Site-archief

Bloed

Naomi Shihab Nye

.

Terwijl ik in de chaos zit van een woonkamer die geschilderd wordt, lees ik in ‘The United States of Poetry‘ uit 1996, dat de schilders uit voorzorg uit mijn boekenkast hebben gehaald omdat het uitsteekt. Het blijft een fijn boek om in te lezen; groot, mooi vormgegeven en vol gedichten van dichters die ik niet ken. En daarnaast ook nog eens uitermate informatief.

Ook dit keer kom ik iets bijzonders tegen (ik lees dichtbundels zelden van kop tot staart, tenzij voor een recensie) namelijk een gedicht van Naomi Shihab Nye (1952). Nye  is een Palestijns-Amerikaanse dichter , redacteur, songwriter en romanschrijver . Ze is geboren uit een Palestijnse vader en een Amerikaanse moeder.  Op zesjarige leeftijd begon ze met het schrijven van haar eerste gedichten. In totaal heeft ze meer dan vijfendertig boeken gepubliceerd en aan honderden andere boeken bijgedragen. Haar werk omvat poëzie, jeugdliteratuur, prentenboeken en romans. Nye heeft gedurende haar carrière talloze prijzen ontvangen, waaronder de NSK Neustadt-prijs voor kinderliteratuur in 2013 , was de Young People’s Poet Laureate van de Poetry Foundation voor de periode 2019-2022, en in 2024 ontving ze de Wallace Stevens Award en de Texas Writers Award.

In ‘The United States of Poetry’ is het gedicht ‘Blood’ opgenomen. ‘Blood’ of ‘Bloed’ zoals de vertaling luidt, gaat over het eigen identiteitsgevoel van de dichter als Palestijns-Amerikaanse die opgroeide tussen de twee culturen. Het gedicht begint met de spreekster die een paar verhalen uit haar jeugd vertelt. Dit waren momenten waarop haar vader uitlegde wat een “echte Arabier” is. Deze verhalen gingen altijd gepaard met spreekwoordelijke uitspraken of gebeurtenissen. Er waren humoristische momenten in andermans huizen, vreemde ontmoetingen voor hun eigen deur en verschrikkelijke gebeurtenissen die elke verklaring tartten. 

Dat laatste is waar de tweede helft van het gedicht zich op richt. Er gebeurde iets dat Nye en haar familie schokte. Ze wendde zich, zoals altijd, tot haar vader voor antwoorden, maar hij had er geen. Vervolgens ging ze naar het platteland rondom haar Amerikaanse huis en vroeg de schapen, de koeien en de lucht wat ze moest denken, doen en wat voor soort persoon ze moest worden. 

Een van de redenen dat ik aan dit gedicht bleef hangen terwijl ik in The United States of Poetry’ las was dat, hoewel dit gedicht uit haar bundel ‘Words under the Words; selected poems’ uit 1995 komt, het thema, helaas vandaag de dag nog steeds heel erg actueel is. En dan vooral de gebeurtenis in de vierde strofe, een gebeurtenis ‘waarvan de krantenkoppen stollen in haar bloed’ die helaas na 1995 nog steeds en regelmatig terugkeert in de actualiteit. Hieronder de vertaling van ‘Blood’. Het origineel is hier te lezen.

.

Bloed

.

“Een echte Arabier weet hoe hij een vlieg met zijn handen moet vangen.”
Dat zei mijn vader altijd. En hij bewees het ook.
de zoemer onmiddellijk vastpakken
terwijl de presentator met de vliegenmepper staarde.
In de lente vervelden onze palmbomen als slangen.
Echte Arabieren geloofden dat watermeloen op vijftig manieren kon genezen.
Ik heb ze aangepast aan de gelegenheid.
Jaren eerder had een meisje aangeklopt,
wilde de Arabier zien.
Ik zei dat we er geen hadden.
Daarna vertelde mijn vader me wie hij was.
“Shihab” – “vallende ster” –
Een mooie naam, ontleend aan de hemel.
Ik heb ooit gezegd: “Als we sterven, geven we het dan terug?”
Hij zei dat een echte Arabier dat zou zeggen.
Vandaag stollen de krantenkoppen in mijn bloed.
Een kleine Palestijn zwaait met een vrachtwagen op de voorpagina.
Dakloze vijg, deze tragedie met een vreselijke oorsprong.
is te groot voor ons. Welke vlag kunnen we dan hijsen?
Ik zwaai met de vlag van steen en zaad,
Tafelmatje met blauwe stiksels.
Ik bel mijn vader en we praten over het nieuws.
Het is te veel voor hem.
Geen van beide talen die hij spreekt, kan het bereiken.
Ik rijd het platteland in om schapen en koeien te zoeken,
om de lucht te smeken:
Wie noemt iemand nou beschaafd?
Waar kan het huilende hart grazen?
Wat doet een echte Arabier tegenwoordig?
.

Een vijand

Halil Gür

.

Schrijver en dichter Halil Gür (1951) ken ik al lang. Vanaf zijn debuut in 1984 met de verhalenbundel ‘Gekke Mustafa en andere verhalen’ en later met zijn poëzie. Toch zag ik dat ik nog niet eerder over zijn poëzie schreef op dit blog. Daar gaat nu verandering in komen. De in Turkije geboren Gür woont en werkt sinds 1974 in Nederland. Na zijn debuut in 1984 (waarvoor hij in 1986 de Ed. du Perronprijs ontving) volgden verschillende verhalenbundels, romans, kinderboeken en dus ook dichtbundels. Voor zijn kinderboek ‘Een kind vliegt door de nacht’ werd hem in 1991 de Halewijn-literatuurprijs van de stad Roermond toegekend.

In 1994 debuteerde Gür als dichter met de bundel ‘Wakker het vuur niet aan’ waarna nog de bundels ‘Gevecht met de spiegels’ (1998) en ‘Stamppot voor iedereen’ (2007) zouden volgen. In deze laatstgenoemde bundel zijn de gedichten een poëtische vertaling van universele thema’s. Angst, dood, liefde, vriendschap en religie, alles wat tussen hemel en aarde is, het zichtbare en het onzichtbare: het wordt tastbaar en voelbaar.  in deze bundel staat ook het gedicht ‘Een vijand’ dat, helaas, maar al te actueel blijkt te zijn.

.

Een vijand

.

Is dat wat je ziet

Ook echt wat je wilt zien?

Wie bedreigt jou met de dood?

Wordt de maat van je verbeelding

Bepaald door je vijf zintuigen

Of reikt zij tot de sterren?

Voel met je hoofd,

Denk met je hart.

Stop de strijd die in je woedt

In jouw leven is er slechts één vijand:

Dat ben jijzelf.

.

Voorheen boer

Bernlef

.

Toen ik in de bundel ‘Bernlef voorgoed, gedichten 1960-2010’ uit 2012 zat te lezen bleef ik hangen bij een gedicht uit de bundel ‘Brits’ uit 1974. Dit gedicht ‘v/h boer’ dat toch alweer 50 jaar oud is, had zomaar vandaag de dag geschreven kunnen zijn. J. Bernlef (1937-2012) bleek toen al een vooruitziende geest te hebben. Nu weet ik niet of het boerenbestaan toen ook al aan verandering onderhevig was, waarschijnlijk wel want Bernlef begint zijn gedicht niet voor niets met ‘in zijn nieuwe functie / leverancier van landschap’, maar het is verrassend actueel.

Bernlef blijft voor mij hiermee een dichter om te blijven lezen. Hoewel gelouterd en met allerlei literaire prijzen overladen, verdwijnt zijn naam langzaam naar de achtergrond. Ten onrechte vind ik en daarom alleen al doet het me deugd hier vandaag dit bijzondere gedicht te delen.

.

V/H boer

.

In zijn nieuwe functie

leverancier van landschap

productieleider van een

genummerd akkerpark

.

De aren bijgepunt, met de eg

wat sierlijke patronen, de mest-

hoop in het verlengde van het hek gelegd

.

’s Middags de koeien laten loeien

de schaapjes aangekleed en

niet vergeten naar het ei te kijken

.

’s Avonds spot aan zodat tractoren

‘net enge beesten lijken’, het graan

op mensen wuivend in een zaal

.

In bed een kaartje bij zijn

vrouw gekocht, slaapt hij

heel erg voorzichtig in

.

Om vier uur zal hij wakker worden

zijn dummy buitenzetten

de band met stalgeluiden aan

.

Maar nu, nu slaapt hij nog

diep in het holst van zijn denken

groeit hij uit tot een

knoert van een boer.

.

Nieuw Nederland

Ramsey Nasr

.

In 2012 verscheen bij De Bezige Bij de bundel ‘Mijn nieuwe vaderland’ gedichten van crisis en angst van Ramsey Nasr (1974). Na in 2009 voor vier jaar benoemd te zijn tot Dichter des Vaderlands (pas vanaf 2017 is de benoeming steeds voor twee jaar) stelde Nasr deze bundel samen met gedichten die hij schreef in zijn tijd als Dichter des Vaderlands en aangevuld met, als integraal onderdeel van deze bundel, twee opiniestukken.

Nasr schrijft in zijn voorwoord: ‘Mijn nieuwe vaderland’ gedichten van crisis en angst gaat in op een oude vraag die plots weer actueel blijkt: wat is de functie van een kunstenaar in onze samenleving? In hoeverre moet, mag, kan deze zich inlaten met maatschappelijke of politieke kwesties? Zitten kunstenaars werkelijk opgesloten in ivoren torens? Vervolgens citeert hij uit wat hij fanmail noemt, waarbij de zin ‘Dit is geen dichter des vaderlands, maar een vijand des vaderlands’ nog een milde is. Hij citeert ook nog een aantal grove, ronduit fascistische commentaren op zijn dichterschap en concludeert: Het gaat goed met de poëzie. Ze moet dood, dus ze leeft.

In het eerste deel van deze bundel staat onze hang naar vrijheid centraal, in het tweede deel de Nederlandse cultuur: hoe ziet die er eigenlijk uit? De bundel eindigt met een lang gedicht waarin expliciet wordt ingegaan op de relatie tussen kunst en politiek. Nasr eindigt zijn voorwoord met: ‘.. Ik ervaar eenzelfde angst als de bejaarde vrouw achter de begonia’s, die naar buiten kijkt en haar land niet meer herkent. Het is juist deze overeenkomst die ons verdeelt, almaar meer. Dat maakt onze crisis zo diep. Links, rechts, autochtoon, allochtoon, het volk, de elite, álle tegengestelde krachten komen op voor het behoud van Nederland. Met exact dezelfde argumenten bevechten we elkaar, met dezelfde argumenten verwijten wij de ander stekeblind te zijn en de ondergang te vormen van onze nationale waarden, onze vrijheid, cultuur.’ En: ‘Ik ben niet bang voor bezuinigingen, voor de PVV of de islam. Ik ben bang voor de Nederlandse slang die zichzelf ongemerkt in de staart heeft gebeten.’

Hoewel deze bundel inmiddels 12 jaar oud is heeft ze aan actualiteit, urgentie en belang niets ingeboet. Sterker, ze is misschien nog wel belangrijker nu dan in 2012. Ik zou dan ook willen zeggen: lees deze bundel!

In het eerste deel van deze bundel, na een gloedvol betoog waarom in Nederland vrijheid een leeg begrip is geworden en vooral misbruikt wordt wanneer het ons uitkomt, staan drie sonnetten die Ramsey Nasr schreef naar aanleiding van de viering van vier eeuwen trans-Atlantische betrekkingen in het Roosevelt Study Center in Middelburg in aanwezigheid van onder andere de toenmalige minister Maxime Verhagen. Na afloop wordt Nasr gevraagd door een medewerker van het ministerie of het een goed idee zou zijn als Verhagen de sonnetten in een vertaling zou voorlezen tijdens officiële festiviteiten in New York. ‘Of in elk geval de eerste twee…?’.

Die eerste twee sonnetten gaan over de Nederlanders die via de Hudson dwars door Amerika op zoek naar Azië en de tweede over Nieuw Amsterdam (wat later New York werd). het derde gedicht gaat over het ‘nieuwe Nederland’. Alle reden voor mij om juist dit gedicht hier te delen.

.

nieuw nederland

.

o bron van humanisme, blakend lichtpunt

o bakermat van zeldzaam burgerschap

wie luistert nog naar ons? dat zijn dan leiders

ze schallen hier hun christennormen rond

.

hangen fraai de morele misthoorn uit

maar in amerika (en nooit primetime)

doen ze het glimmend in hun broek van trots

stelen we tijd in het koelwitte huis

.

wat is een gidsland nog in zo’n positie

wij varen braaf achter de grote baas

’t is imposant: een vloot van vijftig staten

.

plus nog een luchtbed om hen op te jagen

GEZOCHT: grote malloten met een visie

die dromen kunnen en de zee doen kraken

.

Democratie is een oud vrouwtje

Freek de Jonge

.

Voor Sinterklaas (ja de oude baas was me welgezind dit jaar) kreeg ik de bundel ‘Zij kon het lonken niet laten’  liedteksten uit het Nederlands cabaret van 1945 tot nu, bijeengebracht en ingeleid door Guus Vleugel. Dit werkje uit 1989 blijkt opnieuw weer opmerkelijk actueel. Lezend over Liefde en Lust, Algemeen leed, Bijzonder leed, Gerel en gelal én Misstanden (hoofdstukken in de bundel) stuitte ik op een tekst van Freek de Jonge (1944).

Deze tekst of lied / gedicht ‘Demokratie is een oud vrouwtje’ las ik en ik moest meteen aan de huidige situatie denken. Misschien gevoed door het feit dat ik afgelopen weken naar ‘Eigen Volk Eerst’ keek van PowNed op televisie, een zorgwekkende serie over rechts extremisme in Nederland. Deze tekst komt uit het theatervoorstelling (muziekvoorstelling) ‘Stroman en trawanten’ uit 1984.

.

Demokratie is een oud vrouwtje

.

Demokratie is een oud vrouwtje
Dacht ik zoekend naar een beeld
Links is zij rood aangelopen
Aan de rechterkant vergeeld
Toen ze lang geleden jong was
Was ze een veel begeerde bruid
Ze had links en rechts verkering
Maar die ging vaak voortijdig uit
.
Ik zie het oude vrouwtje lopen
Met een stok over de straat
Geen controle meer op kringspier
Waardoor ze almaar windjes laat
Mensen halen hun neus op
Vinden dat ze stinkt
Zij loopt kreupel verder
Daar ze op twee gedachten hinkt
.
De oude vrouw wil oversteken
Geluk ligt aan de overkant
Maar wat ze ook met haar stok zwaait
Niemand pakt haar bij de hand
Mensen lopen langs haar heen
Verkeer rijdt door door rood
Als niemand haar gaat helpen
Loopt dat oude vrouwtje dood
.
Daar komt een jongeman aan
Kloek marcherend niet bedeesd
Je voelt die gaat haar helpen
Die is padvinder geweest
Maar als hij heel dicht bij haar is
Staat hij plotseling stil
Het lijkt of wat hij net van plan was
Opeens niet meer zo nodig wil
.
Schichtig kijkt hij om zich heen
Trekt hand door schuine lok
Dan loopt hij op het vrouwtje toe
Pakt resoluut haar stok
Schopt haar benen onderuit
De stok beukt op haar rug
Ik wou dat ik wat doen kon
Maar God wat gaat het vlug
.
De oude vrouw bloedt langzaam dood
Onder de slagen van het beest
En ik eerst nog denken
Die is padvinder geweest
Mensen lopen langs haar heen
Verkeer rijdt door door rood
Ik dacht hij gaat haar helpen
Wist niet van wal in sloot
.
Die jongeman is het fascisme
En hij is nooit alleen
Als ratten in riolen
Woekert het gajes om hem heen
Zie je dus ooit dat oude vrouwtje
Pak dan snel haar hand
Want als het aan die jongen ligt
Haalt ze nooit de overkant

.

Heeft de tijd je niets te leren?

Willem van Iependaal

.

De verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten Generaal zijn bijna daar. Woensdag 22 november mogen we weer van ons democratisch recht gebruik maken door onze keuze, middels een rode pen, kenbaar te maken. In de krant van afgelopen zaterdag las ik een column van Kustaw Bessems over de verkiezingen en dan met name het stuk over de 26 jarige klimaatactiviste Hannah Prins waarin ze droomt van een links kabinet (want voor klimaatidealen moet je nou eenmaal niet bij de rechtse partijen zijn) vond ik bijzonder om te lezen.

Dat komt omdat ik pas geleden nog zat te lezen in de bundel ‘Liederen van de zelfkant’ van de Rotterdamse dichter Willem van Iependaal (1891-1970) pseudoniem van Willem van der Kulk. In die bundel staat het gedicht ‘Heeft de tijd je niets te leren?’ en dat raakt aan de strekking van de column van Bessems. Hij schrijft in zijn column over de aanvallen van Volt, D66 en SP op Groenlink/PvdA lijstrekker Frans Timmermans. ” Zo gaat het vaker aan progressieve zijde: zuiverheid boven resultaat en herverdeling  van een schrale oogst”. En over hoeveel moeite linkse partijen hebben om hun boodschap over te brengen. Linkse partijen die, uit hun partijprogramma’s blijkt, het beste van alle partijen voorhebben met mensen die in armoede leven. Als voorbeeld geeft hij de arme vrouw die in het SBS-debat woedend werd op Timmermans, ook al was hij van de aanwezige lijstrekkers degene die haar situatie wilde verbeteren.

Willem van Iependaals gedicht ‘Heeft de tijd je niets te leren?’ blijkt, ondanks dat het uit 1937 stamt (uit zijn bundel ‘De vink op de waslijn’) , verrassend actueel. Ik las op de achterflap van deze bundel: ‘Hij demonstreerde in vele verzenbundels en op vele planken, vanwaar hij kogelde met rijpe tomaten, zoals zijn pennevruchten met recht mogen heten. (De raap en de tomaat zijn beelden die bij deze ex-kwekersknecht-die-dichter-werd heel goed passen.). Weten we ook gelijk waar de tomaat van de SP vandaan komt.

.

Heeft de tijd je niets te leren?

.

Heeft de tijd je niets te leren,

Kerel, sta je in beraad

Of je ’t lot wel kan fourneren

Als de trekking tegenstaat?!

Ach, je houvast staat te kraken

En de Aard barst uit haar voeg…

Durf je oude sleur verzaken?

Heeft je hart nog fut genoeg?

.

Heeft de tijd je niets te leren?

Ja, je foetert en je laakt

En ik weet wel, dat begeren

Je verlammend heeft geraakt!

Kameraad, kom tot bezinnen!

Maak een vuist en breek je baan!

Zie! Een wereld is te winnen!

Kan je hart nog roffels slaan?

.

Heeft de tijd je niets te leren?

Maat, wat dunkt je van verzet?

Of wil jij de Houzeeërs keren

met je Zondagsblad in bed?

Op! Je sakkeren en zeuren

Over spijt en ongena’…

Ken je plaats in het gebeuren:

Kerel, maak een vuist en sla!!

.

Een ijsje

Merel Morre

.

In deze roerige en onverwacht gewelddadige tijden lees ik in de bundel ‘Dons op mijn tanden’ van Merel Morre uit 2015. Ik kreeg de bundel die door mijn broer werd opgepikt in een kringloopwinkel. De poëzie van Morre (1977) is te vergelijken met bijvoorbeeld die van Tim Hofman; weinig hoogdravend, redelijk eenvoudig en makkelijk te lezen. Niet meteen een bundel die ik zelf zou aanschaffen.

Morre is dichter en tekstschrijver volgens haar website. Kenmerkend aan haar gedichten is dat ze kernachtig zijn. Ze schrapt woorden die er niet toe doen, gebruikt graag taaltwists en kan niet zonder dubbele betekenissen. Elementen die ook in de poëzie van Hofman terug is te vinden en die aanslaat bij veel jongeren. Van 2013 tot 2015 was ze stadsdichter van Eindhoven. Daarnaast heeft ze met compagnon Lidy Lathouwers een tekstbureau. Inmiddels heeft ze 6 dichtbundels op haar naam staan.

Maar terug naar waarom ik aandacht aan Morre en de bundel ‘Dons op mijn tanden’ geef. Dat komt door een gedicht dat ik las in deze bundel getiteld ‘Een ijsje’. Dit gedicht is momenteel actueler dan ooit.

.

Een ijsje

.

oorlog neemt geen vakantie

conflicten recreëren niet

de hang naar macht

stopt niet met een ijsje

de zon schijnt nooit overal

.

maar waar leer je begrijpen

uit welk boek

in welke les

dat mensen kunnen juichen

als een bom

hun buren treft

.

mag de haat iets zachter

of helemaal uit

alsjeblieft

.

 

Sneeuw en vuur

A. Roland Holst

.

Omdat ik inmiddels meer dan 15 meter poëzie in mijn boekenkasten heb staan (in en op!) weet ik soms niet meer goed welke bundels ik bezit. Staand voor mijn boekenkast word ik dus nog weleens verrast. Vandaag was ik wat aan het zoeken en dan probeer ik tegelijkertijd wat systeem in die meters te krijgen (lukt nog niet erg, ik vrees dat alles er ooit een keer uit en weer in moet), toen ik op het bundeltje ‘Vuur in sneeuw’ van A. Roland Holst (1888-1976) stuitte.

Ik wist bij nader inzien wel dat ik die bundel had maar wat ik erg leuk vond was dat een halve meter verder de liefdescorrespondentie van Ingrid Jonker (1933-1965) en André Brink (1935-2015) stond met de titel ‘Vlam in de sneeuw‘ uit 2015. Blijkbaar is de tegenstelling tussen sneeuw aan de ene kant en vlam/vuur aan de andere kant een interessante voor dichters.

Teruglezend op dit blog zie ik dat ik wel over de bundel ‘Vuur in sneeuw‘ heb geschreven (dat ik de bundel samen met ‘Een winter aan zee’ kocht in een kringloopwinkel) maar dat ik er verder geen gedicht uit gedeeld heb. Daar komt vandaag dus verandering in. ‘Vuur in sneeuw’ uit 1969 bevat gedichten uit de jaren 1966 tot en met 1968 met uitzondering van twee kwatrijnen die uit 1948 komen (wonderlijke keuze).

Wat me opvalt in deze bundel is dat het werk van A. Roland Holst zo divers is. In thematiek maar ook in vorm en lengte. Er staan gedichten in van 5 pagina’s maar ook een gedicht van 4 regels. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om, met al die prozalange teksten van hedendaagse dichters. Juist die verscheidenheid en afwisseling neemt me in voor deze bundel maar natuurlijk ook de taal en de poëzie van A. Roland Holst.

Ik heb gekozen voor een kort gedicht maar met een reden. De titel van het gedicht is, hoewel dus al 54 jaar oud, nog steeds actueel. Lees voor U.S.S.R Rusland en je begrijpt waarom.

.

U.S.A., U.S.S.R., etcetera

.

In water en in wolken werd geschreven,

en ging teloor, de zinspreuk van dit leven.

Doch toornend hakt de wereld in graniet:

‘Ik ben de weg- de rest is om het even’.

.

Aad Nuis

Dichter bij de dood

.
Voor het jaarlijkse project ‘Dichter bij de dood’ op begraafplaats Oud Eik en Duinen koos ik dit keer voor politicus (D66) maar ook dichter Aad Nuis (1933 – 2007). In het Hollands Weekblad, Jaargang 2, 1960-1961, verschenen verschillende gedichten van zijn hand. Het gedicht ‘Een moeilijke tijd sprak me door de titel meteen aan (ik denk dat veel mensen deze tijd als moeilijk ervaren). Daarom hier dit gedicht.
.
Een moeilijke tijd
.
Fluiten als een regenvogel
Zoals je doet bij namiddagverdriet
Tegen de pijn van die kleine kogel
Helpt niet.
Werken als een man van zaken
Zoals je ze in kantoren ziet
Tussen hun telefoons die waken
Dat zij niet verloren raken
Helpt niet.
Leeghoofdige wandeltochten maken
Op reis gaan naar verre hotelkamers –
Ook het schrijven van een papieren lied
Helpt niet.
.

Betere tijden

Remco Campert

.

Toen de discussie rondom het stopzetten van het geschiedenis programma ‘Andere tijden’ bij de NPO begon moest ik meteen aan het positieve gedicht ‘Betere tijden’ van Remco Campert (1929) denken. En dan met name de laatste zin ‘en hoop op beter tijden’. Los van het televisieprogramma een heel actuele zin waar denk ik iedereen naar snakt. Inmiddels is bekend dat het programma blijft (weliswaar nog maar eenmaal per maand en dan wat langer, maar klaagt er?) en dus zou je kunnen zeggen dat de betere tijden zijn aangebroken (of misschien dat de slechte tijden wat minder slecht zijn dan ze lijken). Hoe dan ook, een fraai gedicht van de oude meester.

Uit de bundel ‘Alle bundels’ uit 1976.

.

Betere tijden

.

Zomer in de stad
iedereen maakt zowaar
een beetje ’n gelukkige indruk
alles is glanzend warm
huiden en huizen
ik eet meer fruit
morgen word ik veertig
en gisteren liepen ze op de maan
geef vrede een kans
en hoop op betere tijden

.