Site-archief

Lieve onbekende

Mia You

.

Begin dit jaar verscheen een nieuwe bundel van Mia You (1980) getiteld ‘Festival’. In deze bundel komen globalisering en het inherente geweld tegen de lichamen van vrouwen en migranten aan de orde. Er ontstaan onverwachte verbanden tussen Freud, K-pop, scheepsjournalen en kauwen die code-switchen, zonder dat je als lezer kunt vergeten dat dit lyriek is uit de loopgraaf: ‘Omdat er een oorlog woedt / tegen onze lichamen.’ zo schrijft de uitgeverij over deze bundel.

Mia You is geboren in Zuid-Korea, opgegroeid in de Verenigde Staten waar ze Engels studeerde aan de universiteit van Berkely, en woont momenteel in Nederland. Ze is auteur van de poëziebundels ‘I, Too, Dislike It’ (2016) en Objective Practice  (2007). Haar creatieve en kritische teksten verschijnen ook in Artforum, Bookforum, The Boston Review, The Hairpin, Jacket2, de Los Angeles Review of Books en Poetry magazine. You is docent Kritische Studies aan het Sandberg Instituut en docent Engelse Taal en Cultuur aan de Universiteit Utrecht.

In de bundel ‘Festival’ staat de reeks gedichten ‘Een epistolaire taxonomie van gaten’ in 9 delen die allemaal gericht zijn aan een Lieve Onbekende. Omdat het nogal omvangrijke gedichten zijn heb ik gekozen voor één deel namelijk deel 4: Did you eat? Wil je de hele cyclus lezen klik dan hier.

.

4: Did you eat?

.

Lieve Onbekende, Mayer gebruikt de sonnetvorm niet als eerbetoon aan poëtische voorgangers als Petrarca, Shake-

speare of zelfs Barrett Browning. Voor haar is het sonnet vooral een middel om onderwerpen te

behandelen als het gefeminiseerde lichaam, ontmoetingen in gedeelde ruimtes, en ambivalentie.

.

In het Teachers and Writers Handbook of Poetic Forms oppert Mayer dat je ‘behalve over liefde

ook sonnetten kunt schrijven over dingen die je meemaakt als je op straat loopt of over welk

voorwerp of idee je dan ook maar wil schrijven (in het octaaf) en vervolgens je gedachten daar-

over (in het sextet)’. In de toelichting bij de ‘Sonnets’ omschrijft ze haar ‘Skinny Sonnets’ als ‘een

manier om te denken op het breukvlak tussen onze verdeelde helften – eerst doe je om dat wat een

vrouw om haar taille draagt, ons veelkleurige octaaf, vervolgens neem je een gedachtepauze

en dan formuleer je het volgende patroon’.

.

Wat is de voldoening van een zelfopgelegde beperking?

Wat is de voldoening en wat zijn de mogelijkheden van bevrijding?

.

Het orakel

Menno van der Beek

.

In literair tijdschrift Liter, nummer 104 uit 2022 lees ik het gedicht ‘Het orakel’ van de Rotterdamse dichter Menno van der Beek (1967). Een wonderlijk maar mooi gedicht met een boodschap waarvan ik nog niet zeker ben wat ie nou precies is. Menno Van der Beek werd opgeleid tot organisch chemicus. Hij is werkzaam als computerprogrammeur. Vanaf 2002 is hij medewerker aan een langlopend her-vertaalproject van alle Hebreeuwse psalmen.

Van der Beek is poëzieredacteur van het literaire tijdschrift Liter. Hij was onder andere ook medewerker van Woordwerk (een netwerk van schrijvers, dat samenwerkt met vormgevers en fotografen), Zulma (tijdschrift voor jong literair en grafisch talent), Meander en Rottend Staal.

Van der Beek debuteerde in 1999 met de bundel ‘Vergezocht’ waarna nog een aantal bundels zouden volgen. Zijn laatste bundel is uit 2020 en heeft als titel ‘Naar de maan’, een in oblong formaat gedrukte bundel waarin een cyclus staat (tien kwatrijnen met een staartregel) waarin bespiegelingen zijn opgetekend, genoteerd in de laatste tellen voor het vertrek, van iemand die misschien wel naar de maan gaat. Gedichten van Van der Beek zijn daarnaast opgenomen in verschillende bloemlezingen.

.

Het orakel

.

Jij zei niet veel, je ging de deur uit met

je zware aktentas met initialen

en links en rechts een cijferslot: je hebt

het allemaal al van tevoren aan zien komen

.

want het was jouw idee, dat ik met hem ging praten:

hij was een kennis van je, deze psychiater,

.

die van mijn kleine ziel geen groot probleem maakte-

in plaats daarvan leerde de man mij schaken

.

en hij had ook een Vliegend Hert, een dode kever,

twaalf centimeter groot gestold op tafel liggen:

.

die tor in plastic gieten, had hij zelf gedaan,

en net niet goed, het blok zat vol met belletjes.

.

Het leek mij helder, dat het ding voor mij was,

maar toen ik het op die manier ook vastpakte

.

zei hij geen woord- ik mocht het beest weer neerleggen

en ik was uitgeschaakt, dus ik ging bij hem weg:

.

de koning, die moest dood, zoveel was duidelijk,

en wie iets wil bewaren, die moet rustig gieten

.

want anders krijg je belletjes en daarom werkt het niet.

.

 

 

De schaduw van Morandi

Antoon Van den Braembussche

.

De Vlaamse dichter Antoon Van den Braembussche (1946) doceerde kunstfilosofie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en kunstkritiek aan de Vrije Universiteit Brussel. Voor hem is poëzie een creatieve plek waar kunst en filosofie elkaar kunnen ontmoeten. Tel daarbij op de kernthema’s die in zijn werk voorkomen; liefde, stilte en het onuitsprekelijke, en je hebt alle ingrediënten voor de bundel ‘De schaduw van Morandi’ bij elkaar. Deze bundel uit 2022 is inmiddels zijn zevende.

Antoon Van den Braembussche debuteerde al in 1967 als dichter, maar zijn dichtbundel ‘Liefdesverklaring’ wordt beschouwd als zijn eigenlijke, literaire debuut. Deze bundel verscheen in 1979 onder het pseudoniem Tonko Brem in de Yang Poëzie reeks, werd door critici erg goed ontvangen en beleefde meteen een tweede druk. In 1985 en 1995 verschenen opnieuw dichtbundels onder dit pseudoniem maar vanaf 2007, bij het verschijnen van de bundel ‘Kant-tekeningen’ publiceert hij onder zijn eigen naam, vanaf dat moment bewoog zijn poëzie zich veel meer op het raakvlak tussen filosofie en kunst.

‘De schaduw van Morandi’ bestaat eigenlijk uit drie delen die ogenschijnlijk los van elkaar staan. En dat terwijl de bundel is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is gewijd aan de Corona pandemie, het laatste hoofdstuk is een ode aan de dichter Paul Celan (1920-1970) en de tussenliggende hoofdstukken ‘Het beeld, nogmaals het beeld’ (twee), ‘Moments de grâce’ (drie) en ‘Paradoxen’ (vier) vormen samen eigenlijk ook een deel. In dit tussendeel komt de poëzie zoals Van den Braembussche die beschouwt (in zijn kernthema’s) als een rode draad terug.

Van den Braembussche is een beschrijvend dichter. Hij gebruikt de taal om situaties en gebeurtenissen maar ook gevoelens te beschrijven in heldere taal, in herkenbare strofen en staat daarmee aan de ene kant in een literaire traditie en aan de andere kant verkondigt hij middels thematiek en filosofische soms mystieke inslag een heel eigen geluid. In een gedicht als ‘Af en aan’ Rumi indachtig, uit ‘Moments de grâce’ komt dat duidelijk naar voren.

.

Af en aan

Rumi indachtig 

.

Dansend in het

ongehoorde gaf ik je

de binnenkant van mijn ziel.

.

Daar waar betekenis

er niet meer toe doet.

.

Daar waar enkel nog heerst

 

pure resonantie,

de echo van een stervend lied.

.

Waar dans duisternis wordt,

duisternis een onmetelijke dans.

.

Waar alles af en aan danst

nooit-eindigend,

terwijl de dichter enkel nog

naar woorden tast.

.

In het deel dat over de Corona pandemie gaat is zijn poëzie directer, plaatsbaar in de situatie zoals in het gedicht ‘Lockdown’: Niet alleen de eenzaamheid / kwam handen tekort. Ook de hoop die over / balustrades boog. Of in het openingsgedicht ‘Corona’: In overvolle ziekenzalen / in luidkeelse bedden / tast de dood in het rond. Ongenadig. / Longnabij.

Persoonlijk werd ik het meest gegrepen door de ‘Ode aan Paul Celan’ een cyclus van vier delen met als titel ‘Ein-sof’ (wat uit de Kabbalah komt en zoveel betekent als oneindig, zonder einde). Van den Braembussche schreef dit op uitnodiging van Carl de Strycker voor de Poëziekrant ter gelegenheid van het Celan-jaar in 2020 (honderd jaar daarvoor geboren, vijftig jaar daarvoor overleden). Het gedicht verscheen in de Poëziekrant nummer 2 in 2020.

Waar Celan in zijn poëzie spaarzaam omgaat met woorden en schrijft op de rand van het zwijgen, gebruik makend van gewaagde metaforen en neologismen, die hij voor een deel haalde uit lectuur van geologische boeken, daar put Van den Braembussche uit zijn eigen filosofisch idioom: Sterf voor je sterft, / zegt de mysticus. / Wij hebben in het kamp / en de rookblauwe, / ongeheelde herinnering / niets anders gedaan. / In herfst, getijde en het niets. / Ons stuk kauwend / op de tekens van het ongeziene.

De bundel ‘De schaduw van Morandi’ Gedichten 2018-2021 heeft een uitspraak van M. Vasalis als ‘motto’: “een dichter vertaalt. Geeft taal aan datgene uit zijn binnenwereld dat zelf geen woorden heeft.” Ik vind dat Van den Braembussche daarin goed geslaagd is. De bundel bevat twee illustraties, afbeeldingen van de kunstenaars Sofie Muller en Christian Clauwers.

.

Antoine de Kom

Demerararamen

.

Dichter,  psychiater en schrijver Antoine de Kom is weliswaar in Den Haag geboren (1956) maar is van Surinaamse afkomst. Zijn opa,  Anton de Kom, is een Surinaamse verzetsheld die stierf in een concentratiekamp van de Duitsers. Antoine schrijft al over slavernij en onrecht sinds zijn debuut in 1991 met de bundel ‘Tropen’. Feitelijk debuteerde hij in 1989 in het tijdschrift ‘De Gids’ met de cyclus ‘Palmen’ – zes gedichten lang – die twee jaar later ook in ‘Tropen’ is opgenomen maar die hij schreef onder het pseudoniem Raymond Sarucco.

Zijn nieuwste bundel is getiteld ‘Demerararamen’. Ooit stond een deel van Demerara (een historisch deel van de Gyana’s tot 1815 een Nederlandse kolonie) samen met Suriname onder Nederlands bewind. Demerararamen zijn de ramen die de zonnehitte weren terwijl de verkoelende passaatwind toch vrij spel heeft. Houten louvreramen zijn het, die hellend als een dakraam een kijk op onze wereld bieden die deze nieuwe bundel van Antoine de Kom maakt tot wat hij is: gedichten die al wat wreed, kwaad en ellendig was laten warrelen in de koele hitte van hun schaduw.

In deze nieuwe bundel die dit jaar uit kwam schrijft de Kom opnieuw over de geschiedenis van Suriname (de coup van Bouterse) maar ook over de Koerden en vluchtelingen. Hier spreekt een dichter die zich verzet tegen onrecht. Zoals in het gedicht ‘Say’ over (toen nog) president en legerleider Bouterse.

.

Say

.

[JUSTITIA PIETAS FIDES we gaan uitspraak doen
Verdachte: ik kende het draaiboek ik leidde… strikte
geheimhouding Verdachte niet aanwezig geboren 13-10-1945
thans president van de republiek]
.
de maîtresse en titre boog zich broodmager hees en glanzend
zwart over een veelheid aan biljetten
op zoek naar kleine schade schermutselingen fear of china
dieptriest casa de la alegría gieren en onweer in dat netnietbijland
.
zo X: waar men het in het comité voor het razend gevaar niet
en nooit en nummer over had
.
zo Y: tijd voor een ander universum op naar de plastisch chirurg
op de vlucht voor het lijk met het laaghangend lichaam
met het lijk zonder lichaam inmiddels
.
[JUSTITIA PIETAS FIDES er werden lijsten opgemaakt alle
verbindingen blokkeren opdracht van de legerleiding nieuwe
wapens ingevlogen schietoefeningen door de zestien]

.

Met Slauerhoff

Dichters over dichters

.

In de bundel ‘De hazen en andere gedichten’ uit 1979, de debuutbundel van dichter Ed Leeflang (1929 – 2008) waarvoor hij in 1980 de Jan Campertprijs zou krijgen, staat in de cyclus ‘Van poëzie’ een fraai gedicht van zijn hand over collega dichter J. Slauerhoff (1898 – 1936). In de rubriek ‘Dichters over dichters’is dit gedicht helemaal op zijn plaats. Uit de tekst komt de waardering van Leeflang voor Slauerhoff heel goed naar voren, het verwijst naar diens werk en leven en zou je het werk van J. Slauerhoff niet kennen dan wordt je na lezing van dit gedicht vanzelf nieuwsgierig.

.

Met Slauerhoff raakt ik het verst van huis,

want het verleden was zijn vormeloze vrouw,

maar in de leegte van het landschap zou

de wijze haar eens ontmoeten, begerig en schijnbaar kuis.

.

Niet het leven aan boord, niet de stadsgezichten,

maar het balsturig ongeloof aan geluk

en de trouw achter de ontrouw in zijn gedichten

geheimzinnig en toch onopgesmukt,

het dubbelzinnig verwarring stichten

maakten mijn eigen stuurloosheid bijna wenselijk.

.

Poëzie voor vluchtelingen; iedereen

in mijn omgeving was doelbewuster, beter

toegerust voor toekomst, benijdenswaardig

uit één stuk

.

Nu hij toch gestorven was –

zijn doodsfoto zei het ontluisterend ongebruikelijk –

kon ik misschien in die gedichten wonen, ze

stonden toch leeg en ik ging voldoende gebukt,

dacht ik, zodat het zijn moeite tenminste

zou lonen.

.

wij water

A. Gerits

.

In de serie Haagse Cahiers, een letterkundige reeks onder redactie van Johan van Nieuwenhuizen, verscheen in 1966 deel 9 van dichter A. Gerits. Anton H.J. Gerits (1930) was antiquaar en schrijver maar hij gaf ook veertien dichtbundels uit. In 1993 werd hem de Literaire Prijs van de Provincie Gelderland toegekend voor de cyclus ‘Tot dolen en dromen ontwaakt’, een eerbetoon aan Ida Gerhardt. Hij was lid van het Amsterdamse Dichterscollectief 2006, dat voortkwam uit Literaire Uitgeverij De Beuk.

In ‘wij water’ dat aan zijn vrouw is opgedragen en dat in een oplage van 100 stuks op een handpers is gedrukt, staan 18 gedichten. In de bundel op pagina 19 zitten twee identieke kleine briefjes, een erratum, waarom te lezen staat dat de 8e regel van het (titel) gedicht ‘wij water’ moet zijn ‘er blijft ons niets te wachten’ in plaats van ‘er blijft ons niet te wachten’. Zelfs in een, met veel aandacht en oog voor kwaliteit gedrukte bundel kan een foutje sluipen.

De meeste gedichten in dit Cahier zijn in de ‘wij’ of de ‘ons’ vorm geschreven. Ik koos, speciaal omdat het vandaag zondag is, voor het gedicht ‘Zondag’.

.

Zondag

.

De straten zijn van boven dicht.

In smalle gangen gaan wij rond

als muizen, klein, en bang voor licht.

Wij speuren nauwelijks de grond.

.

Wij lopen in de lege val

onszelf in kerken opgezet

en nemen wat ons redden zal

met valse schaamte mee naar bed.

.

Wij slapen naar de nieuwe dag,

de straten baden in het licht,

maar wie van ons dit wonder zag,

deed ’s morgens vroeg de ogen dicht.

.

Poëzieweek 2020

Jules Deelder

.

Nu de Poëzieweek nadert (van 31 januari tot en met 5 februari) zal ik een aantal gedichten plaatsen die in mijn visie eer doen aan het thema van deze week namelijk ‘De toekomst is nu’. Afgelopen weken heb ik mijn bundels van Jules Deelder weer eens ter hand genomen om begrijpelijke redenen, en zo ook de bundel ‘Renaissance’ Gedichten ’44 – ’94. In deze bundel van bijna 600 pagina’s zijn alle bundels gedichten opgenomen die van Jules Deelder tot en met 1994 verschenen. Daarnaast zijn opgenomen de cyclus ‘Renaissance’ en enkele gedichten uit ‘Jazz’.

Het gedicht dat ik koos bij het thema van de Poëzieweek is het gedicht ‘Swami Bami’ dat oorspronkelijk verscheen in de bundel ‘Dag en nacht geopend’ uit 1970. Het aardige aan het thema van deze Poëzieweek is dat gedichten die religie als onderwerp hebben, hier wonderwel bij passen. En dat geldt dus ook voor dit gedicht.

.

Swami Bami

.

Horen en zien zijn Hem vergaan,
Hij kan ook niet meer spreken.
Zijn Huis staat hier een eeuw vandaan,
Hij liet geen enkel teken.
.
Toch circuleert een vaag gerucht
dat eens de Dag zal komen,
waarop Hij met een diepe zucht
de Waarheid zal vertonen.
.
En daarop, Broeders, wachten wij
met Hoop in onze ogen.
Het Uur komt immer dichterbij,
dat wij Hem prijzen mogen:
.
Swami Bami is de Man,
Die het langste zwijgen kan!
.
.

Romantische herfst

Dichter van de maand november: Cees Nooteboom

.

Door alle drukte was ik helemaal vergeten dat november de maand van dichter/schrijver Cees Nooteboom (Den Haag, 1933) zou zijn. En hoewel het vandaag geen zondag is, de vaste dag van de dichter van de maand, wil ik hier toch een gedicht van hem plaatsen. Dit keer het gedicht ‘Romantische herfst’ uit de bundel ‘Doden zoeken een huis’ uit 1956.

In 1955 ontvangt Nooteboom een reisbeurs van ƒ2500,- van het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen voor de uit veertien gedichten bestaande cyclus ‘kleine cantate van het voortdurend overlijden’. Later zullen deze gedichten in enigszins gewijzigde vorm worden opgenomen in zijn eerste dichtbundel, ‘De doden zoeken een huis’, waarmee hij als dichter debuteert en die in 1956 verschijnt.

.

Romantische herfst

.

schimmig vanavond jaagt die mist de velden
de maan sluipt terug in dodelijke bomen
nu is de grote rafelaar gekomen
een herfst een doodgaan een gekwelde smeekstem

.

hoor… ademend beweegt de aarde van heimwee
om mensen te bezetten met een adem van verdriet
om koeien zwaar en zwijgend in zich vast te zetten
als schepen, vastgegroeid aan het lichaam van de zee
of de dood, levend aan het gezicht van de mensen,
mééademend, méésprekend.

.

De zee

H. Marsman

.

Dichter, vertaler en literair criticus Hendrik Marsman (1899-1940) is bij de meeste mensen bekend van zijn gedicht ‘Herinnering aan Holland’ dat hij schreef in 1936 toen hij, na jaren in een expressionistische (soms futuristische) stijl poëzie had geschreven, meer realistischer en traditioneler poëzie ging schrijven. Voor zijn expressionistische periode behoorde Marsman  lange tijd tot de stroming van het vitalisme (wat zoveel betekent als levensdrift, de drang om intens, vurig en gevaarlijk te leven en als zodanig een afsplitsing was van het expressionisme). In 1940 verschijnt van Marsman de bundel ‘Tempel en kruis’. Over deze bundel schreef Arthur Lehning in ‘De vriend van mijn jeugd’:

“Zijn laatste cyclus van verzen heeft iets van het meeslepende en visionaire van zijn eerste werk, maar het is van een langere adem. Het thema is niet alleen dat van de cultuur, maar ook van zijn eigen leven, en de zin van het leven, en van zijn zelfbevestiging is nu niet meer het individu, vermetel en geïsoleerd tegenover wereld en kosmos gesteld, maar humaan en humanistisch met de stroom der cultuur verbonden.”

Uit deze sober uitgevoerde kleine bundel koos ik het wat kortere gedicht ‘De zee’.

.

De zee

.

Wie schrijft, schrijv’ in den geest van deze zee
of schrijve niet; hier ligt het maansteenrif
dat stand houdt als de vloed ons overvalt
en de cultuur gelijk Atlantis zinkt;
hier alleen scheert de wiekslag van het licht
de kim van het drievoudig continent
dat aan ons lied den blanken weerschijn schenkt
van zacht ivoor en koolzwart ebbenhout,
en in den dronk den geur der rozen mengt
met de extasen van den wingerdrank.
Hier golft de nacht van ’t dionysisch schip
dat van de Zuilen naar den Hellespont
en van Damascus naar den Etna zwierf;
hier de fontein die naar het zenith sprong
en regenbogen naar de kusten wierp
van de moskee, de tempel en het kruis.
Hier heeft het hart de hoge stem gehoord
waardoor Odysseus zich bekoren liet
en ’t woord dat Solon te Athene sprak;
en in de branding dezer kusten brak
de trots van Rome en van Babylon.

.

Zolang de europese wereld leeft
en, bloedend, droomt den roekelozen droom
waarin het kruishout als een wijnstok rankt,
ruist hier de bron, zweeft boven déze zee
het lichten van den creatieven geest.

.

 

In de avond

Aleksej Poerin

.

Geboren in Leningrad, ontwikkelde Aleksej Poerin (1955) zich na zijn studie scheikunde als dichter, essayist en literair criticus. Als dichter treedt hij in de voetsporen van Annenski, Mandelstam en Koesjner. Hij oogstte veel lof met de cyclus ‘Eurazië’uit 1995, een lyrische studie van het leven in militaire dienst. Uit ‘Optima’ uit 1997 het gedicht ‘In de avond’ in een vertaling van Hans Boland.

.

 

In de avond

.

Steek maar een ‘Herzegovina Fleur’ op, drink je cognac

om je op te warmen, kijk naar het zwarte, harige zwerk,

sneeuwhopen achter mica, al bijna tot aan het dak,

allerlei zilvergehaltes, aardewerk van elk merk.

.

Ga je dan naar de slaapzaal, trek je schapenvacht aan,

voel je een beeldje worden, tinkend, het vriest dat het kraakt,

lippen die smaken naar mint, cilinders van adem slaan

tegen de grond stuk, wat een geluid van scherven maakt.

.

In de tv met zijn melkwit scherm een viskom met ijs.

Kleumend en sidderend. Koortsdromen, Zweeds of Noors ge-ijl.

Hier vindt je dus het Walhalla – blauwogige, hitte, gehijs.

De kapitein Gordejtsjik is strontzat. Geen enkel heil.

.

Is het een wonder, zo’n rotzooitje, onder zijn gezag?

Tegen een muur breekt een fles, er wordt iemand opgejaagd.

Opvoeden kan hij ze toch genoeg, de godganse dag?

Is het misschien de monotonie van de drank, die knaagt?

.

Loop dan maar door naar het meer met de kapotte pomp

en de verwarmingsketel, adem de smerige damp;

niemand zal weglopen, in deze vorst, naar de zomp,

voel je gezond als een visje in een drabbige zwamp.

.

 

.

purin-aleksej