De term wordt dan ook heel vaak gebruikt als synoniem voor heel moeilijke poëzie ( die niet perse hermetisch is in de letterlijke zin). In de 20e-eeuwse Italiaanse literatuur wordt de stroming van het ‘ermetismo’ onderscheiden, waartoe belangrijke dichters behoorden als Guiseppe Ungaretti (1888-1970), Eugenio Montale (1896-1981) en Salvatore Quasimodo (1901-1968). Hermetische poëzie werd in Nederland o.a. geschreven door Gerrit Kouwenaar (1923-2014) en Hans Faverey (1934-1990). De bekendste hermetische dichter uit het buitenland is de Franse dichter Stéphane Mallarmé (1842-1898), die tot de stroming van het symbolisme behoorde.
Site-archief
Mond vol dobbelstenen
Tonnus Oosterhoff
.
De clubkeuze van poëziemagazine Awater 2024/2 is dit keer de bundel ‘Mond vol dobbelstenen’ van Tonnus Oosterhoff (1953) over wie ik al eerder hier, hier en hier schreef. Op de website Tzum schrijft Erik-Jan Hummel over deze nieuwe bundel van Oosterhoff: “Het helpt denk ik om bij het lezen van ‘Mond vol dobbelstenen’, tenminste bij een eerste lezing, een innerlijke criticus, een betekenisjager, te negeren. Lees de bundel in één keer uit, en laat je overweldigen. De bundel zelf lijkt ook precies die aanwijzing te geven: een inhoudsopgave ontbreekt, en zijn geen afdelingen, geen verantwoording.’
Die zelfde ervaring had ik bij het lezen van de bundel. Steeds ben je op zoek naar een betekenis, een lijn, haakjes waaraan je je leeservaring kunt ophangen voor een beter begrip van de gedichten. Maar die haakjes en betekenissen vind ik niet/. Waardoor de gedichten op zichzelf genoten en beoordeeld moeten worden. Niet om wat er mogelijk zou kunnen staan maar op wat er staat. En dat is zo nu en dan mysterieus genoeg.
Voor een beginnend poëzielezer misschien een brug te ver, voor een ervaren poëzielezer een traktatie. Zoals het gedicht zonder titel (in de bundel staan drie gedichten met een titel) op pagina zeven.
.
Het kleinste wat jij ziet is daarmee
het allerkleinste ter wereld,
het zachtste wat je hoort
het kleinste gerucht dat bestaat.
De ladder naar de maan is
net niet hoog genoeg. Je hand
op haar leggen, wat scheelt het?
Een velletje vershoudfolie.
De ontelbaarheid van de sterren
raakt aan hun telbaarheid.
.
Omkeren is de rug leegmaken,
liggen is de hoogte weg.
.
De afdaling in de omarming
de spiraal de omknelling in.
.
Zeigarnik-effect
Anna Enquist
.
Ik kocht de bundel ‘Hier was vuur’ gedichten over moeders en kinderen uit 2002 van Anna Enquist (1945). In deze bloemlezing, want dat is het, zijn gedichten die Enquist schreef over moeders en kinderen, over de innige band die zij hebben maar ook over het loslaten, het losmaken en over de verwijdering die dan optreed. Een hele fijne bundel kortom. Maar de reden dat ik vandaag aan deze bundel aandacht besteed is een titel van een gedicht uit deze bundel.
Dichters kunnen soms titels boven een gedicht plaatsen waarvan je niet meteen de betekenis of relevantie voor het gedicht weet omdat zo’n titel je niets zegt of omdat je niets van de gebeurtenis of betekenis van zo’n woord of zin weet. Zelf heb ik voor een gedicht in mijn debuutbundel ‘Zichtbaar alleen‘ uit 2007 de term ‘Ab ovo‘ ooit gebruikt voor een gedicht. Dit betekent ‘vanaf het ei’ of vanaf het eerste begin. Met zo’n titel is meteen duidelijk wat er bedoeld wordt, als je de Latijnse term kent uiteraard. In deze bundel staan op pagina 18 en 19 twee titels die me bij lezing in eerste instantie niet bekend voor kwamen. Dat is de titel ‘Nunc Dimittis’ omdat ik geen Latijn spreek en op pagina 18 de titel ‘Zeigarnik-effect’.
Nunc Dimittis, Latijn voor ‘nu laat heengaan’ ofwel de Lofzang van Simeon, is een hymne die Simeon heeft uitgesproken toen hij Jezus en zijn ouders in de tempel ontmoette. De tekst staat in het evangelie van Lucas. De titel ‘Zeigarnik-effect’ is dat onafgemaakte (onderbroken) taken beter onthouden worden dan voltooide taken. Ik herken dit zeker. Het werd genoemd naar de Russische psychologe Bluma Zeigarnik (1900-1988), die de eerste geheugenexperimenten deed om deze veronderstelling te toetsen. Haar promotor, de bekende Gestaltpsycholoog Kurt Lewin, was op dit idee gekomen toen hij op een terras zittend in Berlijn constateerde dat de obers goed onthielden wat er geconsumeerd was aan tafeltjes die nog niet hadden afgerekend, en vrijwel niets meer wisten van wat er gebruikt was aan tafeltjes waarmee zij al wel hadden afgerekend.
In het gedicht ‘Zeigarnik-effect’ komt het verdriet om het overlijden van haar dochter Margit, op jonge leeftijd duidelijk naar voren. Een leven dat niet was voltooid en daardoor altijd levendig in de herinnering zal blijven.
.
Zeigarnik-effect
.
Als razernij, verdriet zijn uitgewoed
neem ik het grootgeworden kind, het oude
lichaam, de verloren vriend en stop ze
in de rugzak van het leven, die ik draag.
.
Maar dat wat onvoltooid werd weggerukt?
.
– Een man, alleen, loopt langs de nachtrivier;
hij zet zijn kraag op en begint te missen
– Het kind dat mij verlaat voor ik het ken,
sculptuur van bloed, nog zonder huid.
.
Die pijn houdt door de jaren heen schokkend
en rauw zijn versheid: wind die niet wil
gaan liggen, schip dat maar niet vergaat.
.
De kunstschilder
Dubbel-gedicht
.
Pas geleden kwam ik een video op Instagram tegen van een Amerikaanse vrouw meen ik, die zich verwonderde over de betekenissen van Nederlandse woorden. Dat er zoveel woorden in het Nederlands zijn die precies hetzelfde zijn en klinken maar een totaal andere betekenis hebben. Iedereen kan er wel een paar bedenken. Bank bijvoorbeeld. Wat heeft een financiële instelling te maken met een meubelstuk voor meerdere personen? Maar er zijn er meer. Toen ik op zoek was naar gedichten in de rubriek Dubbel-gedicht en ik een gedicht zag met als titel ‘Schilder’ dacht ik aan een huisschilder. Maar het betrof hier een kunstschilder, toch een wezenlijk andere professie.
Het tweede gedicht dat ik vond ging ook over een kunstschilder. Vandaar dat het dubbel-gedicht niet gaat over een schilder maar over een kunstschilder al haal je dat niet uit de titels van de twee gedichten.
Het eerste gedicht is van schrijver, dichter, columnist Simon Carmiggelt (1913-1987) en komt uit de bundel ‘Het jammerhout’ dat hij onder het pseudoniem Karel Bralleput schreef en publiceerde in 1955.
Het tweede gedicht is van schrijver, dichter, literatuurcriticus en vertaler Maurits Mok (1907-1989) en werd gepubliceerd in de bundel ‘Spiegel van het menselijk bedrijf’ dat hij schreef onder het pseudoniem Jan Luyken jr. in 1979.
.
De schilder
.
Zijn vrees staat als een bevend spook
te kijk op zijn Picasso-doeken.
Stééds angst, op al die Talens-koeken.
En in de keuken staat ze ook.
.
Want déze vrouw, zo fel en kloek,
verdreef hem uit de luwe sferen
van landschap en van jutteperen,
te hoop gelopen op het doek.
.
O kalme jaren, toen hij dát nog deed:
de lichtvlek mikken op een vaas,
de gaatjes nadoen van de kaas.
Dat stille werk deed niemand leed.
.
maar zij dreef blauwzuur in zijn coloriet.
Haar strengheid tourmenteert zijn kwast,
en als zijn angst zich paars ontlast,
ageert hij tegen haar ‘Kom éten, Piet.’
.
De schilder
.
Stil voor het onbesmette doek
staat daar in afgetrapte broek
de schilder onder wilde haren
dromerig voor zich uit te staren.
.
Dan, eensklaps door de geest gedreven,
begint zijn hand zich uit te leven
en schaft de kunstgeleerden brood,
hetzij aanstonds of na zijn dood.
.
Zwaanzang
Anneke Brassinga over Lucebert
.
In de categorie dichters over dichters, vandaag het gedicht ‘Zwaanzang voor Lucebert’ dat Anneke Brassinga schreef. In de bundel ‘Huisraad’ uit 1998. Anneke Brassinga (1948) debuteerde als dichter in 1987 maar had toen al verschillende dichtbundels vertaald (zoals ‘Ariel’ van Sylvia Plath). Ze debuteerde met de bundel ‘Aurora’ waarna nog verschillende bundels zouden volgen. Brassinga heeft verschillende literaire prijzen op haar naam staan, zo kreeg ze onder andere de Herman Gorterprijs, de Paul Snoekprijs, de Ida Gerhardt Poëzieprijs, de Constantijn Huygensprijs en de P.C. Hooft-prijs.
In haar bundel ‘Huisraad’ staat het gedicht van vandaag, ‘Zwaanzang voor Lucebert’ dat op het eerste oog misschien wat raadselachtig klinkt maar als je weet dat de motieven in deze bundel allusies (toespelingen of zinsspelingen) zijn op andere literatuur (die van Lucebert in dit geval), natuurbeelden, de interesse in woordconstructies en ironie om de eigen persoon op afstand te houden, dan krijgt dit gedicht al meer betekenis.
.
Zwaanzang voor Lucebert
.
Ons gevederd vriendje kan niet meer fietsen
wij voeren een leeg rijwiel mee aan de hand-
van ons kanarie zijn de pootjes afgeknipt
door een vroegoud kind met tuinschaar dat hem
op de roltrap naar den hoge heeft gepleurd
vanuit de broeihoop, bijenkast, vliegengodkast.
.
Onder het negenenzestigen is hij verrast.
Laat ons hopen dat hij zich volledig heeft gebeft
aan de wijbeense zwerk en de eenvouds verlichte
klatering hem nu ontsluit als veren een zwaan
in het buitendijks onvertogene. Van tedere woede
zijn wij beroofd.
.
afstand
Ruth Lasters
.
Het hebben van veel poëziebundels is om vele redenen een vorm van geluk. Omdat het er zoveel zijn kun je blind een bundel uit je kast pakken en dan is de kans groot dat wat je ervaart, dat wat je leest, voor de eerste keer is. In mijn kast staan verschillende jaargangen van ‘De 100 beste gedichten’ voor de VSB Poëzieprijs. In die van 2017, waar Francine Houben de keuze van de gedichten verzorgde, staan onder andere een aantal gedichten van de Vlaamse dichter en schrijfster Ruth Lasters (1979) uit haar bundel ‘Lichtmeters’ uit 2015.
Ik bleef hangen bij de gedichten van Ruth door het gedicht ‘Afstand’. Op de een of andere manier heeft het woord afstand de afgelopen twee jaar een andere en meer geladen betekenis gekregen. Daarover in dit gedicht uiteraard geen woord maar met die nieuwe betekenis in het achterhoofd leest dit gedicht ineens heel anders.
.
Afstand
.
Ik zocht een instrument om de afstand tussen mezelf en de anderen
te meten, zoals een stapel borden, die ik tussen sommigen en mij
.
in duwde als was er een strijd om de scheefst gegroeide bordentoren
die alsnog overeind blijft. Bij anderen hielde ik het porselein gewoon
.
voor mij als een voorbarige gift van vast ooit nodige verzoening. Bij jou
halveerde ik de stapel tot twee gammele krukjes waarop wij
.
het hadden over dat het gek is: dat je toen je jong was veel met anderen
gemeen hebben soms zag als bedreigend voor je eigenheid, terwijl je
.
als je ouder bent net vreest om nooit bijna ophefbaar volkomen –
als een groezelig bord onder een melkkom voor
.
de katten.
.
Gerrit Kouwenaar
Hermetische poëzie
.
Hermetische poëzie is voor de meeste mensen iets ongrijpbaars. Ik ken poëzielezers die zeer bedreven zijn in het lezen en interpreteren van poëzie maar niet aan hermetische poëzie beginnen omdat men er niks mee kan, of omdat men er geen betekenis in kan vinden. Wat is hermetische poëzie nou eigenlijk? Letterlijk betekent het: gesloten poëzie. Gedichten die zo weinig naar iets buiten zichzelf verwijzen (behalve soms naar het overige werk van de auteur), dat ze bijna ontoegankelijk voor de lezer zijn.
lopend in het steenslag
.
Winnaar van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020
Sara De Lodder
.
Winnaar van de Ongehoord! Gedichtenwedstrijd 2020 is Sara De Lodder met haar gedicht ‘Hoe wij als karretjes in elkaar passen’. Van harte gefeliciteerd met deze prijs. In totaal deden er 186 dichters mee met de wedstrijd. Sara De Lodder kreeg uit handen van de burgemeester van Albrandswaard, Jolanda de Witte, de eerste prijs (een beeldje van Lillian Mensing) uitgereikt.
.
De jury schrijft in haar juryrapport over de inzendingen en hoe men te werk ging:
“Er waren 186 inzendingen, waarvan na een voorselectie er 33 overbleven. Als jury hebben we ons gebogen over deze shortlist. De gedichten kregen we anoniem. We wisten dus niet wie er achter de gedichten schuilgaan.
De inzendingen waren heel divers. Van traditioneel, tot experimenteel, lang en soms zeer kort. We hebben gelet op de samenhang binnen het gedicht, originele woordkeuzes, aansprekende beelden, kortom: kwaliteit en oorspronkelijkheid.
Maar een beeld moet wel kloppen, hoewel dat natuurlijk deels persoonlijk is. We troffen op zichzelf prachtige poëtische zinnen aan, die verder geen functie binnen het geheel hadden. Ze misten lading en betekenis. Datzelfde is te zeggen over beelden die elkaar soms tegenspraken. Het blijkt hoe moeilijk het is een gedicht lang de kwaliteit hoog te houden.
Maar er is genoeg potentieel bij veel van de 33 gedichten. Met aandachtige herlezing zouden deze zich kunnen ontpoppen als sterke en overtuigende exemplaren. In ons juryoverleg zeiden we regelmatig tegen elkaar dat een gedicht beter zou zijn geworden met wat redactie. Ons advies aan dichters, leg je werk voor aan kritische meelezers.
Het thema ‘De omgeving van de mens is de medemens’, ontleend aan een gedicht van Jules Deelder, werd over het algemeen zeer divers geïnterpreteerd door de inzenders. In meerdere gedichten is ingegaan op de gevolgen van de coronacrisis, met name op het ontbreken van lijfelijke nabijheid van de medemens. Door de een als een gemis ervaren en door een ander duidelijk als een rustmoment, een zegen zelfs, gevoeld.
Interessant is dat maatschappelijke poëzie de laatste tijd erg in opkomst is. Een mooi voorbeeld hiervan is het collectief ‘De Klimaatdichters’. Opmerkelijk is dat dit bij de inzendingen weinig is terug te zien. Veel poëzie is toch naar binnen gericht. Daar is overigens niets mis mee.”
Het winnende gedicht
De jury (Alek Dabrowski, Evy Van Ende, Sabine Kars) schreef over het winnende gedicht in het juryrapport:
.Dit gedicht sprong er voor ons onmiddellijk uit, vooral wat betreft de originaliteit van de metafoor die erin opgevoerd wordt. Het fysieke liefdesspel wordt voorgesteld als in elkaar passende winkelkarretjes, lichaamsdelen passeren als koopwaren op de band aan de kassa van een supermarkt. De kassajuffrouw wordt op rauwe wijze gedenigreerd (of is het net opgewaardeerd?) tot lustobject. De dichter heeft het over “het naakte, malse vlees”.
Het gedicht bevat daarnaast een aantal zeer mooie vondsten die het rammelende, onwaarschijnlijke karakter van die metafoor onderschrijven. “Om ter bangst” en “het ijzer als navelstreng” vonden we poëtisch zeer sterk.
‘Hoe wij als karretjes in elkaar passen’ is ruw en teder tegelijk. Een subtiele combinatie die ook binnen de zinnen zelf tot uiting komt. Zoals in:
‘Neem met weerhaken haar binnenkant, hoe ik je
terug wil is nooit in een kamer’
De reflectie in:
‘Wij breken iedere dag weer los –
ik zoek mijn melk in vreemde schappen’
zet de lezer soepel aan tot overpeinzing. Om daar vervolgens snel weer uit en terug naar het nuchtere hier en nu in de supermarkt gehaald te worden, door het verrassende:
‘Zegeltjes?’
Ook het slotvers van het gedicht kon ons erg bekoren. Het beeld van een karretje verloren in de tuin is erg mooi. Het riep een ongerijmd, eenzaam beeld bij ons op dat uitnodigt tot mijmeren over de absurditeit, de verlatenheid van de liefde.
.
Hoe wij als karretjes in elkaar passen
.
Neem wangspek, een paar malse dijen en een schouderblad
of twee, om ter bangst, ter liefst
.
Neem je binnenoor, het is een archief
met die precisie hoe je luistert
.
Neem mij, tegen de stroom in, naar jou
keer ik altijd terug
.
Neem kassajuffrouw acht, je wil haar
rauw tussen al je spullen op de band: zoveel euro,-
ze imiteert een schoot, je denkt aan een moeder, dat vol
naakte, malse vlees, alles
wat ze aanraakt mag ze hebben
.
Neem met weerhaken haar binnenkant, hoe ik je
terug wil is nooit in een kamer
.
Maar als karretjes die na lange dag in de supermarkt terug in
elkaar gaan, het ijzer als een navelstreng
.
Wij breken iedere dag weer los –
ik zoek mijn melk in vreemde schappen
.
Zegeltjes?
.
Eén enkele keer bracht ik zo’n karretje thuis:
nergens stond het meer verloren als in mijn tuin.


















