Site-archief

De levens van Claus

Sonnet XIV

.

Afgelopen week was bij Jeroen en Sophie Onno Blom (onder andere biograaf van Jan Wolkers) aanwezig om over de nieuwe biografie van Hugo Claus (1929 – 2008) te praten. Natuurlijk kwam de veelzijdigheid van Hugo Claus aan de orde. Zo stond men stil bij zijn werk als schrijver, filmregisseur, schilder en, uiteraard, als dichter. Blom noemde Claus toch vooral een dichter en heel eerlijk gezegd ben ik dat wel met hem eens.

Er werd ook een fragment getoond uit Dit is … Adriaan van Dis, waarin Adriaan van Dis aan Claus vraagt om een gedicht voor te lezen. Wanneer Claus dit wil gaan doen zegt van Dis dat ze er violen onder zullen zetten. Op dat moment gooit Claus de bundel weg. Er wordt geen gedicht voorgelezen. Wanneer Sophie aan Blom vraagt zijn favoriete gedicht voor te lezen maakt ze nog even het grapje van de violen maar gelukkig levert Blom.

Het favoriete gedicht van Hugo Claus in de ogen van Onno Blom is ‘Sonnet XIV’. Dit gedicht komt uit de bundel ‘Ik schrijf je neer’ uit 2002.

.

Sonnet XIV

.

als dan het koperen keteltje vol as
van wat ik was wordt leeggeschud
over het geduldig gras,
mijn lief, sta daar niet voor schut
.
en veeg de rimmel van je wangen.
Denk aan de vingers die deze regels schreven
in onze tijd van verlangen
en die je streelden tijdens hun leven.
.
En lach om wat ik was, onder meer
het gesnurk in de bioscoop,
de onderbroek die steeds afzakte,
.
de debiele grap en de logge loop
naar jou keer op keer
toen ik je warme weelde pakte.

.

Bezwering

Daan Doesborgh

Schrijver, vertaler, columnist, dichter, podcastmaker en presentator  Daan Doesborgh (1988) is redacteur van Tirade en oud-redacteur van Propria Cures. In 2010 werd hij Nederlands Kampioen Poetry Slam. In samenwerking met de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam (SLAA) maakt hij de maandelijkse Poëziepodcast. Maar Daan maakt meer podcasts, alleen of met anderen.

Zijn werk werd onder andere gepubliceerd in Awater, Tirade, DW/B, Het Parool, Vrij Nederland, NRC en de bloemlezingen ‘De 21e eeuw in 185 gedichten’ van Gerrit Komrij en ‘De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw’ van Ilja Leonard Pfeijffer. Van 2006 tot 2011 was hij stadsdichter van Venlo.

Van Doesborgh debuteerde in 2008 met de bundel ‘De Reeds Beweende Liefdes’, waarna de bundels ‘De Venus Suikerspin’ (2010), ‘Requiem’ (2011) en ‘Moet het zo’ begin dit jaar verschenen. In deze laatste bundel heeft de dood een prominente plaats. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het gedicht

.

Bezwering

.

Uiteraard dat dingen voorbijgaan, plekken
verdwijnen, ook als ze blijven bestaan.
Weet je altijd pas als ze weg zijn, wij waren

vier vrienden, twee koppels, vierden
vakanties en feestdagen, konden onmogelijk
uit elkaar worden geslagen, tot dat gebeurde

Nu de kroeg van je hart er niet meer is, denk je
dat je er altijd rond had moeten lopen met
dat besef, huilend en lachend, op een dag

denk je terug aan dit moment: je denkt niet eens
aan je lichaam of geest, je hebt geen pijn,
je bent zoals je altijd bent geweest

en doet alsof je altijd zo zal zijn. Dan heb je
spijt dat je niet het onmogelijke hebt gedaan:
bestaan in het volle licht van het bestaan.

.

Tegen meditatieve kennis

Rabindranath Tagore

.

Mijn dochter is aan het afstuderen en vroeg me of ik soms mensen kende die een jaar lang minimaal 100 minuten poer week mediteerde en er daarna ineens mee gestopt waren. Je kunt het maar willen onderzoeken. Ik moest daaraan denken toen ik een gedicht las van Rabindranath Tagore (1861-1941). Deze Indiase dichter, roman- en toneelschrijver was tevens wijsgeer en mysticus en beoefende de schilderkunst en sprak Esperanto. Hij was bovendien de eerste Indiase winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur in 1913. Tagore schreef het Indiase en het Bengaalse volkslied. Kortom een zeer erudiet en geleerd mens.

Tagore schiep een soort letterkunde die dichter bij het gesproken Bengaals lag dan men ooit daarvoor had geschreven. Hij schreef voornamelijk in het Bengaals, maar vertaalde zelf veel van zijn werken in het Engels. In zijn werk komt grote kennis van zowel de Westerse als de Indiase cultuur tot uitdrukking. Hij predikte ascese noch yoga, maar een vreugde- en liefdevol opgaan in God in het dagelijks leven.

En juist dat laatste komt zo mooi terug in het gedicht waaraan ik moest denken toen mijn dochter me de vraag stelde. Het gedicht ‘Tegen meditatieve kennis’ komt uit de bundel ‘De mooiste van Rabindranath Tagore’ uit 1997 in een redactie van Koen Stassijns en Ivo van Strijtem. Uit het gedicht blijkt voor mij ook dat ondanks dat je zo’n geleerd man bent en de Nobelprijs voor de Literatuur hebt gewonnen, je wel degelijk ook een gezond gevoel voor humor kan hebben.

.

Tegen meditatieve kennis

.

Zij die willen gaan zitten, hun ogen sluiten

en mediteren om te weten of de wereld waar is of liegt,

mogen dit doen. Het is hun keuze. Maar intussen

zal ik bij volle daglicht en met hongerige, gulzige ogen

een kijkje nemen in de wereld.

.

 

Lust for life

John Schoorl 

.

Bij de titel ‘Lust for life‘ denk ik meteen aan het gelijknamige nummer van Iggy Pop uit 1977. Maar dit is ook de titel van de dichtbundel die John Schoorl (1961) uitbracht in 2013. De bundel bevat muziekgedichten wat meteen de titel verklaard. John Schoorl is  journalist, schrijver en dichter. Hij  schreef eerder voor De Morgen, HLN, De Ondernemer en de tijdschriften De Muur, Passionate Magazine en Hard gras. In 1988 werd hij stadsverslaggever voor het Haarlems Dagblad. Sinds 1998 schrijft hij voor de Volkskrant.

In 2007 debuteerde hij als dichter met ‘A Capella’ in de Sandwichreeks van Gerrit Komrij. Vanaf dat jaar verschenen er meerdere dichtbundels van Schoorl zoals ‘Uitloopgroef’ (2009), ‘Bukshag’ (2012) en  ‘Lust for life’ in 2013. Voor zijn journalistieke werk ontving hij verschillende prijzen. Een ervan herinner ik me nog goed, dat was zijn reportage van De Jeugd van Tegenwoordig, genaamd ‘De Anale Driehoek’ in de Volkskrant in 2015.

In de bundel ‘Lust for life’ staan ongeveer 50 gedichten geweid aan muziek. Het lijkt een kleine tour door zijn collectie heen te zijn. Van Alicia Keys tot Herman Brood, van David Bowie tot George Baker. Over meerdere componisten en bands is een gedicht door hem geschreven. In voetnoten bij de gedichten lees je over welke teksten hij het heeft en op welk album het te vinden is. Handig om de muziek bij een gedicht te vinden.

Uit deze bundel koos ik een gedicht bij een al wat ouder nummer van de Franse zanger Johnny Hallyday (1943-2017) getiteld ‘Pour Moi la Vie Va Commencer’ uit 1963. Dit was destijds het Franse antwoord op Elvis. Hallyday scoorde er een nummer 1 hit mee.

.

Pour Moi la Vie Va Commencer

.

Voordat we onder

Het brood doorgingen,

In polonaise nog wel,

.

De moules frites werden

Aangegaapt door een

Everzwijn in ruste,

.

De bordurende vrouw

Naar me lachte, en jij stiekem

Parmantig zat te roken,

.

Pakte ik je dansende hand vast,

En zag ik het hoesje van

Dat plaatje haarscherp voor me.

.

Wij waren allang begonnen hoor,

Me-neer-tje Hallyday.

.

Een jonger vrouw

Ankie Peypers

.

Pas geleden las ik in de Volkskrant een artikel over de mentale gezondheid van jongeren. Zo piekert bijna de helft van de vrouwelijke middelbare scholieren en is er een toename van vrouwen onder de dertig die zich melden bij de spoedeisende hulp. Ergens anders las ik dat jonge vrouwen na de Coronacrisis vaker naar de huisarts gingen met depressieve gevoelens, angstklachten en angststoornissen. Zelfs het gebruik van antidepressiva onder jonge vrouwen is enorm toegenomen. Jonge vrouwen “durven” eerder aan de bel te trekken als het minder gaat. Meisjes ervaren meer druk om te presteren. Ze stellen hoge eisen aan zichzelf, waar jongens deze hoge eisen vooral aan de mensen in hun omgeving stellen. En zoals verschillende onderzoekers ook zeggen, zijn sociale contacten voor vrouwen nog belangrijker.

Ik vind dit behoorlijk verontrustend. Al jaren is er sprake van een groei bij jongeren en jong volwassenen met burn-outklachten, zelfs in een mate dat de rijksoverheid er een campagne rondom begonnen is. Met de ‘Hey, het is oké’-campagne helpen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en SZW jongeren op weg om werkstress bespreekbaar te maken.

Ik moest hieraan denken toen ik in de bundel ‘Gedichten 1951-1975’ van Ankie Peypers (1928-2008) het gedicht ‘Een jonger vrouw’ las. Uiteraard heb ik het bovenstaande even nagezocht maar de inhoud van het gedicht sluit heel mooi aan bij de geconstateerde problemen en klachten van jonge vrouwen. Vooral de laatste zinnen van dit gedicht zijn spot on.

Ankie Peypers was dichter, schrijver en journalist. Ze debuteerde op achttienjarige leeftijd met de bundel ‘Zeventien’, met daarin zeventien jeugdgedichten. In 1951 verscheen haar officiële debuut ‘October’. Daarna verschenen gedichtenbundels, vertalingen en enkele romans. Als journalist werkte ze voor De Vlam en Het Vrije Volk. Peypers was medeoprichter van het feministisch-literaire tijdschrift Surplus. Ze publiceerde regelmatig over de positie van vrouwen.

.

Een jonger vrouw 

.

In mij is een jonger vrouw dan ik

met lichter ogen en smaller handen.

Zij staat op kleine gespitste voeten

door mijn ogen naar buiten te zien.

Zij kijkt naar de dagen, naar licht en kleuren,

ziet alles verwonderd, ziet alles heel schoon.

Beiden verlangen we, dat zij kon spreken,

dat zij kon bewegen en leven en breken

de donkere, die om haar woont.

.

Hamlet

Willem M. Roggeman

.

De Vlaamse dichter, schrijver, essayist Willem M. Roggeman (1935) mag dan niet zo bekend zijn in Nederland, in België is hij een grote dichter. Roggeman studeerde aan het Koninklijk Atheneum te Etterbeek waar hij de dichter Erik Van Ruysbeek als leraar Nederlands had. Hij studeerde economische wetenschappen aan de Rijksuniversiteit te Gent waar hij bevriend werd met Paul Snoek. Van jongs af aan kwam hij dus in aanraking met dichters en poëzie.

Vanaf 1959 tot 1981 was hij journalist op de culturele redactie van Het Laatste Nieuws. Hij publiceerde er artikelen over literatuur, beeldende kunst en jazz. Van 1981 tot 1993 was hij adjunct-directeur en waarnemend directeur van het Vlaams Cultureel Centrum De Brakke Grond te Amsterdam, waarvoor hij tentoonstellingen van belangrijke Vlaamse kunstenaars en literaire avonden met Vlaamse en Nederlandse auteurs organiseerde. Van 1982 tot 1989 was voorzitter van het Louis Paul Boon Genootschap en sinds 2006 opnieuw.

Hij was lid van de redacties van de literaire tijdschriften Diagram (1963-1964), Kentering (1966-1976), De Vlaamse Gids (1970-1992), Argus (1978-1981), Atlantis (2001-2002) en Boelvaar poef (vanaf 2006). Hij droeg voor op allerlei internationale poëziefestivals, zijn werk werd vertaald in vele talen, componisten hebben muziek geschreven bij zijn gedichten en kunstschilders hebben zijn verzen in beeld gebracht. Roggeman is kortom, niet de eerste de beste dichter.

In 1958 debuteerde Roggeman met de bundel ‘Rhapsody in blue’ waarna nog tientallen bundels zouden volgen. Zijn laatste dichtbundel verscheen in 2022 en is getiteld ‘Bewegend portret’. In 1972 verscheen een overzicht van zijn werk ‘Gedichten ’57 ’70’ en in die bundel staat het gedicht ‘Hamlet’.

.

Hamlet

.

Ik besta
dit betekent
ik leef, ik adem
ik heb pijn.

.

Ik besta
dit betekent
ik lees, ik schrijf,
ik eet
wanneer ik iets te eten heb.

.

Ik besta
dit betekent
ik denk na,
ik vraag mij af
of ik besta.

.

 

Uit de schaduw naar het andere licht

Niels Landstra

.

Bij uitgeverij U2pi verscheen eind 2023 de bundel ‘Uit de schaduw naar het andere licht’ van Niels Landstra. Ik leerde Niels kennen op een podium in Den Haag in bodega De Posthoorn in 2013. Landstra (1966) is dichter, schrijver en muzikant. In 2004 debuteerde hij in Meander magazine en sindsdien werkt hij aan zijn oeuvre. In 2012 verscheen zijn eerste dichtbundel ‘Waterval’ bij uitgeverij Oorsprong. Sindsdien verschenen nog een aantal poëziebundels en een roman van zijn hand. En nu dan de bundel ‘Uit de schaduw naar het andere licht’.

Bij het lezen van de gedichten (en aforismen maar dat zijn er slechts 4) viel me meteen weer op wat een bijzonder taalgebruik Landstra heeft. De woorden die hij kiest, de vorm van zijn gedichten, het doet allemaal vrij klassiek aan terwijl de onderwerpen dat zeker niet altijd zijn.

Wat opvallend is, is de soms wat ouderwets aandoende taal, de (bijna) vergeten woorden als ijlte, bohemien, de dis maar ook zijn gebruik van werkwoorden die je tegenwoordig nog maar zo weinig terugleest in de moderne poëzie als minnen, smachten, kluisteren, tooien, ontberen, tintelen en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het geeft de poëzie van Landstra iets plechtigs zonder dat het plechtige poëzie is. In een recensie van Hans Frans op de website van Meander van een eerdere bundel van Landstra, las ik dat zijn poëzie Hans aan de Tachtigers deed denken. Ik begrijp dat heel goed.

En toch zijn de gedichten in deze bundel heel erg van nu en tijdloos. De avondklok en de Coronapas, de Japanse duizendknoop (wie kende die plant zeg 10 jaar geleden?) komen voorbij net als de liefde, het ouder worden en de herinneringen aan Carnaval, de stad van haar jeugd en het schrijversblok. De sonnetvorm die veelvuldig door Landstra gebruikt wordt voelt bekend en aangenaam, zijn poëzie is vloeiend en leest soepel weg waarbij regelmatig, voor mij dan, de zinnen opnieuw gelezen worden om tot een goed begrip van de betekenis te komen.

Opnieuw levert Niels Landstra een proeve van zijn kunnen af. De aforismen voegen wat mij betreft niet veel toe. Het zijn er, zoals geschreven, slechts vier en ze doen me onbewust denken aan de Luulevorm die achterop elk MUGzine staat. Een korte overpeinzing, soms grappig, soms poëtisch, soms serieus maar zonder de diepgang die zijn gedichten juist die extra laag geven die deze bundel zo de moeite waard maken.

Ik koos uit de bundel voor het gedicht ‘Van alle dingen’ louter en alleen om het gebruik van het mooie woord chimère (hersenschim).

.

Van alle dingen

.

Van alle dingen die ik aan haar toegaf

verzweeg ik er een: ik prees haar kalmte

haar voorspelbaarheid, haar clichés, zoals

.

de winter van sneeuw houdt, regen

van de wind, en tranen van wangen,

maar houden van, deed ik

.

er maar van een: de onbereikbare

de chimère, de rusteloze, de ontrouwe

aan mijn geplaagde gedachten

.

en natuurlijk, natuurlijk verliet ze mij

zoals de lente de zucht, het water de droogte

wolken de kapseizende lucht

.

bleek van alle dingen die ze mij verweet

er maar een die er echt toe deed: dat blijven

bij mij gelijk een voorwendsel was

.

Via Veneto

Herman Pieter de Boer

.

Oh Waterlooplein, Ome Arie, Mamma, Laat me, Annabel, Maar vanavond, het is maar een kleine greep uit de teksten die schrijver, liedjesschrijver en copywriter Herman Pieter de Boer (1928-2014) schreef voor respectievelijk Johnny en Rijk, Conny Vandenbos, André Hazes, Ramses Shaffy, Hans de Booij en Gerard Joling. In totaal schreef hij meer dan 700 liedteksten. Ik maakte voor het eerst kennis met deze schrijver van korte verhalen in de jaren ’70 en ’80. Hij schreef toen een serie boeken die stuk voor stuk heel veel verkocht en gelezen werden. Ik herinner mij ‘Het damesorkest en andere stadsverhalen’, ‘De kellnerin en andere verhalen’, ‘Het herenhotel en andere verhalen’ en ‘Waanzin en moederliefde & Dorpsgeheimen’ stuk voor stuk korte verhalen (wie leest die nog tegenwoordig?) die ik met zeer veel plezier las.

Dat hij ook gedichten schreef wist ik niet maar verbaast me ook niet echt, veel liedjesschrijvers zijn ook vaardige dichters. In 1989 verscheen van hem de bundel ‘Gekleurde gedichten’. Ook in zijn poëzie klinkt zijn enorme fantasie en vaardigheid als verteller door zoals bijvoorbeeld in dit gedicht zonder titel.

.1989, 1928, 2014, 

O Via Veneto,

o ziel en zaligheid, daar is zij!

La Melba, diva, blanke zalm,

godin van Rome.

De dialogen vallen stil,

men kijkt:

de zilverhakken tikken vonkjes uit de tegels,

roomwitte dubbelweelde wipt

en billen syncoperen in satijn.

Secondenspanning,

voelbaar.

Dan is ze weer, te snel, voorbij.

Campariglazen zijn versplinterd,

drie parasols in rook en vlammen opgegaan,

en graaf Cavour

is, klauwend aan zijn tafeltje, gestorven

van begeerte.

.

Brandbijt

Elegieën voor Marina Tsvetajeva

.

Toen ik dit bericht wilde gaan schrijven heb ik eerst gekeken of ik ooit eerder over Marina Tsvetajeva had geschreven. Dat blijkt niet echt het geval. Ik noem haar naam in een bericht over Erich Arendt (toen geschreven Marina Zwetajewa).

Marina Ivanovna Tsvetajeva (1892-1941) was een Russische dichter en schrijver wier werk door andere dichters geprezen wordt om zijn natuurlijkheid en diepgang. Zij liet meer dan duizend gedichten, acht toneelstukken, talrijke essays en brieven na, die nog steeds veel worden gelezen. Ze stond bekend om haar zeer sterke en onafhankelijke persoonlijkheid.

Ik kocht ‘Wegen naar Insomnia’ elegieën voor Marina Tsvetajeva van Johan de Boose (1962). De tekst op de achterflap is zowel raadselachtig als duidelijk: Wie elegieën schrijft zegt evenveel over zichzelf als over de bron van zijn droefheid, Daarom gaan de gedichten in ‘Wegen naar Insomnia’ slechts gedeeltelijk over de Russische dichter Marina Tsvetajeva. Voor de andere helft zoeken ze woorden voor de onmacht, de woede, de wanhoop en vooral de liefde van een man, die het ongeluk begaat postuum verliefd te worden.”

Johan de Boose is doctor in de Slavische Filologie, vertaler, acteur en schreef artikelen en gedichten die verschenen in Yang, De Revisor, De Gids, Poëziekrant, DWB en De Tweede Ronde. Maar in deze bundel dus elegieën (melancholische gedichten, klaagzangen) voor Marina Tsvetajeva, een dichter met een boeiend en bewogen leven.

Ze was getrouwd met Sergej Efron. Na de Russische revolutie, waarin Efron aan de zijde van de Tsaar vocht, emigreerde ze eerst naar Berlijn, daarna Praag en tenslotte Parijs. Zonder dat Marina het wist werkte haar man als geheim agent voor Stalin. Ze was veel van haar man gescheiden en onderhield talrijke onstuimige, soms platonische, soms expliciet erotische verhoudingen met diverse mannen en vrouwen waaronder Rainer Maria Rilke en Boris Pasternak. Ze onderhield nauwe banden met dichters (en lotgenoten) Anna Achmatova, Vladimir Majakovski, Osip Mandelstam en Arseni Tarkovski. Tsvetajeva keerde in juni 1939 terug naar de Sovjet-Unie. Deze beslissing werd naast isolement, armoede, heimwee en zorgen over de toekomst van haar zoon vooral ingegeven door de in de jaren dertig veranderde houding van haar man jegens de Sovjet-Unie. Uiteindelijk benam ze zichzelf van het leven na een, door de oorlog, gedwongen verhuizing naar Jelaboega.

Johan de Boose schreef en publiceerde ruim 50 jaar na haar overlijden de bundel met gedichten voor haar. Uit deze bundel koos ik het gedicht met de  titel ‘Brandbijt’ (een gat dat in het ijs wordt gehakt wanneer er water nodig is om brand te bestrijden).

.

Brandbijt

.

In je naam brandt melk. Wie drinkt

verschroeit. Wie jou bewandelt bloedt.

.

In de sterrenregen op een zwart plaveisel

heb ik jou herkend, de zilvergloed

.

geproefd, en niemand slaapt bij kreten

van wie stikt, van wie het zonlicht heeft

.

geslikt en zwijgend in de spiegel ziet

hoe vuur verdampt in de ruïne van de ziel,

.

Gedichten uit de grote oorlog

Richard Aldington

.

Van Sinterklaas, ja daar doen we bij mij thuis nog aan, kreeg ik een heel leuk, mooi uitgegeven en klein boekje ‘Poems of the great war’ an anthology 1914-1918, uitgegeven in de serie RP Minis (met andere titels als Oscar Wilde en Charles Dickens bijvoorbeeld).

Dit kleine bundeltje bevat bijna 50 memorabele gedichten van enkele van de beste schrijvers van die tijd: Rupert Brooke, Siegried Sasson, Wilfred Owen, Ivan Gurney, Isaac Rosenberg, Richard Aldington, Edward Thomas en nog veel meer. Hun gedichten geven op levendige wijze uitdrukking aan de verwoestingen van de oorlog aan de frontlinie en behoren tot de krachtigste en aangrijpendste werken van de twintigste eeuw.

Een van deze dichters, Richard Aldington (1882-1962), was een Engelse schrijver en dichter. Aldington was vooral bekend om zijn poëzie uit de Eerste Wereldoorlog en ‘Death of a Hero’ uit 1929.  Zijn biografie uit 1946, Wellington, werd bekroond met de James Tait Black Memorial Prize.

Uit dit charmante bundeltje nam ik het gedicht ‘Bombardment’ dat Richard Aldington in 1915 schreef. Voor het gemak vertaalde ik het gedicht en voegde het toe.

Bombardment

.

Four days the earth was rent and torn
By bursting steel,
The houses fell about us;
Three nights we dared not sleep,
Sweating, and listening for the imminent crash
Which meant our death.

.

The fourth night every man,
Nerve-tortured, racked to exhaustion,
Slept, muttering and twitching,
While the shells crashed overhead.

.

The fifth day there came a hush;
We left our holes
And looked above the wreckage of the earth
To where the white clouds moved in silent lines
Across the untroubled blue.

.

Bombardement

.

Vier dagen lang was de aarde verscheurd en uiteen getrokken
door het barsten van staal,
vielen de huizen om ons heen;
drie nachten durfden we niet te slapen,
zwetend en luisterend naar de naderende crash
die onze dood betekende.

.

De vierde nacht sliep elke man,
zenuwgekweld, tot uitputting gebracht,
mompelend en trillend,
terwijl de granaten boven hun hoofd neerstortten.

.

De vijfde dag kwam er een stilte;
we lieten onze gaten achter
en keken boven het puin van de aarde
naar waar de witte wolken in stille lijnen bewogen
over het onbezorgde blauw.

.