Site-archief
Aafjes en Vasalis
De lyrische schoolmeester
.
In 1945 (herfst) en 1946 (voorjaar en zomer) schreef dichter en schrijver Bertus Aafjes (1914-1993) de gedichten die zijn opgenomen in de bundel ‘De lyrische schoolmeester. In 1949 werd de bundel gepubliceerd met afbeeldingen van Maaike Braat (1907-1992) kunstschilder, tekenaar, graficus, illustrator en ontwerper van boekomslagen. Het werd als twee-en-twintigste deel van De Ceder uitgegeven door uitgeverij J.M. Meulenhoff. In deze bundel zijn een paar gedichten opgenomen die een collega dichter als titel en onderwerp hebben. Zoals het gedicht ‘M. Vasalis’. In de categorie dichter over dichter mag een dergelijk gedicht natuurlijk niet ontbreken. Een bronaâr of bronader is een nauwe, doorgang in de aardkorst, waaruit het water opwelt voor eene bron.
.
M. Vasalis
.
Een hinde kijkende over een heg,
Nieuwsgierig in de nieuwheid van de morgen:
Dit is een boom. Dit is een bloeiende heg.
Een blik waarin geen zweem van overleg,
Bezield tot aan de grenzen van het zijn;
Overal waarheid, nergens schijn.
Een oerbegin en een oereinde tevens,
Bronaâr des levens.
Een ogenpaar dat dode dingen slaakt
Uit hun geheim en weer gelukkig maakt.
.
De dichter vertelt
Colette
.
Afgelopen zaterdag was ik in, wat misschien wel mijn meest favoriete antiquariaat in Den Haag is, Colette & Co. in de Reinkenstraat. Ik kom er al jaren zo nu en dan want de hoeveelheid boeken die in de loop der jaren het pand zijn ingedragen nemen bijna alle vloeroppervlak in. Stapels en stapels aan boeken over alle onderwerpen denkbaar. Voor hele fijne kleine prijsjes. Ik kom er regelmatig maar niet heel vaak want elke keer loop ik er tegen aan dat ik er zo hebberig van word. En mijn huis heeft ook maar beperkte ruimte. Mijn poëziecollectie nadert de 17 meter boekenkastruimte en mijn huis groeit niet mee.
Toch kon ik het niet laten en heb ik een paar dichtbundeltjes gekocht. Twee keer een ‘Literair paspoort’ uitgegeven ter gelegenheid van het gelijknamige poëziefestival in Den Haag en Wassenaar in 2002 en 2004, een bundel ‘Dichter aan huis’ uitgegeven door de gelijknamige stichting die dit festival jarenlang organiseerde in wijken in Den Haag en, misschien wel de leukste maar zeker de oudste bundeling poëzie ‘De dichter vertelt’.
Deze bundel, samengesteld door dichter Gabriël Smit (1910-1981) als uitgave van K.R.O. Schoolradio Publicatie no. 105 in 1957, is een heerlijk ouderwetse bundeling van dichters die hun wortels hebben in de katholieke poëzie (Michel van der Plas, Jan Engelman, Anton van Wilderode, Anton van Duinkerken), de christelijke poëzie (Martinus Nijhoff, Guillaume van der Graft) maar ook naast een aantal wat meer moderne dichters als Jan Hanlo, Harriet Laurey, Paul van Ostayen en M. Vasalis, een aantal klassieke dichters als P.C. Boutens, Aart van der Leeuw en J.C. Bloem. Een klein overzicht van beroemde en bekende dichters uit eind 19e en begin 20ste eeuw.
Opmerkelijk is dat er maar twee vrouwelijke dichters zijn opgenomen en dat alle dichters inmiddels reeds enige of langere tijd zijn overleden terwijl ten tijde van publicatie slechts drie dichters waren overleden (P.C. Bouitens, M. Nijhoff, Aart van der Leeuw en Paul van Ostayen. Op de omslag de samensteller (met in de hand een sigaret) in een typisch jaren vijftig interieur omringd door geïnteresseerden jongelui. In het voorwoord schrijft hij: “de meeste mensen en ook nog veel jonge mensen vinden dichten en dichters eigenlijk wel een beetje raar. Er is sport er is film, er worden voortdurend mooiere en grotere auto’s gemaakt, straks worden we met een raket naar de maan geschoten.” Wat dat betreft is er niets veranderd behalve dan dat de verleidingen anders en diverser zijn geworden en dat tegenwoordig zelfs commerciële ruimtevluchten worden georganiseerd.
Een aantal bekende gedichten zijn opgenomen maar ook iets minder bekende gedichten zoals het onderstaande gedicht van Bertus Aafjes uit ‘Gedichten’, een bundel met sonnetten uit 1947, getiteld ‘De laatste brief’.
.
De laatste brief
.
De wereld scheen vol lichtere geluiden
En een soldaat sliep op zijn overjas.
Hij droomde lachend dat het vrede was
Omdat er in zijn droom een klok ging luiden.
.
Er viel een vogel die geen vogel was
Niet ver van hem tusschen de warme kruiden,
En hij werd niet meer wakker want het gras
Werd rood, een ieder weet wat dat beduidde.
.
Het regende en woei. Toen herbegon
Achter de grijze lijn der horizon
Het bulderen – goedmoedig – der kanonnen.
.
Maar uit zijn jas, terwijl hij liggen bleef,
Bevrijdde zich het laatste wat hij schreef:
Liefste, de oorlog is nog niet begonnen.
.
Ongecensureerd
Bertus Aafjes
.
Uit de bundel ‘Het gevecht met de muze’ uit 1940 het gedicht van Bertus Aafjes (1914-1993).
.
Ongecensureerd
.
Er kwam een kolking in de kleine sterren,
daar tussen roeide zacht een vliegmachien,
die moest de opmars van een troep versperren,
maar die erin zat die dacht aan Katrien.
.
Hij had haar voor hij opsteeg nog gezien,
nu liep zij weer door de Berlinerstrasze
met haar bevallig kleine meisjespassen;
zij had rood haar en droeg een mandolien.
.
De vlieger vloog over een vreemde stad
en liet afwezig er een bom opvallen,
die viel op Broadway of een ander pad.
.
Een scherf trof Kate die had ook rood haar;
zij ging die avond naar de Music-hallen;
op de Berlinerstrasze sprong een snaar.
.
Literaire anekdoten
Gerrit Achterberg
.
In 1988 verscheen bij de Bijenkorf ‘Het literair anekdoten boek’. Een onderhoudend en vrolijk boek, zo belooft de achterflap. En dat is het ook. Een boek vol onderwerpen (op alfabetische volgorde) met de meest bizarre, ongelofelijke en interessante feiten en feitjes aangaande de literaire wereld. Uiteraard ben ik dan in het bijzonder geïnteresseerd in de anekdoten rondom poëzie en dichters en daarin word ik niet teleurgesteld.
Zo is er bij het onderwerp Pinksterprijs het volgende te lezen: De dichter Gerrit Achterberg (1905-1962) kreeg slechtsgedicht, gedichten, dichtbundel, gedichtenbundel, poëziebundel, geleidelijk aan literaire erkenning. ‘Toen in 1946 opnieuw een literaire prijs aan Achterberg voorbijging (de prijs van de Maatschappij voor Letterkunde werd toegewezen aan Ida Gerhardt, een feit waartegen Bertus Aafjes, Vasalis en Ed. Hoornik in Vrij Nederland protesteerden), besloot mr. Joan Th. Stakenburg, onder toejuiching van literaire vrienden aan een cafétafel van Reynders in Amsterdam, de eenmalige Pinksterprijs ( ƒ 1000,-) voor Achterberg in te stellen. De prijs werd toegekend voor de bundel ‘Radar’ en uitgever-boekverkoper Balkema stelde de gehele opbrengst ter beschikking van Achterberg’.
In de jaren hierna kreeg Achterberg de erkenning die hij verdiende. Zo ontving hij onder andere in 1949 de P.C. Hooft-prijs en in 1959 de Constantijn Huygens-prijs en wordt hij beschouwd als een van de belangrijkste dichters in de twintigste-eeuwse Nederlandse poëzie.
Uit de bundel ‘Radar’ komt het gedicht ‘Qualiteit’. Voor een analyse van het gedicht kijk je op deze website.
.
Qualiteit
.
Hebt gij volgorde nog
van boven naar beneden,
van links naar rechts, alsmede
totaalgetal en samenhang?
Bleven de maten even lang,
die ik op u heb aangebracht?
Zijt gij uzelf de eerste nog
en eenige, of alreede
zevende, negende, ongeacht
welk ranggetal in reeksen,
die u vermeesterden, in ‘t zog
trokken der quantiteit …. en toch
hield gij daarin het teeken,
dat u bewaart en duidt tot in
verste verandering?
.
Als ik een vogeltje was
Clemens Brentano
.
Omdat het alweer even geleden is; tijd voor een liefdesgedicht. In dit geval van de 19e eeuwse Duiste dichter en schrijver uit de Romantiek, Clemens Brentano (pseudoniem van Clemens Brentano Wenzeslaus 1778 – 1842). Brentano, wiens vroege geschriften werden gepubliceerd onder het pseudoniem Maria, behoorde tot de Heidelberg-groep van Duitse romantische schrijvers, en zijn werken worden gekenmerkt door een overdaad aan fantastische beelden en door abrupte, bizarre uitdrukkingsvormen. Zijn eerste gepubliceerde geschrift was ‘Satiren und poetische Spiele’ (1800).
Richard Strauss zette zes gedichten van Brentano in ‘Sechs Lieder , Op. 68’ , in 1918, die ook bekend staan als zijn Brentano Lieder. Naar het werk van Brentano wordt verwezen in Thomas Manns roman ‘Doctor Faustus’. Een cyclus van dertien liederen, gebaseerd op de gedichten van Brentano, wordt in het 21ste hoofdstuk vermeld als een van de belangrijkste vroege werken van de componist.
In 1943 publiceerde Bertus Aafjes de bundel ‘De toverfluit’ met de vertaling van een gedicht van Brentano en zo werd ‘Wenn ich ein Vöglein wär’ ‘Als ik een vogeltje was’.
.
Als ik een vogeltje was
.
Als ik een vogeltje was
En ook twee vleugels had,
Vloog ik u toe;
.
Wijl ik die niet bezit,
Weet ik niet hoe.
.
Ben ik ook ver van u,
‘k Ben in de slaap bij u,
En praat met u;
Doch als ik wakker schrik,
Alleen ben ik…
.
De klok slaat even vaak,
Als ik des nachts ontwaak
En aan u denk,
Omdat gij mij uw hart
Gaaft als geschenk.
.
Amoureus liedje
Bertus Aafjes
.
In 1940 debuteerde dichter en schrijver Bertus Aafjes (1914 – 1993) de bundel ‘Het gevecht met de Muze’. In die tijd was Aafjes nog heel actief als dichter. In 1953 verscheen zijn (toen nog) laatste gedichtenbundel ‘De Karavaan’ nadat hij gebrouilleerd raakte met de literaire wereld door zijn verzet tegen de Vijftigers (die hij van fascisme betichtte). Later in zijn leven zou Aafjes toegeven dat hij zich enorm vergist had en dat zijn afkeer van de Vijftigers al kort na het verschijnen van de gewraakte artikelen was omgeslagen in bewondering.
Pas in 1980 verscheen er weer poëzie van zijn hand met de bundel ‘Deus sive natura’ met erotische gedichten, maar die werd niet onverdeeld positief ontvangen. Gerrit Komrij schreef erover in een recensie: “Zijn erotische pennevruchten worden niet gered door poëzie, maar geaborteerd door dichterlijkheden. Schallende hoogdravendheid komt in de plaats van geladen suggestie. Het resultaat is, het spijt me dat ik het moet zeggen, erger dan de goedkoopste pornoshow. Je loopt er hersenplatjes van op.”
In zijn debuut staat het gedicht ‘Amoureus liedje in de morgenstond’ (voor clavesymbel) dat ook zeker een (licht) erotisch gedicht genoemd mag worden. Overigens las ik op het blog http://blog.despinoza.nl/ de uitspraak van Aafjes (Aafjes was – in ieder geval lange tijd – devoot katholiek die zich verzette tegen kerkelijke structuren, verhoudingen en normen)
“Er zijn vele wegen maar de juiste weg is de weg ertegen, niet de weg eronder – dat is onderkruiperij -, niet de weg erover – dat is pluimstrijkerij -, maar de weg ertegen – tegen alle wegen in en dat is van de wijsheid nog maar het begin.” Een uitspraak die Peter R. de Vries als lijfspreuk had.
.
Amoreus liedje in de morgenstond
.
(voor clavesymbel)
.
Wanneer ik in de morgenstond,
gezeten bij het vuur, ontroerd
zie hoe het liefje rijgt en snoert
aan het corset met strakke mond,
.
en hoe haar boezem honingblond
zich boven de omheining roert,
alsof haar hart op springen stond,
.
dan wordt ik heimelijk gewond,
om zooveel wilde praal en pracht
in de baleinen saamgebracht
en zegen met half-open mond,
de mist, de mei, de morgenstond.
.
Laatste jurylid bekend
Ongehoord! Gedichtenwedstrijd
.
Het bestuur van de stichting Ongehoord! maakt bekend dat na dichters Sabine Kars en Evy Van Eynde nu ook het derde jurylid van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd bekend is. het derde jurylid is Alek Dabrowski. Dabrowski is niet alleen een zeer gewaardeerd collega van me maar ook lezer, blogger, recensent en interviewer. Hij is bureauredacteur van Poëzietijdschrift Awater. Alek heeft een eigen website: https://uitgelezenboeken.blogspot.com/
Ongehoord! is bijzonder blij dat met Alek Dabrowski nu de jury voltallig is. Je kunt nog tot 1 mei 2020 deelnemen aan de 7e editie van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd. Kijk voor deelname op https://stichtingongehoord.com/2020/01/29/ongehoord-poeziewedstrijd/ Thema van de deze editie is een kort gedicht van Jules Deelder “De omgeving van de mens is de medemens”.
Om een voorbeeld van een gedicht te geven dat binnen dit thema past koos ik voor een gedicht van Bertus Aafjes uit zijn bundel ‘Het gevecht met de muze’ uit 1938 met als titel ‘Verkapt chanson’.
.
Verkapt chanson
.
Bonsoir mon amour – de rozen
Op je kleed doen mij onwillekeurig
Denken aan het ziltgeurig
Onderkleed en het schaamteloze
.
Van toen je onlangs dronken
Lachende stond te pronken
Met hetgeen aan struikgewas
Onder het kleed met die rozen was.
.
Rijmenderwijs
Jan Prins
.
In 1964-1965 werden op de schoolradio (ja die bestond toen) gedichten voorgelezen. De Stichting Nederlandse Schoolradio bracht in 1965 het bundeltje ‘Rijmenderwijs’ uit met de gedichten die op de radio werden voorgedragen. Samensteller was Jaap Maarleveld. In dit mooi geïllustreerde bundeltje staan vele grote namen zoals Willem Elsschot, Bertus Aafjes, A. Roland Holst, H. Marsman en Leo Vroman en Jan Prins.
Jan Prins (1876 – 1948) was een Rotterdamse dichter die actief was in de kring rond het tijdschrift ‘De Beweging’ van Albert Verwey. Prins (pseudoniem van Christiaan Louis Schepp) debuteerde in 1903. Zijn eerste dichtbundel verschijnt in 1911 en is getiteld ‘Tochten’. Prins vertaalde vele gedichten en in zijn eigen werk komt de liefde voor zijn geboortestad Rotterdam regelmatig voorbij. Of hij voor het gedicht ‘De zwerver’ uit ‘Rijmenderwijs’ inspiratie heeft opgedaan in Rotterdam is onduidelijk.
.
De zwerver
.
Door de leegen kouden akker
Loopt een oude, arme stakker,
Zoekend in den harde grond
Of-ie geen petatters vond.
.
Wroetend gaan de zwarte handen,
Klapperend de zwarte tanden,
Gulzig glimt de grauwe mond
Of-ie geen petatters vond.
In de avond nog, bedrogen,
Ging de moede schim gebogen,
Kroop de zwarte schaduw rond
Of-ie geen petatters vond.
.
En alvorens te beginnen
Aan het maal, zei de bazinne
Hoe een groote, vreemde hond
Zocht, of-ie petatters vond
.
Het koningsgraf
Bertus Aafjes
.
Mijn broer Bart heeft heel lang Bruna pockets verzameld waarvan de omslag was ontworpen door Dick Bruna (ja jongens en meisjes, dat was voor hij met Nijntje doorbrak). Vanuit een esthetisch oogpunt (Bart is grafisch ontwerper bij Brrt.nl) heb ik vele exemplaren voor hem verzameld door op rommelmarkten en in kringloopwinkels altijd uit te kijken naar Brunapockets.
Hoewel hij dit nog altijd doet (het verzamelen) heeft hij er inmiddels al heel veel. Tegenwoordig lijken de rollen wel omgedraaid, nu kijkt hij uit naar dichtbundels in de kringloopwinkel bij hem op de hoek. Afgelopen zondag kreeg ik weer twee bundels die hij daar had aangeschaft waaronder de bundel ‘Het Koningsgraf’ van Bertus Aafjes uit 1949 met als ondertitel ‘Honderd en een sonnetten’.
Bertus Aafjes (1914 – 1993) schreef deze sonnetten in 1947 in Caïro. Uit deze bundel heb ik voor het sonnet ‘Liefhebben’ gekozen
.
Liefhebben
,
Liefhebben is in droefheid zich vermeren,
en voller worden van een vreemd erbarmen,
en langzaam tot de bodem weer te keren
als men ’t geluk drinkt in elkanders armen.
Want wie bemint neemt ook de droefheid over
die zich in ’t andre, zo geliefde leven
genesteld heeft als schaduw in het lover
nevens het zonlicht en daarmee verweven.
Liefhebben is opgroeien in verdriet
en dan in de berusting van het zwijgen,
de toppen van het leven te bestijgen,
tot waar men in het dal der tranen ziet,
dat zacht en blauw is en schier onbewogen,
als somtijds droefheid is in kinderogen.
.














