotwilgen in de natuur.
Zij weten niet wat wij ermee bedoelen
dat de duisternis invalt op dit uur.
.
Zwanenzang
Herman Leenders
.
In de nieuwe bundel van de Vlaamse schrijver en dichter Herman Leenders (1960) is een gedicht gewijd aan een andere dichter Koenraad Goudeseune (1965-2020). Herman Leenders debuteerde in 1982 met de bundel ‘Mijn landschap, een beeldinventaris’ waarna nog 7 dichtbundels en enkele romans volgden. Hij behandelt in zijn gedichten vooral de spanning tussen droom en werkelijkheid. Hij doet dat in een directe taal die beeldend en zintuiglijk is.
Hij was vrije Brugse stadsdichter voor de periode 2016 – 2017. Voor zijn poëzie ontving hij onder andere de C. Buddingh’-prijs (1993) en de Hugues C. Pernath-prijs (1993) beide voor zijn bundel ‘Ogentroost’.
In zijn laatste bundel ‘Het voorland’ “hangt een onuitgesproken dreiging over deze gedichten maar tegelijkertijd een geruststellende mist van weemoed en tevredenheid. De mens is op weg naar zijn lotsbestemming en leeft ondertussen onwetend, min of meer gelukkig, min of meer onschuldig in het voorland, het grensgebied tussen land en zee, hemel en aarde, gisteren en morgen, leven en dood”.
In deze bundel staat dus een gedicht voor Koenraad Goudeseune, de dichter die na een kort ziekbed in 2020 euthanasie koos. Het gedicht is getiteld ‘Zwanenzang’.
.
Zwanenzang
.
Voor Koenraad Goudeseune
.
je bent onder vrienden als een koning gestorven
op het laatste podium dat je hebt bestegen
in het nerveuze licht van schermen
met likes als heilig oliesel
.
we leefden dag na dag van je sonnetten
die niemand ontzien – jezelf nog het minst –
we zagen bloemen glorieus verwelken
drank in de glazen verschalen
.
jouw lach verkrampen
weglekken in het infuus
het vege lijf mager en gekrompen
.
je poëzie zal blijven leven beweren de vazallen
straks krijg je postuum de Herman de Coninckprijs
weer niet: is dit dan het happy end waarde vriend
.
Wat doe jij
Blind gepakt
.
Vandaag ben ik voor mijn boekenkast gaan staan en heb ik met mijn ogen dicht een dichtbundel eruit gepakt, zoals ik dat al eerder deed. Dit keer pakte ik de bundel ‘V in vers” de bezetting en het verzet in verzen op de voet gevolgd door Anthonie Donker uit 1965. Deze bundel verzetspoëzie werd uitgegeven ter gelegenheid van de 20 jarige herdenking van de bevrijding van Nederland en legt verband tussen de verzen en de feiten. Dat laatste betekent dat bij veel van de gedichten een historisch feit of stukje tekst is toegevoegd.
Ik heb de bundel op een willekeurige pagina geopend en daar op pagina 118 staat het gedicht ‘Wat doe jij?’ van Gerrit-Jan van der Veen (1902-1944). Dit gedicht verscheen de eerste keer anoniem in het nummer van De Vrije Kunstenaar van maart 1944. Beeldhouwer Gerrit-Jan van der Veen was een der veelzijdigste verzetsfiguren. Vanaf de oprichting af, in mei 1942, was hij redacteur van De Vrije Kunstenaar, het ondergronds orgaan van de kunstenaars die zich verzetten tegen de hun door de Duitsers opgelegde Kultuur-kamer. Op grote schaal verleende van der Veen hulp aan diverse groepen bijvoorbeeld door het verschaffen van valse papieren. Ook nam hij deel aan gewapende acties onder andere aan de aanslag op het bevolkingsregister in Amsterdam.
Bij de overval op het Huis van Bewaring in Amsterdam in mei 1944, een poging om kameraden te bevrijden, raakte hij zwaar gewond. Korte tijd later viel hij in handen van de Duitsers en werd hij op 10 juni 1944 in Overveen gefusilleerd.
.
Wat doe jij?
.
Wat doe jij, nu je land wordt getrapt en geknecht,
Nu het bloedt uit ontelbare wonden.
Wat doe jij, nu je volk wordt ontmand en ontrecht,
Door de zwarte en feldgraue honden?
.
Wees vervloekt jij, die azend op ’t goud van den beul,
Hem zijn roofburchtenbouw helpt volvoeren.
Wees vervloekt jij, die laf, in het slavengareel,
Hem zijn worgstrikken strakker helpt snoeren.
.
Wees veracht jij, die slap van zelfzuchtige angst,
Tracht de grievendste hoon te negeren.
Wees veracht jij, die jaagt naar gewin en genot,
Waar je broeders rondom je kreperen.
.
Op de bres voor de vrijheid, jij man van ’t verzet,
Die verbeten ’t gespuis blijft belagen.
Jij die vecht, jij die valt voor de vrijheid en ’t recht,
Hij die stand houdt waar velen versagen.
.
Grijpt hem aan waar je kunt, hij die grijpt waar hij kan,
Tot de laatste van ’t tuig is verdreven.
Op! – de dood of de vrijheid: de leus van een man,
Van een man, die het waard is te leven.
.
De stilte
Jan van Nijlen
.
Dat er heel veel themapoëziebundels zijn uitgegeven in de loop der jaren zal voor de vaste lezer van dit blog geen nieuws zijn. Over de meest uiteenlopende onderwerpen zijn bloemlezingen verschenen. Of het nu gaat over verzet, roken, fietsen, troost, de tweede wereldoorlog of beta’s, je kunt het zo gek niet bedenken of er is een verzameling gedichten van gemaakt.
Blijkbaar voorziet de bundeling van gedichten per onderwerp of thema in een vraag van poëzieliefhebbers. In de jaren 1979, 1980 en 1981 verscheen bij Erven Thomas Rap een serie Thema-poëzie. Onderwerpen waren de fiets, de moeder, Het werk, de vogel, de stad, het kind, de tuin en de dood. Maar ook de stilte. In 1980 stelde Kees Fens de bloemlezing ‘De stilte’ samen en in die bloemlezing staat het gedicht ‘De laatste dagen’ van Jan van Nijlen. Deze Vlaamse dichter (1884-1965) was ambtenaar, dichter en essayist.
In 1906 debuteerde van Nijlen met de bundel ‘Verzen’ en voor zijn werk (proza en poëzie) ontving hij onder andere de Constantijn Huygensprijs (1963) en de Staatsprijs Vlaamse Poëzie (1934). Van Nijlen is bij de meeste mensen (zeker in Antwerpen) bekend door zijn gedicht ‘Bericht aan de reizigers’ dat uit zijn bundel ‘Geheimschrift’ uit 1934 komt en dat in 2011 in het centraal station van Antwerpen onthuld werd.
Van Jan van Nijlen is in de bloemlezing ‘De stilte’ het gedicht ‘De laatste dagen’ opgenomen uit ‘De dauwtrapper’ uit 1947.
.
De laatste dagen
.
Een blauwe schotel bleef, met enkle vruchten,
vannacht in het prieel op tafel staan,
en daarop schijnt, door winde en wilde wingerd,
een laatste straal van de verdoofde maan.
.
Geen wind beweegt de donkre notelaren,
rond zonnebloem en volle dahlia
gonst geen insekt: ’t is de volmaakte vrede
die eeuwig lijkt, als kwam niets daarna.
.
O laatste, warme dagen van september,
de weemoed van uw licht gloeit ook in mij,
ik laat, als gij, mij met een glimlach glijden
naar dood en vrede, beiden zo nabij.
.
Beeldspraak
Poëziepodcast
.
Afgelopen dinsdag luisterde ik naar het nieuwe duo van De Rotterdamse School. de poëziepodcast van voorheen Daniël Dee en Mark Boninsegna en tegenwoordig gemaakt door Mark en Peer Hommel. Peer (1996) is een Rotterdamse dichter. Ze stond op verschillende podia, waaronder Poetry International, Woordnacht en Poëzie Lagogo. Daarnaast is ze coauteur van de bundel ‘Gevangenispost’. Naast haar bijdrage aan De Rotterdamse School gaat ze ook voor de nieuwe Contrabas podcast verslag doen van haar leeservaringen. De toon of voice van De Rotterdamse School is wat meliger en mist de kennis van Daniël Dee wel maar is nog altijd leuk om naar te luisteren.
Naar aanleiding van deze podcast ging op zoek naar andere poëziepodcasts dan waar ik eerder al over schreef. En zo kwam ik op de podcast van het Poëziecentrum in Gent. De podcast heet Beeldspraak. In deze maandelijkse reeks praat een kenner/liefhebber met een dichter over zijn/haar nieuwe dichtbundel. Ben je meer van de Engelstalige poëzie? Dan is PoemTalk een fijne podcast. PoemTalk is een samenwerking tussen Kelly Writers House en PennSound. Allerlei onderwerpen komen aan bod, van nieuwe bundels, oude dichters tot aan de eerste digitale poëzie (1995!).
Weer een andere (Amerikaanse) poëziepodcast is Poetry Now van de Poetry Foundation, een website waarin ik graag mag rondstruinen. In deze podcast gedichten van allerlei hedendaagse Amerikaanse dichters van verschillende komaf.
Geen blogbericht zonder gedicht, dus ging ik luisteren naar Beeldspraak. In de aflevering die ik beluisterde praat dichter en vertaler Elke Derijcke met Rozalie Hirs (1965) over de haar bundel ‘Oneindige zin’ uit 2021. Uit die bundel komt ook het gedicht ‘Galerij’.
.
Galerij
.
kijk uit over de parkeerplaats langs stam en boomkruin
op verhoogde straat in de schaduw staat een gebouw
als veilige plek waar de kleinsten spelenderwijs elkaar
en hun kersverse ouders in de tussenruimten ontmoeten
fluitende wind behalve in de zomer dan een bries
door omstreden spijlen mikt op het startpunt
van tussenhoven in licht overlopende schakende
klimaatverevenaars langs de regenpijp vieren
verjaardag op balkon en trap tussen verpozing
en verplaatsing niet het eindpunt dus snel
door de voordeur naar binnen de warmte of koelte
met uitzicht op natuurlijker voorbeelden van groen













