Site-archief

De stem van het geheugen

Anna Achmatova

.

De Russische dichter Anna Achmatova (1889-1966) is geen onbekende op dit blog. Ik schreef al eerder hier, hier en hier over haar en haar werk. Ook schreef ik al eens over een gedicht uit de bundel ‘In andermans handen’ vertaald, gekozen en ingeleid door Hans Boland uit 1981.

Anna Achmatova is dan ook een zeer bekend en geliefd dichter. Met de dichters Sergej Gorodetski, Osip Mandelstam en Nikolaj Goemiljov en anderen behoorde ze tot ‘Het dichtersgilde’, een literaire groep die zich ook Acmeïsten noemden naar het Griekse woord ‘άχμή’ (akmé): hoogtepunt, bloei. De aanhangers streefden naar eenvoud en helderheid van hun teksten. Ze vermeden metafysische, mystieke en occulte termen ten faveure van aardse en concrete. In plaats van metaforen voor het hogere te gebruiken verwezen ze liever naar aardse dingen. Ze waren daarbij niet experimenteel zoals in het Futurisme, dat zich gelijktijdig als reactie op het Russisch symbolisme ontwikkelde.

In de bundel ‘In andermans handen’ staat een gedicht getiteld ‘De stem van het geheugen’ voor O. (Olga) A. Glebova-Sudejkina, geschreven in 1913. Deze laatste was een Russische actrice, danseres, schilder, beeldhouwer en een van de eerste Russische mannequins, en belangrijk in de ‘Zilveren periode’ (1890-1920) in Rusland. In die periode komt Rusland niet alleen economisch maar ook literair-cultureel opnieuw tot bloei, zodanig zelfs dat gesproken wordt van een ‘Zilveren eeuw’.

Olga Glebova-Sudejkina (1885-1945) was zeer goed bevriend met Achmatova en wordt in verschillende literaire werken van haar genoemd. Haar naam is ook verbonden met de tragische dood in 1913 van dichter Knyazev, die zelfmoord pleegde.

.

De stem van het geheugen

.

voor O. A. Glebova-Sudejkina

.

Wat zien je doffe ogen, in het uur

Van laatste zonnegloed, op deze muur?

.

De tuinen van Florence of, op het blauw

Van het gespreide waterkleed, een meeuw?

.

Het Tsarendorp met zijn enorme park

Waar bange onrust opdook op jouw pad?

.

Of zie je hem, die aan jouw knieën lag

En voor de witte dood jouw boeien brak?

.

Nee, ik zie niets, behalve op de muur

De weerglans van het dovend hemelvuur.

.

Brandbijt

Elegieën voor Marina Tsvetajeva

.

Toen ik dit bericht wilde gaan schrijven heb ik eerst gekeken of ik ooit eerder over Marina Tsvetajeva had geschreven. Dat blijkt niet echt het geval. Ik noem haar naam in een bericht over Erich Arendt (toen geschreven Marina Zwetajewa).

Marina Ivanovna Tsvetajeva (1892-1941) was een Russische dichter en schrijver wier werk door andere dichters geprezen wordt om zijn natuurlijkheid en diepgang. Zij liet meer dan duizend gedichten, acht toneelstukken, talrijke essays en brieven na, die nog steeds veel worden gelezen. Ze stond bekend om haar zeer sterke en onafhankelijke persoonlijkheid.

Ik kocht ‘Wegen naar Insomnia’ elegieën voor Marina Tsvetajeva van Johan de Boose (1962). De tekst op de achterflap is zowel raadselachtig als duidelijk: Wie elegieën schrijft zegt evenveel over zichzelf als over de bron van zijn droefheid, Daarom gaan de gedichten in ‘Wegen naar Insomnia’ slechts gedeeltelijk over de Russische dichter Marina Tsvetajeva. Voor de andere helft zoeken ze woorden voor de onmacht, de woede, de wanhoop en vooral de liefde van een man, die het ongeluk begaat postuum verliefd te worden.”

Johan de Boose is doctor in de Slavische Filologie, vertaler, acteur en schreef artikelen en gedichten die verschenen in Yang, De Revisor, De Gids, Poëziekrant, DWB en De Tweede Ronde. Maar in deze bundel dus elegieën (melancholische gedichten, klaagzangen) voor Marina Tsvetajeva, een dichter met een boeiend en bewogen leven.

Ze was getrouwd met Sergej Efron. Na de Russische revolutie, waarin Efron aan de zijde van de Tsaar vocht, emigreerde ze eerst naar Berlijn, daarna Praag en tenslotte Parijs. Zonder dat Marina het wist werkte haar man als geheim agent voor Stalin. Ze was veel van haar man gescheiden en onderhield talrijke onstuimige, soms platonische, soms expliciet erotische verhoudingen met diverse mannen en vrouwen waaronder Rainer Maria Rilke en Boris Pasternak. Ze onderhield nauwe banden met dichters (en lotgenoten) Anna Achmatova, Vladimir Majakovski, Osip Mandelstam en Arseni Tarkovski. Tsvetajeva keerde in juni 1939 terug naar de Sovjet-Unie. Deze beslissing werd naast isolement, armoede, heimwee en zorgen over de toekomst van haar zoon vooral ingegeven door de in de jaren dertig veranderde houding van haar man jegens de Sovjet-Unie. Uiteindelijk benam ze zichzelf van het leven na een, door de oorlog, gedwongen verhuizing naar Jelaboega.

Johan de Boose schreef en publiceerde ruim 50 jaar na haar overlijden de bundel met gedichten voor haar. Uit deze bundel koos ik het gedicht met de  titel ‘Brandbijt’ (een gat dat in het ijs wordt gehakt wanneer er water nodig is om brand te bestrijden).

.

Brandbijt

.

In je naam brandt melk. Wie drinkt

verschroeit. Wie jou bewandelt bloedt.

.

In de sterrenregen op een zwart plaveisel

heb ik jou herkend, de zilvergloed

.

geproefd, en niemand slaapt bij kreten

van wie stikt, van wie het zonlicht heeft

.

geslikt en zwijgend in de spiegel ziet

hoe vuur verdampt in de ruïne van de ziel,

.

Een Russisch uitstapje

Anna Achmatova

.

Regelmatig zet de oorlog die Rusland is begonnen tegen de Oekraïne me aan het denken. Ik schrijf en deel al heel lang gedichten van Russische dichters op dit blog. Veel van deze dichters waren ten tijde van de Sovjet Unie nog landgenoten (Russen en Oekraïners) of waren Oekraïners maar werkten en leefden hun hele leven in wat nu Rusland is. Door de sancties tegen Rusland is de communicatie en uitwisseling van bijvoorbeeld cultuur en literatuur stil komen liggen. Russische dichters bedenken zich wel twee keer om nu naar West Europa te komen (als het ze al wordt toegestaan). Hiermee lijkt het soms of alles wat uit Rusland komt met argwaan moet worden bekeken.

Maar al die grote schrijvers en dichters dan, die van voor Putin, die zijn toch niet besmet? Ik vind van niet, net zomin als ik dichters die ondanks de repressie hun werk voort zetten besmet vind. Daarom heb ik de bundel ‘In andermans handen’ uit 1981 maar weer eens uit mijn boekenkast gepakt. Deze bundel bevat een (beknopt) overzicht van de gedichten van Anna Achmatova (1889 – 1966). Ik koos het gedicht ‘Een uitstapje’ uit de bundel omdat het zo’n heerlijk onschuldig gedicht is.

.

Een uitstapje

.

Een veer streek langs het dak van het rijtuig,

Terwijl ik hem in de ogen keek.

Mijn hart deed pijn, maar het wist niet eens

Wat de reden van zijn bedroefdheid kon zijn.

.

De hemelboog was bewolkt, daaronder

Lag de windstille avond in treurnis geketend.

En – het leek in Oostindische inkt getekend

Op vergeeld papier – het Bois de Boulogne.

.

De geur van seringen en benzine

In een rust, die behoedzaam zijn oren spitste…

Heel even raakte hij weer mijn knieën

Met een hand die nauwelijks merkbaar trilde.

.

Oorlogsdichter

Isaac Rosenberg

.

Over de Eerste Wereldoorlog zijn vele gedichten geschreven. Vaak door soldaten tijdens de oorlog al. Op dit blog kun je verschillende voorbeelden vinden van poëzie van Wilfred OwenVera BrittainAugust StrammJohn McCraeFrederick William Harvey en Ernst Jandl die in de oorlog is geschreven. In 2014 verscheen de bundel ‘De 100 beste gedichten van de Eerste Wereldoorlog’ samengesteld door Geert Buelens en van een inleiding voorzien door Tom Lanoye. Het aardige van deze bundel is dat naast alle bekende namen van dichters uit die periode, de samensteller ook heeft gekeken naar andere dichters zoals Nobelprijswinnaars Rabin dra nath Tagore en W.B. Yeats en Nederlandse dichters als Herman Gorter en Paul van Ostaijen. Boegbeelden van de internationale avant-garde Guillaume Apollinaire en Vladimir Majakovski staan naast grote dichters uit de moderne poëzie als Rainer Maria Rilke en Anna Achmatova. Samen geven ze een aangrijpend en rijk geschakeerd beeld van deze verschrikkelijke oorlog.

Wat ik echter heel goed vind aan deze bundel is dat er ook dichters instaan die helemaal niet zo bekend zijn, zoals bijvoorbeeld de dichter Isaac Rosenberg (1890-1918). Deze Engelse dichter en kunstenaar (etser) uit een Joods immigrantengezin, schreef indringende, visuele oorlogspoëzie. Hieronder een bijzonder voorbeeld uit deze bundel getiteld ‘De onsterfelijken’. Onder het gedicht, vertaald door Rob Schouten, staat: De echte overlevers van de oorlog zijn de luizen. Isaac Rosenberg stierf  bij Arras, na een nachtelijke patrouille door sluipschuttervuur of in een gevecht (dat is niet helemaal duidelijk).

De inleiding een een paar gedichten uit deze bundel lees je hier.

.

De onsterfelijken

.

Ik doodde ze, ze bleven leven.

Ja dag en nacht zag ik ze komen

En deed geen oog dicht, sliep geen tel,

Kon me verbergen noch ontkomen.

.

Tot ik genoeg geleden had,

Mijn handen kleurde in hun bloed.

Vergeefs, want sneller dan ik moordde

Kwamen ze weer in wreder vloed.

.

Ik doodde, doodde, dolle slacht,

Mijn krachten vloeiden langzaam weg,

En nog verrezen zij en kwelden mij,

Want duivels sterven nooit echt.

.

Ik meende dat de duivel woonde

In drank, vrouwen, verdachte huizen,

Genaamd Satan, Beëlzebub,

Maar nu noem ik ‘m: gore luizen.

.

Geld maakt tevreden maar niet gelukkig

Anna Achmatova

.

Op het wereldwijde Interweb las ik een artikel over hoeveel geld je nodig hebt om je maximaal gelukkig te voelen. In tegenstelling tot wat veel mensen denken is dat veel minder dan je misschien verwacht. Met een jaarinkomen van rond de € 58.000,- ben je het gelukkigst. Die conclusie trekken tenminste Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman en econoom Angus Deaton van de Amerikaanse Princeton University in het blad van de Amerikaanse Academie van Wetenschappen in 2010. Ze deden dit onderzoek onder 450.000 respondenten. Het geluksgevoel steeg ook met het inkomen, tot een plafond van 58.000 euro. ”Wij concluderen daaruit dat geld tevredenheid koopt, maar geen geluk”, aldus de onderzoekers.

Dit komt overeen met het bedrag dat uit het Nationaal Geluksonderzoek in België uit 2018 komt. Daar was de onderzoeksgroep wel wat kleiner (3770 mensen). Mensen die meer dan dat bedrag verdienen per jaar voelen zich wel meer tevreden maar niet gelukkiger.

Maar waarom plaats je hierover een artikel op je blog over poëzie zal je je afvragen? Ik heb dit opgezocht naar aanleiding van een gedicht van de Russische dichter Anna Achmatova (1889 – 1966). Het betreft hier het gedicht zonder titel dat oorspronkelijk verscheen in literair tijdschrift Tirade nummer 23 uit 1979. In een vertaling van Kees Verheul. In dit gedicht stelt Achmatova dat het krijgen van aandacht en kracht van vele mensen een grotere rijkdom oplevert dan veel geld. Oordeel zelf.

.

Als allen die mij in hun zielsnood

om hulp hebben gevraagd –

alle vrome narren, alle sprakelozen,

invaliden, in de steek gelaten vrouwen,

zelfmoordenaars en dwangarbeiders –

mij ieder één kopeke hadden toegestuurd,

zou ik nu rijker zijn dan ‘wie ook in Egypte’,

zoals Koezmin, de dichter, dikwijls zei…

Maar niemand die mij een kopeke stuurde.

Zij gaven mij een deel mee van hun kracht

en ik werd sterker dan wie ook ter wereld –

zodat zelfs dit mij nu geen moeite kost.

.

Neem mijn verzen in acht

Osip Mandelstam

.

In de heerlijke dikke pil ‘Iedereen dichter’ poëzie is een manier van leven, van Ivo van Strijtem uit 2018 is een hoofdstuk gewijd aan de Russische dichters. Twee van deze Russische dichters zijn Anna Achmatova (1889-1966) en Osip Mandelstam (1891-1938). Osip Emilievich (Joseph Khatskelevich) Mandelstam was een dichter en essayist en stamde uit een geslacht van Poolse joden.

In 1917, het jaar van de Russische revolutie, schreef Mandelstam een gedicht waarvan de eerste regels over Anna Achmatova gaan. Het is, zoals van Strijtem treffend stelt, een gedicht tussen onschuld en pijn en zit vol prachtige poëtische beelden. In haar memoires schrijft Achmatova over dit gedicht dat de eerste vier regels gaat over hen beide, zij had koorts en nam haar temperatuur op.  Achmatova en Mandelstam waren collega dichters, zeer goede vrienden en ze bekommerden zich om elkaar.

Het gedicht is genomen uit de bundel ‘Neem mijn verzen in acht’ uit 2010 van Osip Mandelstam, samengesteld door Yolande Bloemen en Peter Zeeman in een vertaling van Nina Targan Mouravi.

.

Zing de krekelklok een liedje,

ritsel beverig de koorts,

ruist de kachel droog, dan weet je:

rode zijde staat in brand.

.

Hebben muizen deze schrale

levensbodem aangeknaagd,

’t is de dochter, ’t is de zwaluw

die mijn schuit heeft losgemaakt.

.

Murmelt op het dak de regen-

zwarte zijde staat in brand.

Maar de vogelkers zal horen

uit de diepste zee: vergeef.

.

Want de dood is maar onschuldig,

en je kan er niets aan doen

dat je hart nog altijd nagloeit

van de nachtegalenkoorts.

.

Spiegel internationaal

René Char

.

In 1988 verscheen bij uitgeverij Meulenhoff de bundel ‘Spiegel Internationaal’ moderne poëzie uit 21 talen. De bundel werd samengesteld door Maarten Asscher en Laurens Vancrevel en bevat poëzie uit 21 taalgebieden van over de hele wereld (met een nadruk op Europese landen). Een aantal dichters is zeer bekend en beroemd (Günter Grass, T.S. Eliot, Seamus Heaney, Primo Levi, Octavio Paz, Anna Achmatova) maar er staan ook, voor mij, verrassingen in zoals de dichter René Char (1907 – 1988) uit Frankrijk.

Char publiceerde in 1929 zijn eerste poëziebundel en werd in zijn beginjaren aangemoedigd door Paul Éluard, een van de bekendste Franse Surrealisten. Hij trok naar Parijs, waar hij onder meer André Breton en Louis Aragon leerde kennen. In 1934 vestigde hij zijn naam met de ‘Le marteau sans maître’, een van de belangrijkste dichtbundels voortgekomen uit het surrealisme van de periode 1929-1934. Uit de bundel spreekt een samenballing van krachten die ook zijn latere werk zal kenmerken. Invloeden van Nietzsche zijn herkenbaar, maar wel steeds vanuit een originele eigen visie.

In de oorlog zit Char in het verzet maar blijft schrijven. Kort na de oorlog publiceert hij zijn bekende bundel ‘Fureur et mystère’ (1948), waarin een intense bewogenheid doorklinkt en het mysterie van de tederheid centraal staat. Deze bundel werd opgenomen in Les Mondes ‘100 boeken van de eeuw’. Char nam na de oorlog vaak openlijk politieke standpunten in. Vanaf de jaren zestig klinkt steeds sterker de angst en de hoop van het tijdsgewricht door in zijn poëzie. In die periode keerde hij zich onder andere publiekelijk tegen de stationering van atoomraketten in de Provence.

Char was goed bevriend met veel (bekende) kunstenaars als Albert Camus, Pablo Picasso, Joan Miró en Wassily Kandinsky.

In Spiegel Internationaal staat onder andere het gedicht ‘Pyreneeën’ in vertaling van Clasine Heering.

.

Pyreneeën

.

Gebergte van de grotelijks bedrogene,

Op de spits van uw koortsige torens

Verzwakt de laatste lichtschijn.

.

Niets dan leegte en lawine,

Treurnis en nood!

.

Al die karig-beminde troubadours

Zagen binnen het bestek van die éne zomer

Hun zoet en pessimistisch koninkrijk wit kleuren.

.

O! onverbiddelijk is de sneeuw

Die zich verheugt in lijden aan haar voeten,

Die wil dat wie geleefd heeft in het zand

IJskoud verstijfd zal sterven.

.

In andermans handen

Anna Achmatova

.

De bundel ‘In andermans handen’ bevat een (beknopt) overzicht van de gedichten van Anna Achmatova (1889 – 1966), vertaald, gekozen en ingeleid door Hans Boland. In een goed leesbare inleiding beschrijft Boland het leven van Achmatova en de ontwikkeling die haar poëzie heeft doorgemaakt in waarschijnlijk de meest roerige periode die Rusland (en later de Sovjet Unie) in haar geschiedenis kende (voor, tijdens en na de eerste en tweede wereldoorlog en de revolutie).

Met de dichters Sergej Gorodetski, Osip Mandelstam en Nikolaj Goemiljov en anderen behoorde ze tot ‘Het dichtersgilde’, een literaire groep die zich ook Acmeïsten noemden naar het Griekse woord ‘άχμή’ (akmé): hoogtepunt, bloei. Zij streefden naar een apollinische (rustige) helderheid en zetten zich af tegen de symbolisten, met hun dionysische (extatische) hang naar mystiek, gecompliceerde meerduidigheid en occultisme. In plaats van metaforen voor het hogere te gebruiken verwezen ze liever naar aardse dingen. Ze waren daarbij niet experimenteel zoals in het Futurisme, dat zich gelijktijdig als reactie op het symbolisme ontwikkelde. Hun bijeenkomsten leken op workshops waar nieuwe schrijfwijzen werden ontwikkeld. Een belangrijke techniek die Achmatova zich daarbij al vroeg eigen maakte was die van de metonymen (net als de metafoor een vorm van beeldspraak).

Het gedicht ‘Voor een geliefde’ uit haar bundel ‘Een witte vlucht’  uit 1917 is uit de periode die in de Russische literatuurgeschiedenis de ‘Zilveren eeuw van de poëzie’ wordt genoemd, een periode waarin allerlei literaire scholen ontstonden.

.

Voor een geliefde

.

Je hoeft me niets te zeggen met een duif,

Je hoeft me geen bezorgde brief te sturen,

Blaas niet in mijn gezicht met maartse wind.

Ik ben sinds gister in de Groene Hof,

Onder een schaduwdek van populieren,

Alwaar men rust voor ziel en lichaam vindt.

.

En ik kan het paleis zien hiervandaan,

Omringd door schildwachthuisjes en kazernes,

En de Chinese brug over het ijs.

Jij blijft maar steeds op de veranda staan,

Verwonderd over zoveel nieuwe sterren,

Verstijfd – je wacht al haast drie uur op mij.

.

Ik zal voorbijschieten – een schuwe wezel,

En in een boom springen – een grijze eekhoorn,

En ook zal ik een zwaan zijn, die jou roept;

Dan hoeft de bruidegom niets meer te vrezen,

Als hij moet wachten in de blauwe sneeuwstorm

Waar hij weldra zijn dode bruid ontmoet.

.

 

Dichter van de maand november

Miriam Van hee

.

Via Facebook kreeg ik van Anne Cockaerts de suggestie om Miriam Van hee als dichter van de maand november te kiezen. Een prima voorstel dus deze hele maand elke zondag aandacht voor deze Vlaamse dichter.

Miriam Van hee (1952) groeide op in Oostakker en Gent, waar ze slavistiek studeerde aan de Rijksuniversiteit Gent. Ze vertaalde poëzie van onder meer Anna Achmatova, Osip Mandelstam en Joseph Brodsky en doceert momenteel slavistiek aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken in Antwerpen. In 1978 debuteerde ze met haar bundel ‘Het karige maal’, waarmee ze de Oost-Vlaamse prijs voor Letterkunde won.

Daarna verschenen de bundels ‘Binnenkamers en andere gedichten’ (1980), ‘Ingesneeuwd’ (1984), ‘Winterhard’ (1988, hiervoor ontving ze de Jan Campertprijs), ‘Reisgeld’ (1992, hiervoor kreeg ze de Dirk Martensprijs), ‘Achter de bergen’ (1996, hiervoor ontving ze de driejaarlijkse Cultuurprijs voor Poëzie van de Vlaamse Gemeenschap), ‘Het verband tussen de dagen. Gedichten 1978-1996’ (1998, een selectie uit haar bundels) en ‘De bramenpluk’ (2002). Haar bundel ‘Buitenland’ (2007) werd bekroond met de Herman De Coninckprijs (zowel van de vakjury als de publieksjury) en meerdere malen herdrukt.

.

Uit haar bundel ‘Buitenland’ het gedicht ‘Stel je voor’.

.

Stel je voor

.

stel je voor dat er diep binnenin je
een buitenland ligt, dennen,
sneeuw en barakken, land
zonder bodem, je haalt het niet op

stel je voor dat de tijd niet bestaat
en jij wel nog, stel dat je nooit abrikozen
gegeten hebt, trouwens, het woord
abrikoos was verdwenen en Moskou,
je broer, promenade, ze waren geweken,
terug naar het schuim van de zee

er zijn onvoorstelbare dingen gebeurd
en je kunt niet zeggen het was
als een nacht zonder dag en dan nog een
en nog een en het gebeurt dat je kruiende
wateren hoort of een dichtklappend hek
in de wind, dat is het buitenland, fluister je,
dat is het lied van een reddeloos land

.

Liefde kon maar beter naamloos zijn

Amnesty International

.

In 2000 bracht Amnesty International samen met uitgeverij De Geus de verzamelbundel ‘Liefde kon maar beter naamloos zijn’ uit. In deze bundel, samengesteld door Daan Bronkhorst, zijn 150 dichteressen bijeengebracht van over de hele wereld. De poëzie gaat over het streven naar vrijheid en gerechtigheid, het verlangen naar een betere wereld, de verhouding tussen mannen en vrouwen en de vrouwelijke identiteit. Maar ook over vervolging, onderdrukking en oorlog.

In deze bundel gedichten van de drie enige vrouwelijke winnaars van de Nobelprijs voor de Literatuur Wislawa Szymborska, Gabriela Mistral en Nelly Sachs maar ook van Anna Achmatova, Elisabet Eybers Jana Beranova en Judith Herzberg (en vele anderen). Ruim 300 bladzijden met de meest fantastische poëzie (vertaald in) het Nederlands.

Ik koos voor een dichter die ik niet ken, Taslima Nasrin (1952) uit Bangladesh. Gedurende haar studie medicijnen schreef ze feministische columns. In 1993 werd haar roman ‘Schaamte’ door de overheid verboden omdat die spannen tussen moslims en hindoes zou aanwakkeren. Conservatieve mullahs boden een beloning voor wie haar zou vermoorden. Ze vluchtte naar Zweden en in 1994 kreeg ze van het Europees Parlement de Sacharov-prijs. Tegenwoordig woont ze in Berlijn.

.

Karakter

.

Jij bent een meisje

en dat kun je beter niet vergeten

want als je over de drempel van je huis stapt

zullen de mannen je wantrouwend aankijken

Wanneer je door blijft lopen op het pad

zullen de mannen je volgen en fluiten

Wanneer je het pad oversteekt en de weg op gaat

zullen de mannen je beschimpen en je een losbandige vrouw

noemen

Als je geen karakter hebt

zul je omkeren

en zo niet

dan zul je door blijven gaan

zoals je nu doet.

.