Site-archief

Bloed

Naomi Shihab Nye

.

Terwijl ik in de chaos zit van een woonkamer die geschilderd wordt, lees ik in ‘The United States of Poetry‘ uit 1996, dat de schilders uit voorzorg uit mijn boekenkast hebben gehaald omdat het uitsteekt. Het blijft een fijn boek om in te lezen; groot, mooi vormgegeven en vol gedichten van dichters die ik niet ken. En daarnaast ook nog eens uitermate informatief.

Ook dit keer kom ik iets bijzonders tegen (ik lees dichtbundels zelden van kop tot staart, tenzij voor een recensie) namelijk een gedicht van Naomi Shihab Nye (1952). Nye  is een Palestijns-Amerikaanse dichter , redacteur, songwriter en romanschrijver . Ze is geboren uit een Palestijnse vader en een Amerikaanse moeder.  Op zesjarige leeftijd begon ze met het schrijven van haar eerste gedichten. In totaal heeft ze meer dan vijfendertig boeken gepubliceerd en aan honderden andere boeken bijgedragen. Haar werk omvat poëzie, jeugdliteratuur, prentenboeken en romans. Nye heeft gedurende haar carrière talloze prijzen ontvangen, waaronder de NSK Neustadt-prijs voor kinderliteratuur in 2013 , was de Young People’s Poet Laureate van de Poetry Foundation voor de periode 2019-2022, en in 2024 ontving ze de Wallace Stevens Award en de Texas Writers Award.

In ‘The United States of Poetry’ is het gedicht ‘Blood’ opgenomen. ‘Blood’ of ‘Bloed’ zoals de vertaling luidt, gaat over het eigen identiteitsgevoel van de dichter als Palestijns-Amerikaanse die opgroeide tussen de twee culturen. Het gedicht begint met de spreekster die een paar verhalen uit haar jeugd vertelt. Dit waren momenten waarop haar vader uitlegde wat een “echte Arabier” is. Deze verhalen gingen altijd gepaard met spreekwoordelijke uitspraken of gebeurtenissen. Er waren humoristische momenten in andermans huizen, vreemde ontmoetingen voor hun eigen deur en verschrikkelijke gebeurtenissen die elke verklaring tartten. 

Dat laatste is waar de tweede helft van het gedicht zich op richt. Er gebeurde iets dat Nye en haar familie schokte. Ze wendde zich, zoals altijd, tot haar vader voor antwoorden, maar hij had er geen. Vervolgens ging ze naar het platteland rondom haar Amerikaanse huis en vroeg de schapen, de koeien en de lucht wat ze moest denken, doen en wat voor soort persoon ze moest worden. 

Een van de redenen dat ik aan dit gedicht bleef hangen terwijl ik in The United States of Poetry’ las was dat, hoewel dit gedicht uit haar bundel ‘Words under the Words; selected poems’ uit 1995 komt, het thema, helaas vandaag de dag nog steeds heel erg actueel is. En dan vooral de gebeurtenis in de vierde strofe, een gebeurtenis ‘waarvan de krantenkoppen stollen in haar bloed’ die helaas na 1995 nog steeds en regelmatig terugkeert in de actualiteit. Hieronder de vertaling van ‘Blood’. Het origineel is hier te lezen.

.

Bloed

.

“Een echte Arabier weet hoe hij een vlieg met zijn handen moet vangen.”
Dat zei mijn vader altijd. En hij bewees het ook.
de zoemer onmiddellijk vastpakken
terwijl de presentator met de vliegenmepper staarde.
In de lente vervelden onze palmbomen als slangen.
Echte Arabieren geloofden dat watermeloen op vijftig manieren kon genezen.
Ik heb ze aangepast aan de gelegenheid.
Jaren eerder had een meisje aangeklopt,
wilde de Arabier zien.
Ik zei dat we er geen hadden.
Daarna vertelde mijn vader me wie hij was.
“Shihab” – “vallende ster” –
Een mooie naam, ontleend aan de hemel.
Ik heb ooit gezegd: “Als we sterven, geven we het dan terug?”
Hij zei dat een echte Arabier dat zou zeggen.
Vandaag stollen de krantenkoppen in mijn bloed.
Een kleine Palestijn zwaait met een vrachtwagen op de voorpagina.
Dakloze vijg, deze tragedie met een vreselijke oorsprong.
is te groot voor ons. Welke vlag kunnen we dan hijsen?
Ik zwaai met de vlag van steen en zaad,
Tafelmatje met blauwe stiksels.
Ik bel mijn vader en we praten over het nieuws.
Het is te veel voor hem.
Geen van beide talen die hij spreekt, kan het bereiken.
Ik rijd het platteland in om schapen en koeien te zoeken,
om de lucht te smeken:
Wie noemt iemand nou beschaafd?
Waar kan het huilende hart grazen?
Wat doet een echte Arabier tegenwoordig?
.

30 jaar Meander

Jubileumbundel

.

Meander, literair E-magazine voor Nederlandstalige poëzie bestaat dit jaar 30 jaar. In 1995 werd Meander opgericht door Rob de Vos (1955-2018). De Vos was de vennootschap vader en de stuwende kracht achter Meander, die in 1995 begon als e-mailnieuwsbrief met gecombineerde website. Jarenlang bestierde Rob de Vos Meander samen met een grote groep vrijwilligers tot zijn onverwachte overlijden in 2018. Toen nam Alja Spaan het stokje over als voorzitter van de stichting en sinds dat jaar ben ook ik als bestuurslid en secretaris toegetreden tot het bestuur dat verder bestaat uit Peer van den Hoven (penningmeester). Inmiddels is Meander flink gegroeid en heeft het maar liefst 43 vrijwillige medewerkers.

Deze medewerkers verzorgen de interviews, de recensies, de website, de social media, de commentaren, de kopij, de columns, de readymades, de klassiekers en de nieuwsbrief. Sinds een aantal jaren organiseert Meander ook de Rob de Vos poëziewedstrijd en een jaarlijkse medewerkersdag. Ook wordt met enige regelmaat een bundel of boek gepubliceerd. Zo werd in 2010 de bundel ‘Nog een lente‘ 30 dichters gekozen door Meander, uitgegeven door uitgeverij P en verscheen in 2023 de bundeling ‘Wat maakt een gedicht goed?  met bijdragen van Meander medewerkers.

En nu, na 30 jaar vele medewerkers en duizenden bijdragen verder verscheen bij Meander de bundel ’30 jaar Meander’, opnieuw met bijdragen van medewerkers en opnieuw vormgegeven door Bart van BRRT.Graphic.Design. De medewerkers werd gevraagd ‘iets’ te schrijven dat betrekking had op Meander. En daar werd in grote mate gehoor aan gegeven. Door persoonlijke verhalen maar ook door middel van poëzie.

Uit die laatste categorie koos ik voor de bijdrage van Annet Zaagsma (medewerker sinds 2021) getiteld ‘Alles wat in de ochtend weer verdwenen is’.

.

Alles wat in de ochtend weer verdwenen is

.

Ik schrijf alleen. Er mag niemand in de buurt zijn.

Mijn kinderen slapen.

Ik zet een eerste stip, neem de ruimte.

Kijk rond in een droom waar mijn denken

traag en mistig is, probeer de details

te proeven die belangrijk zijn.

.

Tussendoor de afwas, of in bad

ontstaan woorden die spelen, buitelen

zonder harde gedachten.

Onderweg naar de Spar

kan ik al trappend fijne regels binnenkrijgen

.

waarvan de meeste verloren gaan

omdat ik wil doorrijden

omdat ik word afgeleid door een vogel

een berg of een kerk

omdat het geheugen

nu eenmaal zijn beperkingen heeft.

.

’s Nachts overvalt me dan het gedicht

aan de rand van mijn gezichtsveld.

Onscherp in halfslaap is het de kunst

die briljante flarden te vangen in leesbare krabbels.

Alles wat anders in de ochtend weer verdwenen is.

.

Crematie

Robinson Jeffers

.

Vandaag voor mijn boekenkast pakte ik, zonder te kijken, de bundel ‘Een boek van wondere dingen’ van een plank. Deze bundel uit 2018 heeft als ondertitel ‘Poëzie die inspireert, troost, ontroert’ en is samengesteld door Daan Bronkhorst voor uitgeverij De Geus en Amnesty International. Opnieuw zonder te kijken opende ik de bundel op pagina 199 waar het gedicht ‘Crematie’ staat van de Amerikaanse dichter Robinson Jeffers (1887-1962). Het gedicht verscheen oorspronkelijk in ‘The Collected Poetry’ in 1995 en dit gedicht werd vertaald door Ellen Nieuwenhuis.

Jeffers was een eigenzinnig man. Hij leefde in een zelfgebouwde hut in de bossen van Californië en zijn populariteit als dichter leed onder zijn standpunt dat de Verenigde Staten niet moest deelnemen aan de Tweede Wereldoorlog. Hij muntte het woord ‘inhumanisme’ om uit te drukken dat mensen te egoïstisch zijn om de ‘verbijsterende schoonheid van de dingen’ te waarderen.

.

Crematie

.

Het do0et bijna mijn angst voor de dood teniet, zei mijn dier-

baarste,

Als ik aan crematie denk. Te rotten in de aarde

Is een weerzinwekkend einde, maar om te brullen in de vlam-

men – daar ben ik overigens aan gewend.

Ik brandde zo vaak in mijn leven van liefde of woede,

Geen wonder dat mijn lichaam moe is, geen wonder dat het

stervende is.

We hadden veel plezier van mijn lichaam. Verstrooi de as.

.

1 miljoen

Statistiek, bezoekers, pageviews en een gedicht

.

Dit wordt een blog over cijfers en statistiek, een extra blog om mijn lezers te bedanken voor hun vertrouwen en nieuwsgierigheid naar alles wat de poëzie te geven en te melden heeft. En zoals altijd met een gedicht.

Vanaf half oktober 2007, toen ik dit blog begon, heb ik regelmatig statistieken gedeeld. De eerste na een jaar in augustus 2008 toen dit blog nog onder web-log.nl draaide, toen ik in één jaar maar liefst 2116 bezoekers had. Ik weet nog dat ik daar heel blij mee was, mijn berichten werden gelezen en er zat een stijgende lijn in. In februari 2009 was het aantal bezoekers gestegen naar 5000 . In 2010 kwam de mijlpaal van 1000 reacties, in 2012 plaatste ik het 700ste bericht, in 2014 de 100.000 pageviews, in 2020 volgde het 1000ste bericht, de mijlpaal van 1 miljoen pageviews, in 2023 de 1,5 miljoen pageviews (inmiddels ruim 1,8 miljoen pageviews) en nu, afgelopen augustus werd opnieuw een mijlpaal behaald, namelijk de 1 miljoenste bezoeker. Ik realiseer me dat veel van deze 1 miljoen bezoekers regelmatige, vaak zelfs dagelijkse bezoekers zijn. Ik heb door de jaren heen vele abonnees op dit blog mogen verwelkomen (in totaal vandaag 497). Al die vaste en incidentele lezers wil ik hierbij bedanken voor hun vertrouwen in dit blog maar vooral voor hun liefde en nieuwsgierigheid van en in poëzie.

En omdat geen blog zonder gedicht kan (vind ik) heb ik gezocht naar een gedicht over cijfers of statistieken. Dat heb ik gevonden in de bundel van Radosław Jurczak (1995) die werd gepubliceerd en uitgegeven door Poetry International, Versopolis en de Europese Unie in 2023 en vertaald door Kris Van Heuckelom.

.

Elegie voor de afdeling speltheorie en sociale wiskunde van de universiteit van Warschau

.

Thou shalt not sit
With statisticians nor commit
A social science.

W.H. Auden

Spam is de basis van alle dingen en zal ons op een dag doden
als het ons eerder niet sterker zal maken Uit kartonnen dozen op de Banachmarkt

doen willekeurige Vietnamezen rekenmachines van de hand
(willekeurig zijn ook de processen: die Vietnamese jongen zijn

in een goedkoop Vietnamees T-shirt Een wiskundige als oom hebben
Die wiskundige zijn: geld naar huis sturen

en e-mails kleurloos als zuurstof) En je moet nog iets weten:
hoeveel geld je kunt verdienen met zulke rekenmachines

als Vietnamees kind (en je weet het niet: dus dat kind zijn
niets van getallen weten rekenmachines van de hand doen

elke dag bij het verlaten van de metro folders op de grond laten vallen
als offer aan de ondergrondse goden, want wie zou ze godverdomme lezen

in het Pools) Dus de oude statisticus droomt dat hij een zuurstofdeeltje is
of zijn eigen model: uitgestrekt zijn de rijstvelden

alsook de dorpen dichtbevolkt en zonnig: en dit weten ze niet:
onder de grond berekent elke rijsthalm winst en verlies

(en dus deze winst dit verlies zijn) Op alle zuurstofatomen
zitten zeer kleine tellers (als je dit eenmaal inademt)

stretto
Spam is de basis van alle dingen en als het ons niet sterker maakt
zal het ons uiteindelijk volkomen begrijpen Uit kartonnen dozen bij de Banachmarkt
doen ze rekenmachines van de hand Der Tod ist ein Statistiker
aus Vietnam (de lucht hecht zich aan één zuurstofatoom)

.

Deense dichter

Inger Christensen

.

In de bundel ‘Alfabet’ uit 2002 van de Deense dichter Inger Christensen, vertaald door Annelies van Hees, lees ik het gedicht zonder titel met de eerste zin ‘ergens word ik plotseling geboren’. Een intrigerend gedicht waarin het leven wordt voorgesteld als een huis. Omdat ik deze dichter niet kende heb ik me eens in haar leven ingelezen voor zover dat gaat. Inger Christensen (1935-2009) is schrijver, dichter en essayist.

Terugkijkend op mijn blog blijken Deense dichters niet heel veel beschreven, zo heb ik aandacht besteed aan Otto Gelsted, Henrik Nordbrandt, Hans Christiaan Andersen en Yahya Hassan en dat was het. Daar komt vandaag dus Inger Christensen bij. Christensen wordt als een van de meest vooraanstaande poëtische experimentalisten van haar generatie gezien. Na 1964 begon ze full time met schrijven. Haar belangrijkste werk uit de jaren ’60 was het werk ‘det’ (‘Het’), dat sociale, politieke en esthetische aspecten verkende, maar tegelijkertijd grote filosofische kwesties van zingeving als onderwerp had.

Veel van haar werk is georganiseerd in systematische structuren, in overeenstemming met haar geloof dat poëzie niet de waarheid is, en evenmin een droom van de waarheid, een spel, misschien een tragisch spel – een spel dat we spelen met een wereld die zijn eigen spelletjes met ons speelt. Ze werd bekend met haar bundel ‘Alfabet’ dat als een meesterwerk wordt gezien. Ze gebruikt in deze bundel het alfabet (van a van abrikozen tot de n van nachten) met de wiskundige rij van Fibonacci. Hierbij is het volgende getal de som van de twee vorige (0, 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34…). Of zoals Christensen het toelichtte: “De numerieke ratio bestaat in de natuur: de wijze waarop een prei zichzelf rond het binnenste wikkelt en de kop van een sneeuwbloem zijn op deze serie gebaseerd.”

In 1978 werd ze aangesteld bij de Deense Academie en in 1994 werd ze lid van de Académie Européenne de Poésie. Ze won de Austrian State Prize for European Literature in 1994 de Nordic Prize in hetzelfde jaar, de European Poetry Prize in 1995, de America Award in 2001, en ontving allerlei andere onderscheidingen. Haar werk is in verschillende talen vertaald, en ze is regelmatig genoemd als kandidaat voor de Nobelprijs voor de Literatuur.

.

ergens word ik plotseling geboren
in een uitdrukkingloos huis; als je
schreeuwt, geven de muren mee en
.
de tuin, waarin je verdwijnt, is
gladgesleten door slakken; je baadt
in schokjes als een vogel, en als de aarde
.
opgegeten is en de rabarber voor het eerst
verwelkt, geeft de zomer mee en
de stad, waarin je verdwijnt, is
.
langzaam en zwart; je loopt door
de straten, doet als de anderen, die
zonder een woord in het voorbijgaan
.
wat metselwerk op zijn plaats duwen; als de route
ingestudeerd is, vasthoudend genoeg, geven
de huizen mee, en de hoogvlakte breidt
.
zich dwars en almachtig en bijna
onzichtbaar uit; ergens staat een wilde
abrikozenboom een ogenblik stil en
.
bloeit, maar met slechts een heel
dunne sluier over de uitgespreide takken,
voor hij toch verdergaat
.

28 jaar later

Poëzie in Zombiefilm

.

Ik schrijf al vele jaren over poëzie en heb een voorkeur voor momenten en plekken waar je poëzie tegenkomt waar je het niet verwacht. Dat kan werkelijk overal zijn, daar ben ik inmiddels wel achter. En toch word ook ik soms nog verrast.

Zo las ik in een recensie van de Zombiefilm ’28 years later’ een vervolg op de zombieklassieker ’28 days later’ van regisseur Danny Boyle uit 2002, een passage over het gebruik van het anti-oorlogsgedicht ‘Boots’ van Rudyard Kipling uit 1903, uit de bundel ‘The Five Nations’ in deze nieuwe film. Het gedicht verbeeldt de repetitieve gedachten van een infanterist van het Britse leger die tijdens de Tweede Boerenoorlog door Zuid-Afrika marcheert.

Kipling (1865-1936) is een beroemde Engelse dichter en schrijver (van bijvoorbeeld The Jungle Book) die als eerste Brit in 1907 de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg. Zijn gedicht ‘If’  (1910) werd in 1995 door de Engelsen verkozen tot hun favoriete Engelse gedicht. Een ander beroemd gedicht van hem is ‘The white man’s burden’ uit 1899.

Maar terug naar de film ’28 years later’. Volgens de recensent werd de eerste spokenword opname in 1915 opgenomen en is deze opname verder uitgewerkt tot ‘een onder de huid kruipend nachtmerriemantra. Boots-boots-boots-boots moving up and down again.’

Toen ik dit las ben ik uiteraard meteen op zoek gegaan naar dit gedicht. Hieronder kun je het gedicht lezen en naar de opname uit 1915 luisteren.

.

Boots 

We’re foot—slog—slog—slog—sloggin’ over Africa! Foot—foot—foot—foot—sloggin’ over Africa(Boots—boots—boots—boots—movin’ up and down again!) There’s no discharge in the war!

 

Seven—six—eleven—five—nine-an’-twenty mile to-dayFour—eleven—seventeen—thirty-two the day before(Boots—boots—boots—boots—movin’ up and down again!) There’s no discharge in the war!

 

Don’t—don’t—don’t—don’t—look at what’s in front of you. (Boots—boots—boots—boots—movin’ up an’ down again!) Men—men—men—men—men go mad with watchin’ ‘em, There’s no discharge in the war!

 

Try—try—try—try—to think o’ something differentOh—my—God—keep—me from goin’ lunatic! (Boots—boots—boots—boots—movin’ up an’ down again!) There’s no discharge in the war!

 

Count—count—count—count—the bullets in the bandoliers. If—your—eyes—drop—they will get atop o’ you (Boots—boots—boots—boots—movin’ up and down again!) There’s no discharge in the war!

 

We—can—stick—out—’unger, thirst, an’ weariness, But—not—not—not—not the chronic sight of ‘emBoots—boots—boots—boots—movin’ up an’ down again! An’ there’s no discharge in the war!

 

‘Tain’t—so—bad—by—day because o’ company, But—night—brings—long—strings—o’ forty thousand million Boots—boots—boots—boots—movin’ up an’ down again. There’s no discharge in the war!

 

I—’ave—marched—six—weeks in ‘Ell an’ certify It—is—not—fire—devils—dark or anything, But boots—boots—boots—boots—movin’ up an’ down again, An’ there’s no discharge in the war!

.

Hypotheekgesprekken

Lin An Phoa

.

Van 2003 tot 2021 organiseerde Stichting Onbederf’lijk Vers activiteiten waaronder het gelijknamige festival in de binnenstad van Nijmegen. In 2021 stopte dit en het laatste festival was feitelijk in 2019. In 2020 kwam de Corona crisis en daarna is er geen festival meer georganiseerd. In 2021 werd daarom een bloemlezing met beginnend talent gepubliceerd. Ik schreef al eerder over deze bundel, toen met een gedicht van Babeth Fonchie.

In deze zelfde bundel staan ook twee gedichten van (de mij toen nog onbekende) Lin An Phoa (1995) taalwetenschapper, danser en (spoken word) dichter. Inmiddels heb ik meer van haar gelezen, haar zien optreden en een gedicht van haar gedeeld op dit blog. Daar wil ik vandaag een gedicht aan toevoegen uit de ‘Bloemlezing Onbederf’lijk Vers’ voorjaar 2021, getiteld ‘Hypotheekgesprekken’.

.

Hypotheekgesprekken

.

Mijn vrienden hebben hypotheekgesprekken

en ik lig in bed, stel de dag uit tot ik

in de verte nog vaag zijn vorm herken

twijfel of ik moet zwaaien,

of laat passeren

me voornemend toch echt weer eens op te bellen

om te vragen hoe het gaat

.

als het zo makkelijk was

– opbellen, laat staan hypotheekgesprekken –

was het vast ook niet zo lastig

iedere dag iets aan te trekken

zonder vlekken of kreukels zichtbaar

ruikend naar wasmiddel en/of olijfzeep

.

wat zou het fijn zijn

schone sokken op te vouwen

weg te stoppen in een opgeruimde la

in een kast in een kamer met een raam

op een kiertje dat uitkijkt op een park

of een plein waar de toekomst speelt

.

 

Moederdag

Neeltje Maria Min

.

Op zoek naar een geschikt gedicht voor Moederdag kwam ik in de bundel ‘Kindsbeen’ van Neeltje Maria Min (1944) uit 1995 een gedicht tegen zonder titel dat over een moeder gaat en waarbij op de een of andere manier meteen aan mijn moeder moest denken. Waarschijnlijk door de eerste twee zinnen. Maar ik denk dat elke moeder dit gevoel herkent.

En wanneer ik dan ook nog zo’n prachtig ‘vergeetwoord’ lees (ze beidt haar tijd wat ‘ze wacht haar tijd af’ betekent) dat ik me herinner uit mijn studietijd (ik las het elke dag op de klokkentoren van de Beurs van Berlage wanneer ik naar de Frederik Muller Akademie liep) dan is de keuze snel bepaald.

.

Vanavond is ze oud en moe.

Een man had haar iets aangedaan.

Ze weet niet eens meer wat en hoe.

Ze wacht en wachtend geeft ze toe:

haar zonen hebben nooit bestaan.

.

-Hem ogen toebedacht die klaar

staan om haar terug te zien. Hem van

een mond voorzien die praat en lacht.

De zekerheid van zijn besluit. –

.

Ze ziet zich in de ruit weerkaatst.

Ze beidt haar tijd. Het vuur gaat uit.

Ze wacht het af te wachten uur.

.

Op deze plaats sluit draad voor draad

de mousseline van haar gewaad.

.

Bevrijdingsdaggedichten

Rogi Wieg

.

Het is bijna 4 mei (dodenherdenking) en 5 mei (bevrijdingsdag) en op de website van Nationaal Comité 4 en 5 mei, is een mooi overzicht te downloaden van gedichten die zijn geschreven door de jaren heen (tussen 1995 en 2005) in opdracht van het Comité, door gerenommeerde dichters. Zo is er poëzie van Jana Beranová, Toon Tellegen, Gerrit Komrij, Remco Campert, Karel Eyckman, Ankie Peypers, Eva Gerlach, Anna Enquist en nog vele anderen te lezen.

Uit 1997 is onder andere een gedicht van Rogi Wieg (1962-2015) opgenomen getiteld ‘Inktvlekken’. In een tijd waarin in de Verenigde Staten de dagboeken van Anne Frank op sommige scholen wordt verboden, is een gedicht als dit harder nodig dan ooit.

.

Inktvlekken 

.

Dagboeken zijn als levens, data, dag in dag

uit. Blauwe, strakke hemels, regen. Als het aan mij lag

zou ik zeggen: laat men de dagboeken voltooien,

handschriften, thema’s doen er niet toe. Gooien

.

we de mens voor leegoogige, gladgeschoren leeuwen

die om het bestaan van een dagboek slechts geeuwen,

dan zijn we niet die betere, verre vriend of goede buur,

al kleden we ons naar de tijd en betalen we zuivere huur.

.

Er zijn slechte buren geweest. Het theeservies

van de mens wiens dagboek als een raam

werd dichtgeklapt – glasgerinkel, inktvlekken – staat vies

op andermans aanrecht. Maak het nu beter, was het af en breng het terug.

.

Maar alleen de doden mogen vergeven en zij kunnen niet spreken.

Hun buren zijn andere doden, eindelijk veilig, zij hebben geen mond

of een kaarsrechte rug.

.

mooi neukweer

Jan Kostwinder

.

De dichtbundel ‘Alles is er nog’  uit 2003 van de jong overleden dichter Jan Kostwinder (1960-2001) samengesteld en ingeleid door Hein Aalders en Chrétien Breukers, bevat het poëtisch oeuvre van Jan Kostwinder, en bestaat uit de twee bij leven van de auteur verschenen bundels, uitgebreid met het nooit in boekvorm gepubliceerde ‘Donkere wolken pakken zich samen boven het hoofd van Meneer De Vries’ en een ruime keuze uit zijn verspreide en nagelaten gedichten.

Kostwinder werd geboren in Oud-Pekela en studeerde in Amsterdam Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1989 studeert hij cum laude af op de poëzie van Wilfred Smit, waarna hij les gaat geven aan het Atlantic College in Llantwit Major in Wales. Tijdens zijn studie Nederlands richt Kostwinder samen met Marisa Groen, Stef van Dijk en Rogi Wieg het tijdschrift Adem op, dat van 1986 tot 1990 zal bestaan. Hierin publiceert hij verhalen, gedichten en essays.

In 1988 debuteerde hij met de bundel ‘Binnensmonds’. In 1994 verscheen zijn tweede bundel, ‘Een kussen van hout’. Het boek ‘Een man alleen’, uit 1995, bevat beschouwingen over Cesare Pavese (geschreven in samenwerking met Hein Aalders). Jan Kostwinder schreef naast poëzie ook polemieken, een briefroman en verhalen.

Uit de bundel ‘Alles is er nog’ komt het gedicht ‘Een ansicht uit de Ardennen’.

.

Een ansicht uit de Ardennen

.

Het is mooi

neukweer vandaag.

.

Tussen de dode bomen

die op totempalen lijken

.

zeikt het

van de regen.

.

Altijd hetzelfde.

.

Wie gelukkig wil zijn

had thuis moeten blijven.

.