Site-archief
Hunebed voor grappenmakers
Frederik Lucien De Laere
.
De Vlaamse dichter Frederik Lucien De Laere (1971, Brugge) was in 2007-2008 stadsdichter van Damme dat zich al jarenlang profileert als boekenstad van Vlaanderen. De Laere publiceerde de dichtbundels “Paniek in het circus” (2003), “De Martelgang” (2006), “Secuur” (2010), “In uiterste staat” (2016) en “Opabinia” (2019). Zijn werk werd opgenomen in verschillende literaire magazines en bloemlezingen (waaronder die van Komrij ‘Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten’ ).
Hij was stichtend lid van de eigenzinnige dichtersgroep ‘ Het Venijnig Gebroed’ en nam zowel individueel als met de groep deel aan verschillende literaire optredens en happenings zoals Theater aan Zee, het Lowlands-festival, Dichter aan huis, Poetry International en Crossing Border. Daarnaast schrijft De Laere een blog http://frederikluciendelaere.blogspot.com/. De poëzie van De Laere bestrijkt een breed spectrum van onderwerpen en hij hanteert diverse stijlen. In de vroege gedichten heerst een surrealistische en bevreemdende sfeer, die doet denken aan Paul Snoek en Gust Gils.
Uit zijn bundel ‘De Martelgang’ uit 2006 koos ik het gedicht ‘ Hunebed voor grappenmakers waaruit die bevreemdende sfeer goed naar voren komt.
.
Hunebed voor grappenmakers
.
Dit is de laatste rustplaneet
van de lustelozen
die zich in de hozen van de aardse decennia
niet konden vinden, laat staan
in de schuilkelders van de ernst.
.
Klinkt zijn lach nog zeg,
in de verre velden, de kwelders van weleer
waar het zoutgehalte
de humor net niet verorberde?
.
Tegen de vergetelheid
en het tot stof wegwaaien
liet hij zichzelf paaien
met een stenen tafel
waarop de moppentappers na hem
het gebod aflegden
en bij wijze van grap
al grommend werden geofferd.
.
Rotterdams Kunstgesticht
Poetry International
.
Soms kom je iets tegen waarvan je eigenlijk het bestaan helemaal vergeten was. Dit gebeurde mij pas geleden toen ik een overvolle kast aan het leegruimen was. Achterin de kast kwam ik een uitgave tegen van het Rotterdams Kunstgesticht uit 1987. Een boek in een A3 formaat, gedrukt en uitgegeven ter gelegenheid van Poetry International 1987.
In dit fraaie boek zijn 4 Nederlandstalige gedichten van auteurs opgenomen die in dat jaar een bijdrage aan Poetry International leverde. Het zijn de dichters Hans Tentije, Harry ter Balkt, Stefan Hertmans en Geert van Istendael. De bijbehorende prenten zijn gemaakt door kunstenaars die zijn aangesloten bij het Rotterdams Kunstgesticht te weten Corinne Boureau, Michiel Brink, Gerard Immerzeel en Veronique Declerq.
Het boek werd in een oplage van 100 stuks gemaakt en ik bezit nummer 93. Van Hans Tentije is het gedicht ‘Schemeringen V’opgenomen.
.
Schemeringen V
.
Maar wat als in de nanacht
plotseling ’t schreeuwen van een pauw
over de tuinen gaat
en er niets veraf of belendende
is dat ’t opneemt
.
wanneer ’t lokkende, heser
nog terugkeert en zichzelf niet vindt
.
als er tussen verlatenheid en echo
geen andere speling meer bestaat, vlam van zee
de schemer is die wat hij vergroot heeft
blijvend ook omhult
.
en zo in alle vroegte ieder
aanbreken verdraagt –
.
ligt daar de stilte van ’t innerlijk?
.
Ondergronds advies
Karin van Kalmthout
.
De van Brabantse afkomst maar in Rotterdam woonachtige dichter en freelance docent creatief schrijven, Karin van Kalmthout (1984) schrijft al vanaf jonge leeftijd poëzie, maar pas in Rotterdam vond die stille liefde voor het woord een weg naar buiten. Karin geeft al sinds 2005 schrijfworkshops voor o.a. SKVR, Poetry International en Huis van Gedichten en legt zich toe op het geven van het vak Nederlands aan de Horecavakschool. Ze draagt haar poëzie bij poëzie- of spoken word-podia als Woorden Worden Zinnen, Frontaal, Spraakuhloos, Het Lezersfeest en op 7 juli 2019 in de Jacobustuin op het Zomerpodium van Ongehoord!. Voorlopige hoogtepunten zijn haar deelname aan de Poëziebus 2018 en de organisatie van de eerste editie van Woordcomplot begin 2019.
Haar poëzie is vaak een beetje dromerig en rebels tegelijk, maar altijd zacht en vol liefde. De poëzie kenmerkt zich doordat zij gebruik maakt van veel notities tijdens het kijken en luisteren naar andere dichters en performers. Andere inspiratiebronnen zijn jazz en latinmuziek (met name van Kaapverdische oorsprong), spiritualiteit en de kracht van de vrouw die ze uit feminisme weet te halen. Maar ook haar ervaringen tijdens de reizen die ze maakte en de ontmoetingen die ze tijdens die reizen had.
Op haar website http://karinvankalmthout.nl vind je naast gedichten alle informatie over Karin.
/.
Ondergronds advies
.
Twijfel niet
Niet aan jezelf, Niet aan de stad
Reis eerst naar het hart
Vanuit daar ken je overal komen
Neem je wortelbagage mee
Anders val je om bij het
Eerste wisselen van de rails
Vraag gerust waar je moet zijn
Macaroniplein, daar zijn we
allemaal wel eens geweest
Kies je eigen kleur
Maar verander als het moet
Hecht je niet aan de eerste die instapt
Uitstappen kunnen ze hier goed
Wees niet bang om te verdwalen
Uiteindelijk wordt alles één
Geniet van de reis aan de onderzijde
van deze ongeslepen stad
.
Jan Glas
Dichter op verzoek
.
Van Jaap Bakker kreeg ik onder andere de naam van Jan Glas door als dichter op verzoek. Jan Glas (1958) is dichter/beeldend kunstenaar en zanger. Hij dicht in het Nederlands en in het Gronings. Hij is hoofdredacteur van het tijdschrift ‘Krödde’ dat inmiddels niet meer bestaat maar is overgegaan in de website Oader.nl) en redacteur van ‘Webloug’. Hij treedt regelmatig op en in juni 2013 stond hij als eerste Groningstalige dichter op het podium van Poetry International.
In 2004 debuteerde Glas met ‘De vangers van zummer’. De bundel werd bekroond met de Literaire Pries van Stichting ’t Grunneger Bouk. Jan Glas was mede samensteller van ‘De 100 mooiste Groningse gedichten’ en ‘Verrassend Nedersaksisch’. Hij vertaalde zeven gedichten van Rilke in het Gronings voor het boek ‘Rilke Sieben’. Glas won diverse literaire prijzen, waaronder de Duitse Freudenthal-prijs voor nieuwe Nedersaksische literatuur en het Belcampostipendium. Jan Glas heeft een eigen website op https://volglas.wixsite.com
Uit de bundel ‘Als was zij mijn vrouw’ uit 2012 het gedicht
.
De hotelmanager
De hotelmanager heeft mij verlaten.
Ik mis hem zo erg dat het pijn doet.
Ik moet opnieuw leren slapen.
Ik heb grote fantastische herinneringen.
We zwommen elke ochtend baantjes in ‘De Parel’
voor hij naar het hotel ging.
We lieten onze tanden bleken,
er brak een eindeloos mooie zomer aan.
Wij fietsten veel. Hij zwaaide naar voorbijvarende boten.
Het was ideaal.
Mijn zus was blij voor me dat ik eindelijk
iemand had gevonden.
Ik wilde alles van hem weten.
Hij vertelde over zijn jeugd, z’n moeder,
over z’n werk als hotelmanager.
Het hotel had bijvoorbeeld 34 kamers.
Hij had een paar leuke collega’s.
Toen begon ik hem vast te houden
en dat moet je nooit doen,
dat staat in alle boeken.
.
De koffer
John Ashbery
.
In 1977 staat Poetry International in het teken van de koffer, symbool van het reizen. Naast de gebruikelijke poëzie en dichters uit vele landen is er een tentoonstelling van oude reiskoffers. In 1977 staat de Amerikaanse dichter John Ashbery op het podium in Rotterdam. Ashbery (1927- 2017) werkte van 1955 tot 1965 voor The New York Herald Tribune in Parijs als kunstcriticus. Na zijn terugkeer in de Verenigde Staten werkte hij als docent Engels en was hij ook daar kunstcriticus. Ashbery was een avant-gardistisch dichter.
Ashbery’s vroege werk werd sterk geïnspireerd door door het werk van Auden, alsook door de obscure Franse surrealistische dichter Pierre Martory. Later werd zijn werk steeds meer modernistisch. In de jaren zestig verkeerde hij in avant-gardistische kringen, met wereldwijd de aandacht trekkende kunstenaars als Andy Warhol en John Cage.
Ashbery’s werk kenmerkt zich door vrije, spontane associatie, waarbij zijn gedichten meestal nauwelijks een echt onderwerp kennen. Hij kan heel vaag en poëtisch zijn over concrete alledaagse dingen, waarbij hij regelmatig de parodie als stijlmiddel gebruikt. Een overkoepelend thema is de relatie tussen chaos en het bewuste menselijk denken en met de kunst in zijn algemeenheid. Hoewel Ashbery vaak beweerd heeft voor een groot publiek te willen schrijven, geldt veel van zijn werk als moeilijk toegankelijk, niet in de laatste plaats door de semantische en linguïstische experimenten in zijn werk.
Uit zijn bundel ‘The double dream of spring’ uit 1970 het gedicht ‘The task’ en in een vertaling van Peter van Lieshout, ‘De taak’.
.
De taak
.
Ze maken zich klaar om opnieuw te beginnen:
Problemen, een nieuwe wimpel aan de vlaggemast
in een voorspelde romance.
.
Rond de tijd dat de zon laag boven het
Westelijk halfrond haar stralen vlijt, de kermis echoot,
Dringen de vluchtende landen onder andere namen bijeen.
Leegte neemt de plaats van vreugde in, en Ieder moet vetrtrekken
Weg, ver weg in de stokkende nacht, want zijn lot
Is vruchteloos terug te keren uit het licht
Voorgetoverd door verstrijkende tijd. Slechts
Luchtkastelen waren het, doorkneed in de kunst het verleden
Te grijpen en met pijn te beheersen. En de weg ligt open
Nu om regelrechtschapen te handelen in deze tijd
Verterende dichtheid waarin hij ooit leerde ademen.
.
Kijk eens naar de rommel die je gemaakt hebt,
Zie eens wat je hebt gedaan
Maar als dat dat al spijt mocht zijn raakt het nauwelijks
De kinderen die na het eten buitenspelen.
Belofte van kussens en meer in de nacht die straks valt.
Ik ben van plan hier wat langer te blijven
Omdat dit enkel ogenblikken zijn, ogenblikken van inzicht,
En omdat getast en gereikt nog moet worden,
Naar uiterst en vurig verlangen dat wegsmelt
Ondertussen, als afstand onder pelgrimsvoeten.
.
The task
.
They are preparing to begin again:
Problems, new pennant up the flagpole
In a predicated romance.
.
About the time the sun begins to cut laterally across
The western hemisphere with its shadows, its carnival echoes,
The fugitive lands crowd under separate names.
It is the blankness that follows gaiety, and Everyman must depart
Out there into stranded night, for his destiny
Is to return unfruitful out of the lightness
That passing time evokes. It was only
Cloud-castles, adept to seize the past
And possess it, through hurting. And the way is clear
Now for linear acting into that time
In whose corrosive mass he first discovered how to breathe.
.
Just look at the filth you’ve made,
See what you’ve done.
Yet if these are regrets they stir only lightly
The children playing after supper,
Promise of the pillow and so much in the night to come.
I plan to stay here a little while
f’or these are moments only, moments of insight,
And there are reaches to be attained,
A last level of anxiety that melts
In becoming, like miles under the pilgrim’s feet.
.
Einde van een cultuurperiode
50 jaar Poetry International
.
Afgelopen donderdag was de start van de 50ste editie van Poetry International in Rotterdam. Alle reden om deze week eens extra aandacht te besteden aan een aantal dichters van internationale naam en faam die in de loop van die 50 jaar optraden tijdens dit prachtige festival. in de loop van die 50 jaar zijn er verschillende keren boeken en bundels uitgegeven waarin de dichters ruimte kregen om hun poëzie te delen met de lezer. Altijd in de eigen taal en in een vertaling.
Ik wil beginnen met de dichter Erich Fried. die al in 1971 optrad tijdens Poetry International samen met 31 andere dichters uit 20 landen. De Rotterdamse dichter Jules Deelder opende toen het festival, een taak die tot 1983 aan een stadsgenoot of inwoner van het Rijnmondgebied was voorbehouden.
Erich Fried (1921 – 1988) was een Oostenrijks schrijver, dichter en essayist van Joodse afkomst. Het grootste deel van zijn leven woonde hij in Engeland. Hij schreef echter steeds in het Duits. In 1938 emigreerde hij naar Londen en werkte daar als arbeider, chemicus, bibliothecaris en redacteur. Fried was een geëngageerd dichter en schrijver, zo publiceerde hij in de jaren 60 twee anti-Vietnam bundels. Ook trok hij, Jood zijnde, de aandacht met zijn uitgesproken atheïstische en antizionistische opvattingen en zijn stellingname tegen Israëls Palestijnenpolitiek.
Uit de bundel ‘Honderd dichters uit vijftien jaar Poetry international’ 1970-1984 het gedicht ‘Einde van een Cultuurperiode’ of Ende einer Kulturepoche’ in een vertaling van Gerrit Kouwenaar.
.
Einde van een cultuurperiode
.
De kampcommandant
een ontwikkeld man
had zijn bekentenis
in het net geschreven
en nog een paar formuleringen
verbeterd
en hier en daar
een kwinkslag ingelast
.
Maar ze lachten niet
en hij zei ten slotte
‘Voor de humor voorzie ik
treurige tijden.’
.
Ende einer Kulturepoche
.
Der Lagerkommandant
ein gebildeter Mann
hatte sein Geständnis
ins reine geschrieben
und einige Formulerungen
noch verbessert
und da und dort
einen Schertz eingefügt
.
Aber sie lachten nicht
und er sagte zuletzt
‘Nun kommen schlechte Zeiten
für den Humor.’
.
Lees!
Ahmed Aboutaleb
.
In de Volkskrant van zaterdag jongstleden staat een mooi interview met de burgemeester van Rotterdam Ahmed Aboutaleb, over zijn fascinatie met poëzie. Rotterdam, als centrum van de poëzie wat mij betreft, had zich geen beter burgemeester kunnen wensen. Bevlogen en geïnspireerd vertelt de eerste burger van Rotterdam over hoe zijn liefde voor poëzie is ontstaan, en ontwikkeld, wat poëzie voor hem betekent onder andere in zijn huidige ambt en wat zijn plannen zijn met poëzie als hij op een dag geen burgemeester meer is (zelf een bundel uitbrengen).
Uitgeverij Douane (uit Rotterdam) heeft hem gevraagd 50 gedichten uit de wereldpoëzie bijeen te brengen die iets bijzonders voor hem betekenen. Dat heeft geresulteerd in de bundel ‘Lees!’ met daarin gedichten van onder andere Jamal Addine Aloumari, Ingrid Jonker, Günther Grass, Joseph Brodsky, Wendy Cope, Jules Deelder, Sappho, Ester Naomi Perquin, Jopi Hart en Ramsey Nasr. Van deze laatste dichter zegt Aboutaleb in het interview: “Nederlandse voordrachtskunst is zelden mooi. Maar ik moet een uitzondering maken voor Ramsey Nasr. Die kan fabelachtig voordragen.” Elders in het interview zegt hij dat hij van de poëzie ne het engagement is, dat hij niet alleen maar voor de schoonheid van de poëzie gaat.
In het gedicht van Ramsey Nasr (die naast dichter ook onder andere acteur is) ‘Een mooie dag om stilte te verscheuren’, uit de bundel ‘Mi have een droom’ uit 2012, komen wat mij betreft schoonheid en engagement te samen.
.
Een mooie dag om stilte te verscheuren
.
.
de Coninck en Buddingh’
Prijs en gedicht
.
Sinds 1988 bekroont Poetry International jaarlijks het beste Nederlandstalige poëziedebuut met de C. Buddingh’-Prijs. Met de prijs beoogt Poetry International meer aandacht te genereren voor talentvolle nieuwe stemmen in de Nederlandstalige poëzie. Voor menig dichter van naam was de C. Buddingh’-prijs de eerste belangrijke trofee die in de wacht werd gesleept. Namen die me te binnen schieten zijn Anna Enquist, Marieke Lucas Rijneveld, Vicky Francken en Ilja Leonard Pfeijffer. De prijs is genoemd naar Cees Buddingh’.
In de cyclus ‘Ars poetica’ schrijft Herman de Coninck een gedicht ‘Aan Buddingh’ en in eerste instantie dacht ik dat het een soort van eerbetoon was aan de poëzie van Buddingh’. Totdat ik op de website dbnl.org een artikel las uit een ‘Tirade’ uit 1977 waarin de zaken toch enigszins anders blijken te liggen. De poëzie van Herman de Coninck werd in 1970 opgenomen in de bundel ‘Nieuw-realistische poëzie in Vlaanderen’. De nieuw realistische dichters zetten zich aan de ene kant af tegen het “welig tierende, hermetisch-duistere 50ers-epigonisme” in de Vlaamse dichtwereld. Aan de andere kant distantieerde de woordvoerder van deze nieuw realisten zich van de Nederlandse nieuw realisten zoals die vooral in Gard Sivik en De Stijl werd gepubliceerd.
In het gedicht ‘Aan Buddingh’ spreekt de Coninck zich uit tegen dit Nederlands nieuw realisme dat volgens de Vlamingen “neutraal-objectief, onpersoonlijk en gezichtsloos informatisme” was.
.
Aan Buddingh’
.
Ik hou wel van gedichten
als gespierde kerels van behaarde
mannelijke taal, die zich krabben
waar het jeukt, die oergezond
op je afkomen en zeggen: ga zitten,
ik ben een gedicht, aangenaam, en
waarover zullen we het hebben.
.
Zulke gedichten kunnen natuurlijk even vlot
over liefde als over Vietnam praten,
en misschien zijn zij wel verantwoordelijk
voor de gezondheid van de poëzie,
zoals Limburgse boeren voor de gezondheid
van de moraal.
.
Maar ik hou eigenlijk nog meer
van een groep woorden die zich samen
plotseling bijzonder intiem gaan voelen
en zeggen: laat ons nou maar altijd
bij elkaar, er hoeft er geen meer bij te komen.
.



















