Site-archief

Bubbel

Jonge stadsdichter

.

Den Haag heeft een nieuwe jonge stadsdichter. De stad heeft geen stadsdichter, er was er ooit een die een periode heeft volgemaakt ( 2007-2009) waarna de gemeente de stadsdichter wegbezuinigde. Dit was Harry Zevenbergen (1964-2022). Hierna is er nooit meer een stadsdichter geïnstalleerd. Waar de stadsdichter nooit van de grond is gekomen in de hofstad, daar is nu alweer voor de tweede keer een jonge stadsdichter geïnstalleerd: Adelina Ignat. Nadat in 2023 Chelsy Valentina jonge stadsdichter (voor de periode van 1 jaar) van Den Haag werd met het gedicht ‘Een reis door de stad waar mijn leven compleet voelt: Den Haag’ mag Adelina het stokje van haar overnemen.

Adelina werd gekozen nadat een wedstrijd was uitgezet onder Haagse middelbare scholieren. De acht finalisten hebben tijdens de finale in de Centrale Bibliotheek hun gedichten voorgedragen. De afgelopen periode hebben zij, onder begeleiding van Huis van Gedichten, hun werk geschreven. De eerste Jonge Staddichter, Chelsy Valentina, was aanwezig om het stokje door te geven aan Adelina. De jury bestond uit Sophia Blyden en Hasan Gök, voorgezeten door dichter en performer Dean Bowen. De Jonge Stadsdichter van Den Haag is een initiatief van de gemeente, Bibliotheek Den Haag, Huis van Gedichten en het Literatuurmuseum/Kinderboekenmuseum.

Waar het gedicht van Chelsy langer en verhalend was, is het gedicht van Adelina kort en krachtig. Het gedicht getiteld ‘Bubbel’ kun je hieronder lezen.

.

Bubbel

.

Den Haag is een meisje nietsvermoedend, jong
door haar eigen straten huppelend
Als een bubbel net voor de regen komt

.


Foto Martijn Beekman (Adelina staat helemaal rechts)

Het houdste van

Ruud Osborne

.

Ik wil dit jaar positief en met een boodschap van liefde beginnen (het afgelopen jaar was een tranendal in vele opzichten),en hoe kan je dat beter doen dan met een liefdesgedicht. In dit geval van dichter Ruud Osborne. In zijn bundel ‘Ik zeg je de kleinste liefde’ uit 2007, poëzie voor jongeren van 14+ (maar ook uitstekend te lezen door volwassenen) staat het gedicht ‘Het houdste van’.

‘Ik zeg je de kleinste liefde is een verzameling gedichten rond de thema’s puberliefde, bestaande liefde en ouder worden. Met gekleurde illustraties in collagetechniek van Gudrun Makelberghe. Ruud Osborne is energetisch therapeut (AETM), counselor, kind- en jeugdscoach en dichter. Zijn werk verscheen in bundels en o.a. in Het Liegend Konijn, Tirade, De Nederlandse Kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten (samengesteld door Gerrit Komrij) en in het prachtige boek ‘Heel de wereld wordt wakker’. Zijn laatste bundel ‘Lef’ stamt uit 2022 en bevat gedichten zonder leeftijd.

.

Het houdste van

.

in hun bedjes

van het zachtste van het mooiste

van het warmste van het liefste

liggen ze samen

het houdste van

het allerhoudste van dat ik ken

.

ze slapen de handjes open de mondjes dicht

de hartjes open

het openste dat ik ken

ze dromen de dag dicht de nacht dicht

de tijd dicht

het dichtste dat ik ken

.

ze zijn uit het kleinste uit het grutterigste

uit het kruimeligste tevoorschijn gekomen

uit het nietigste dat ik ken

.

ze zijn voor mij het altijd aanwezigste het altijd blijvendste

het altijd altijdste

het eeuwigste dat ik ken

.

ze zijn het allerhoudste voor mij.

.

Gebed

Adriaan Jaeggi

.

Voor mensen die in bibliotheken werken is de blog van Mark Deckers een must om te lezen. Hij duidt de ontwikkelingen in het bibliotheekwerk, verduidelijkt en beschouwd zaken die voor bibliotheekmedewerkers en leidinggevenden van belang zijn. Maar op zijn blog is veel meer te lezen dan alleen maar heel specifieke dingen voor bibliothecarissen. Zo besteedde hij al eens aandacht aan mijn blog (een paar keer al) in het kader van de landelijke Gedichtendag.

Maar ook in heel specifieke stukken is zijn liefde voor poëzie nooit ver weg. Zo las ik in een stuk over de overheid en de bibliotheek een gedicht van Adriaan Jaeggi (1963-2008). In 2002 verscheen Jaeggi’s eerste officiële dichtbundel, ‘Sorry dat ik het paard en de hond heb doodgeschoten’, na eerder twee romans te hebben gepubliceerd. Twee gedichten uit deze debuutbundel werden opgenomen in Gerrit Komrijs bloemlezing Nederlandse Poëzie. In 2006 en 2007 was Adriaan Jaeggi is Amsterdams eerste stadsdichter. In 2008 verscheen de bundeling van de gedichten die hij als Amsterdamse stadsdichter had geschreven: ‘Het is hier altijd laat van licht; Amsterdamse stadsgedichten’. Ook maakte hij deel uit van de zogeheten Poule des Doods, een gezelschap dichters dat, op initiatief van de dichter F. Starik, bij toerbeurt met een gedicht de begrafenis begeleidt van iemand die eenzaam is gestorven.

Maar terug naar het blog van Mark Deckers. In dat stuk heeft hij dus een gedicht van Jaeggi opgenomen. Gezien de aard van het gedicht en het feit dat het is beletterd en aangebracht in de OBA (de openbare bibliotheek van Amsterdam) doet mij vermoeden dat dit een stadsgedicht was. Hoe dan ook een toepasselijk gedicht voor in een bericht over bibliotheken.

.

Gebed

.

(uit te spreken in een bibliotheek)

.

Boek, vertel me hoe te leven

hoe ik de liefde moet overwinnen

vertel hoe anderen dat deden

wat de weg is, hoe

de kost te winnen

.

Boek, wij spreken in iconen

als Jolly Roger: avontuur,

een bloedend hart voor

liefde, eclips wijst ons

de toekomst

.

Kien, Bandini, Biberkopf,

Schveyk, Tiuri, Windvaantje,

Horse Badorties, Oblomov,

Owen, Rosenberg, Sassoon:

Egidius.

.

Boek, vertel me hoe te branden

als een tijger in de nacht.

Vertel het ook aan anderen, als

ze radeloos zijn en dwalen, als

hun afgod naar ze lacht.

.

Boek, wij zijn allang verloren

wees ons dus steeds genadig. Ik

getuig

dat er één is van elk van ons

en elk boek is mijn profeet.

Zorg dat iedereen dat weet.

.

Boek, vertel ons hoe we leven.

.

Menhir in Mexico

Jan Bervoets

.

In 2009 nam Joris Lenstra afscheid van  Ongehoord Rotterdam, een poëziepodium waar hij sinds 2006 in de organisatie zit. In 2007 wordt in de centrale bibliotheek van Rotterdam het eerste podium georganiseerd. De mensen die Ongehoord Rotterdam organiseerden waren naast Joris Lenstra, Hein van de Assem, Ton Huizer, Yvonne Koenderman en Frida Winklaar. In 2010, na het afscheid van Joris neemt een nieuw bestuur het over van deze club. Hein en Yvonne blijven, Corina Kappen en ikzelf treden toe.

Door de jaren heen heeft het podium van poëziestichting Ongehoord! vele goede en bijzondere dichters op haar podium mogen begroeten. Een selectie: Daniel Vis, Roel Weerheim, (Marieke) Lucas Rijneveld, Frans Terken, Daniël Dee, Elfie Tromp, Lotte Dodion, Gijs ter Haar, Alja Spaan, Els de Groen, Demi Baltus, Myrte Leffring, Joz Knoop, Meliza de Vries, Evy Van Eynde, Kira Wuck, Jana Beranová, Lies Jo Vandenhende, A.C.G Vianen, Judith Herzberg en natuurlijk de ons ontvallen Rieneke Minderman, Derrel Niemeijer en Wim den Hertog.

Hoewel de podia in de bibliotheek van Rotterdam inmiddels tot het verleden behoren, organiseert poëziestichting Ongehoord! nog steeds de Ongehoord! Poëziewedstrijd (twee jaarlijks) en worden er incidenteel podia georganiseerd in Maassluis, Den Haag en Rotterdam.

Toen Joris Lenstra in 2009 afscheid nam van Ongehoord Rotterdam verscheen een klein bundeltje met gedichten van dichters die ooit het podium betraden. Een van die dichters was Jan Bervoets (1942). Bervoets publiceerde vanaf de jaren ’80 in onder andere Maatstaf, De Revisor en De Gids. Van zijn hand is het gedicht ‘menhir in mexico’ opgenomen in de bloemlezing van Poëziepodium Ongehoord Rotterdam uit 2009.

.

menhir in mexico

.

verschrikkelijk zoals dit weer is voorspeld

met een saffieren mes

zijn ingewanden blootgelegd

en alle gieren vreten aan de wolken

.

welke tornado wil hier nog aarden

als zelfs de huizen onhandelbaar blijken

en er dagelijks doden vallen

in een ritmiese kadans

.

zoveel natuurgeweld lijkt wel retories

de geldigheidsduur van een ademtocht

is zevenmaal verzekerd

men staat in de rij voor het product

.

slechts een oude galsteen blijft nog achter

en wijst de laatkomers de weg

.

MUGzine special

Poëzieweek 2024

.

In de Poëzieweek verschijnt de eerste special van MUGzine. Na 20 edities komt in januari 2024 een special uit speciaal voor de bibliotheken in Noord- en Zuid Holland. Deze special wordt mogelijk gemaakt door de Provinciale Ondersteunings Instelling voor bibliotheken Probiblio. Bibliotheken in deze twee provincies kunnen exemplaren bestellen van deze special met daarin aandacht voor dichters die een link of relatie hebben met de (openbare) bibliotheek.

In deze special ook aandacht voor de poëzie app Wolk. En natuurlijk een kunstenaar/illustrator, een bijzonder voorwoord van onze redactiefilosoof Marianne Hermans en een kersverse Luule. Welke dichters er in de special komen zal ik de komende maanden bekend maken. De eerste van deze dichters maak ik vandaag bekend. Dat is de Vlaamse dichter Lut De Block die bibliotheek assistent was van de Centrale Bibliotheek Gent.

Lut de Block (1952). Deze Vlaamse dichter debuteerde in 1984 met de bundel ‘Vader’ waar ze de Yang Poëzieprijs voor kreeg. In 1997 kreeg ze voor de dichtbundel ‘Entre deux mers’, de Arthur Merghelynckprijs en de Provinciale Prijs voor Letterkunde van Oost-Vlaanderen kreeg. In 2007 werd ze benoemd tot eerste plattelandsdichter van Oost-Vlaanderen. Ze bleef dit tot 2012.

In haar dichtbundel ‘Entre deux mers’ uit 1997 staat het rauwe gedicht ‘Oester’.

.

Oester

.

Ze kan haar sluitspier nauwelijks beheersen

als hij met moordend mes haar weekheid

binnendringt. En dat het toch nog zingt in haar

van zij de uitverkorene, de mooiste en dat

ze zich dan opent en geen weerstand bieden kan.

.

Zo open, zo gesloten als een oester want hij kent

haar niet. Hij laat zich ook niet kennen, viert alleen

zijn wellust bot. Och god, wat is één oester.

Wie koestert er een oester. Hij lust haar rauw,

hij zuigt haar leeg, hij gooit haar weg.

.

Topdog

Anne van Amstel

.

Ik las in de bundel ‘Trapezista’ van Anne van Amstel (1974) het gedicht ‘Alfaman’ en ik moest meteen aan mijn gedicht ‘Mannenman‘ denken. Hoewel anders van aard en toon gaan beide gedichten over een soort man dat, naar het schijnt, langzaam aan het uitsterven is. Ik geloof dat niet, dit soort mannen zullen er altijd zijn. En er zullen altijd, zo nu en dan, gedichten over worden geschreven.

Anne van Amstel studeerde maar liefst in drie richtingen af ( Engelse letterkunde, klinische psychologie en gezondheidszorgpsycholoog) en is werkzaam als hoofddocent aan de RINO in Amsaterdam, maar debuteerde desondanks in 2004 met de dichtbundel ‘Het oog van de storm’.  In 2009 verscheen de bundel ‘Vlinderslag’ waarbij een CD zat met het gelijknamige poëzie- en slagwerkprogramma dat ze samen met Rob Kloet ontwikkelde. In 2007 won Anne de VU-podium poëzieprijs en in 2015 een schrijversbeurs in de categorie poëzie van Hollands Maandblad.

Haar werk verscheen in verschillende verzamelbundels en (poëzie-)tijdschriften als De Tweede Ronde en Hollands Maandblad. In 2016 verscheen haar bundel ‘Geef me nu ik wil’ en in 2022 de bundel ‘Trapezista’ waar dus het gedicht ‘Alfaman’ in is opgenomen.

.

Alfaman 

.

alfaman al wat stram in de schouders

maar ongeslagen want zonder rivalen

.

spiegel ik je koude blik

dan spijt het je dat je niets voelt

.

je leeuwinnen zouden doden

als ze konden maar klauwen naar

zweepslag naar woorden naar lucht

.

geef me een lange haal van je tong

laat me lui tegen je aan liggen

tot je brult tot je gromt

.

wie zoekt er warmte

in de vacht van een leeuw

les lions ont peur aussi hein

.

ja ook leeuwen zijn bang

maar nog het minst in de slipjas

van mijnheer de dompteur

.

Dichter in het museum

Kenneth Goldsmith

.

Leonardo da Vinci heeft ooit gezegd: Painting is poetry that is seen rather than felt, and poetry is painting that is felt rather than seen. Dat was in 2013 het uitgangspunt van het MoMA (Museum of Modern Art) in New York voor een stukje onvervalste (maar toch wel geënsceneerde) guerilla poëzie.

Wanneer je een museum bezoekt, vooral in New York City, kun je gemakkelijk ronddwalen zonder te pauzeren om naar specifieke kunstwerken te kijken. Er is tenslotte zoveel te zien en zoveel drukte. Zelfs als je stopt om naar een kunstwerk te kijken, is het soms moeilijk om betrokken te raken bij en te interpreteren waar je naar kijkt. Het label vertelt je de artiest, het jaartal en de titel, maar verder is het aan de kijker om een ​​kunstwerk te begrijpen.

Uncontested Spaces: Guerilla Readings was onderdeel van het inaugurele Artists experiment, een reeks samenwerkingen tussen de afdeling Educatie van het MoMA en kunstenaars, waaronder dichter Kenneth Goldsmith die in dat jaar tot Poet Laureate van het MoMA werd benoemd. Goldsmith (1961) droeg zijn gedichten voor bij verschillende kunstwerken en in die zelfde week nodigde hij collega dichters uit om dat zelfde te doen in het MoMA.

In 2016 stond Goldsmith nog op het Poetry International. Voor hij met conceptuele poëzie begon was hij tien jaar lang beeldend kunstenaar. Onder zijn meest opmerkelijke boeken vallen de trilogie  ‘Sports’ (2008), ‘Traffic’ ( 2007) en ‘The Weather’ (2005). Deze delen bestaan ​​uit een getranscribeerde uitzending van respectievelijk een honkbalwedstrijd, verkeerspatronen en het weer.

In 2001 verscheen van Goldsmith de bundel ‘Soliloquy’ en hieruit blijkt dat hij zijn tijd ver vooruit was. Tegenwoordig is het heel gebruikelijk (en zelfs ‘in de mode’) om lange prozagedichten te schrijven. Hij deed dit in 2001 al met het ‘gedicht’ ‘Alleenspraak, Act 6 [uittreksel]’. 

.

Alleenspraak, Act 6 [uittreksel]

.

Nee. Ik ben niet boos. We waren gewoon aan het spelen. Ja. Het was een grapje. Het was een grapje. De recorder blijft deze kunstweek aanwezig. Wat? Nee. Slechts een week. Oh, is het al tijd voor een nieuwe was? O, we kunnen het overnemen. Het is niet erg. Weet je nog toen we de hond in de was begroeven? Was dat niet schattig? Dit zou wel eens de laatste wasbeurt voor de winter kunnen zijn. Sorry. Omdat we dezelfde mensen zijn. Wij, omdat we dezelfde persoon zijn. Ik ben de secretaris. Ik ben de secretaris. Natuurlijk deed ik dat. Dat is waarom ik het zei, maar ik kan niet alles zeggen waarvan ik weet dat we denken, omdat we alles zullen herhalen. O, dat zou een opluchting zijn. Ja, als je dat wel zou doen, zou je vijf keer zoveel banden hebben als ik. Ik heb heel weinig cassettebandjes van deze week. Nee, het is veel beter dat het zo was. Het is veel beter. Ja. Het maakt mij niet uit, weet je, het is nu gewoon een industrieel geluid, het was gewoon een soort geschreeuw en gezeur en, weet je, nee, het is een stuk beter. Overhemden. Cheryl, wat is dit voor ding en waarom blokkeert het altijd de hele week mijn kast? Kun je ze voor je kast zetten? Ik bedoel, het kan me niet echt schelen dat ze weg zijn, ik kan alleen niet bij mijn spullen komen. Zet ze daar neer. Ik vind dat ze het bij onze stomerij goed doen. Kijk eens hoe leuk dit shirt is. Ze doen het goed, nietwaar? Hebt u ooit betaald gekregen van Yale? Heb je ooit betaald gekregen van hoe heet ze, Ardele? Wat? Kunnen ze je niet betalen? Is dit een andere staking? Is dit een andere aanval dan die van Kathy? Oja erg. Deze jongen is bedraad. Kijk mij aan, je kunt niet eens zien dat het een microfoon is. Deze jongen is bedraad. Oh, je zou Steven trouwens moeten vertellen: ook dat de FMU hem een ​​van de afspeellijsten moet geven en hij stond bovenaan. De afspeellijst kwam officieel uit en hij was als een van de allerbeste afspeellijsten. Ik moet hem iets officieels geven, ja. Hij deed het heel goed bij FMU. Het is niet te geloven. Het is ja. Nou, vind je de cd leuk? Ik moet er echt naar luisteren. Ja, ik bedoel, de mensen op het bureau waren er gewoon kapot van. Zeker, is er nog eentje? Ik heb het niet gezien. Denk je dat ik er bijna aan kan denken om deze weg te gooien? Nee, ze zijn gewoon neergeschoten. Echt. Weet je niet waar die tas gebleven is? Oke. Wij gebruiken gewoon een gewone tas. We gaan er gewoon nog een kopen. Ik zet je beneden af ​​en je blijft daar een hele week wonen. Oh, kijk eens naar die lieve. Heb je een schoenlepel? Een wat? Wat is een schoenlepel? Wat? Wat is een schoenlepel? Hè? Dus ik hou van de verhalen van mijn moeder over Max die driftbuien krijgt. Dat was grappig. Hé, misschien kunnen we gaan, oh, weet je wat we moeten doen als we vandaag op het eiland zijn? Nadat de festiviteiten voorbij zijn? Neem de auto van mijn ouders en probeer wat garageverkoop te vinden. Ik bedoel, het is zo mooi als het eerste mooie lenteweekend. Er zullen een miljoen meter labelverkoop plaatsvinden in Port Washington. Wat zeg jij? Wat zeg jij? Ja. We moeten een trein van 10:20 maken, ja. Zijn ze niet leuk? Ik vind ze erg hip, jij ook? Zijn ze een beetje vierkant? En het echte aan hen is dat ze al aanvoelen als pantoffels. Weet je, dit worden alledaagse schoenen. Mijn moeder heeft pleisters, ze zijn geen zeldzaam goed. Goed. Hij was een grappige oude man. Ik vond hem leuk. Hij was een grappige oude man.

.

 

Depressie

Anton Ent

.

Ziek zijn wil niemand. Geen loopneus, maagpijn maar ook niet neerslachtig of depressief. Poëzie over ziek zijn, waar je een beetje beter van wordt helpt dan weer wel. In 2007 stelde Mario Molegraaf de bundel ‘Ik wou wel weer een beetje ziek zijn’ samen met daarin Honderd gedichten waarvan je beter wordt. Of poëzie je kan genezen weet ik niet al heb ik eerder op dit blog een artikel geplaats van Perie J. Longo waarin wordt beargumenteerd dat het inderdaad mogelijk is. Ook schreef ik al eens over ‘The emergency poet’ waarin Deborah Alma mensen hielp met het vinden van gedichten om de geest op te vrolijken, te troosten en te helpen omgaan met alle druk van de moderne tijd.

Hoe dan ook is het fijn dat zoveel dichters zich hebben uitgesproken in hun poëzie over ziek zijn en beter worden. Een voorbeeld uit deze verzamelbundel is van dichter Anton Ent (1939) dichter, prozaschrijver en essayist. Zijn gedicht ‘Juffrouw’ over een depressie komt uit zijn bundel ‘Kootwijkerzand’ uit 1999.

.

Juffrouw

.

Een depressie is een juffrouw met een bruine hoed

die zich per se naakt over mij buigen moet,

haar borsten hangen en ik word niet heet.

.

Dat mijn ziel maar niet vergeet

hoe een man haar overdag behoedt.

.

Demonisch is het innerlijk kasteel

waar bruinhoed troont met hagedissenkeel.

.

Bokito

Ko de Laat

.

Afgelopen week stierf de troetelgorilla van Rotterdam en omstreken Bokito. De zilverruggorilla Bokito kwam in 2007 op een minder leuke manier in het nieuws toen hij een vrouw, die hem dagelijks bezocht, oogcontact zocht en meende een vorm van een liefdesrelatie te hebben met de gorilla, meesleurde, en meer dan 100 keer beet. Daarom, nadat hij met een verdovingsgeweer was beschoten en verdoofd weer in zijn hok was beland, zette men hem achter extra (naar ik meen spiegelend) dik glas zodat hij geen oogcontact meer kon maken met bezoekers.

Ondanks of misschien wel dankzij, wat er gebeurd was, bleef Bokito een ware trekker en favoriet van vele bezoekers van Diergaarde Blijdorp. Nu is hij dus, op 27 jarige leeftijd, overleden. Reden voor sommige mensen om hem toe te voegen aan de Club van 27 (een groep muzikanten die op te jonge leeftijd, namelijk 27 jaar, overleed). In dit geval is er wel iets voor te zeggen. Gorillamannetje in gevangenschap worden namelijk gemiddeld veel ouder dan 27 jaar (tot wel 50 jaar namelijk).

Ik moest, toen ik dit bericht hoorde, denken aan het gedicht van Ko de Laat op Gedichten.nl. In het geval van het gedicht van de Laat gaat het weliswaar niet over Bokito maar Koko, een testgorilla (het woord alleen al). Test-gorilla Koko kon al in gebarentaal met de mensen communiceren, maar wetenschappers hadden ontdekt dat hij in principe de stem- en ademcontrole heeft om te leren praten. Naar aanleiding van dit bericht schreef Ko de Laat in 2015 het gedicht ‘Monkey Business’.

.

Monkey Business

.

Gebarentaal beheerst hij sowieso
En straks leert hij waarschijnlijk converseren
Zo blijft men een gorilla transformeren:
De vlees-noch-vis-noch-aap-noch-mens Koko
.
Totdat men horen kan of lip kan lezen:
“Rot op en laat mij een gorilla wezen!”

.

De schaduw van Morandi

Antoon Van den Braembussche

.

De Vlaamse dichter Antoon Van den Braembussche (1946) doceerde kunstfilosofie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en kunstkritiek aan de Vrije Universiteit Brussel. Voor hem is poëzie een creatieve plek waar kunst en filosofie elkaar kunnen ontmoeten. Tel daarbij op de kernthema’s die in zijn werk voorkomen; liefde, stilte en het onuitsprekelijke, en je hebt alle ingrediënten voor de bundel ‘De schaduw van Morandi’ bij elkaar. Deze bundel uit 2022 is inmiddels zijn zevende.

Antoon Van den Braembussche debuteerde al in 1967 als dichter, maar zijn dichtbundel ‘Liefdesverklaring’ wordt beschouwd als zijn eigenlijke, literaire debuut. Deze bundel verscheen in 1979 onder het pseudoniem Tonko Brem in de Yang Poëzie reeks, werd door critici erg goed ontvangen en beleefde meteen een tweede druk. In 1985 en 1995 verschenen opnieuw dichtbundels onder dit pseudoniem maar vanaf 2007, bij het verschijnen van de bundel ‘Kant-tekeningen’ publiceert hij onder zijn eigen naam, vanaf dat moment bewoog zijn poëzie zich veel meer op het raakvlak tussen filosofie en kunst.

‘De schaduw van Morandi’ bestaat eigenlijk uit drie delen die ogenschijnlijk los van elkaar staan. En dat terwijl de bundel is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is gewijd aan de Corona pandemie, het laatste hoofdstuk is een ode aan de dichter Paul Celan (1920-1970) en de tussenliggende hoofdstukken ‘Het beeld, nogmaals het beeld’ (twee), ‘Moments de grâce’ (drie) en ‘Paradoxen’ (vier) vormen samen eigenlijk ook een deel. In dit tussendeel komt de poëzie zoals Van den Braembussche die beschouwt (in zijn kernthema’s) als een rode draad terug.

Van den Braembussche is een beschrijvend dichter. Hij gebruikt de taal om situaties en gebeurtenissen maar ook gevoelens te beschrijven in heldere taal, in herkenbare strofen en staat daarmee aan de ene kant in een literaire traditie en aan de andere kant verkondigt hij middels thematiek en filosofische soms mystieke inslag een heel eigen geluid. In een gedicht als ‘Af en aan’ Rumi indachtig, uit ‘Moments de grâce’ komt dat duidelijk naar voren.

.

Af en aan

Rumi indachtig 

.

Dansend in het

ongehoorde gaf ik je

de binnenkant van mijn ziel.

.

Daar waar betekenis

er niet meer toe doet.

.

Daar waar enkel nog heerst

 

pure resonantie,

de echo van een stervend lied.

.

Waar dans duisternis wordt,

duisternis een onmetelijke dans.

.

Waar alles af en aan danst

nooit-eindigend,

terwijl de dichter enkel nog

naar woorden tast.

.

In het deel dat over de Corona pandemie gaat is zijn poëzie directer, plaatsbaar in de situatie zoals in het gedicht ‘Lockdown’: Niet alleen de eenzaamheid / kwam handen tekort. Ook de hoop die over / balustrades boog. Of in het openingsgedicht ‘Corona’: In overvolle ziekenzalen / in luidkeelse bedden / tast de dood in het rond. Ongenadig. / Longnabij.

Persoonlijk werd ik het meest gegrepen door de ‘Ode aan Paul Celan’ een cyclus van vier delen met als titel ‘Ein-sof’ (wat uit de Kabbalah komt en zoveel betekent als oneindig, zonder einde). Van den Braembussche schreef dit op uitnodiging van Carl de Strycker voor de Poëziekrant ter gelegenheid van het Celan-jaar in 2020 (honderd jaar daarvoor geboren, vijftig jaar daarvoor overleden). Het gedicht verscheen in de Poëziekrant nummer 2 in 2020.

Waar Celan in zijn poëzie spaarzaam omgaat met woorden en schrijft op de rand van het zwijgen, gebruik makend van gewaagde metaforen en neologismen, die hij voor een deel haalde uit lectuur van geologische boeken, daar put Van den Braembussche uit zijn eigen filosofisch idioom: Sterf voor je sterft, / zegt de mysticus. / Wij hebben in het kamp / en de rookblauwe, / ongeheelde herinnering / niets anders gedaan. / In herfst, getijde en het niets. / Ons stuk kauwend / op de tekens van het ongeziene.

De bundel ‘De schaduw van Morandi’ Gedichten 2018-2021 heeft een uitspraak van M. Vasalis als ‘motto’: “een dichter vertaalt. Geeft taal aan datgene uit zijn binnenwereld dat zelf geen woorden heeft.” Ik vind dat Van den Braembussche daarin goed geslaagd is. De bundel bevat twee illustraties, afbeeldingen van de kunstenaars Sofie Muller en Christian Clauwers.

.