Site-archief

Verwey en Baudelaire

Dichter over dichter

.

Dichter Albert Verwey  (1865-1937) schreef vaker over collega dichters. Zoals bijvoorbeeld over Frederik van Eeden (1860 – 1932). In de bundel ‘De Nederlandstalige poëzie in pocketformaat’ uit 2012 lees ik nog een gedicht van Verwey over een collega dichter. Dit keer over de Franse dichter Charles Baudelaire (1821-1867), niet meteen een tijdgenoot maar wel een groot en belangrijk dichter. Het gedicht werd overgenomen uit de bundel ‘Dichtspel, oorspronkelijke en vertaalde gedichten’ uit 1983.

.

Baudelaire

.

Baudelaire is een Satan in vlammen geklonken

Waar beurtelings van haat en van zaligheid vol

Hij smeedt en verfijnt in de gloed van de vonken

De klaarheid van ginds en de nacht van zijn hol.

.

Zijn bloed en zijn brein als gesmolten metalen

Verwerkte hij rein tot hem ’t lichaam ontviel:

’t Was as wat er bleef, maar bevrijd zag men stralen

Ontzondigde aartsengel, klapwiekend, de Ziel.

.

 

Bloed

Naomi Shihab Nye

.

Terwijl ik in de chaos zit van een woonkamer die geschilderd wordt, lees ik in ‘The United States of Poetry‘ uit 1996, dat de schilders uit voorzorg uit mijn boekenkast hebben gehaald omdat het uitsteekt. Het blijft een fijn boek om in te lezen; groot, mooi vormgegeven en vol gedichten van dichters die ik niet ken. En daarnaast ook nog eens uitermate informatief.

Ook dit keer kom ik iets bijzonders tegen (ik lees dichtbundels zelden van kop tot staart, tenzij voor een recensie) namelijk een gedicht van Naomi Shihab Nye (1952). Nye  is een Palestijns-Amerikaanse dichter , redacteur, songwriter en romanschrijver . Ze is geboren uit een Palestijnse vader en een Amerikaanse moeder.  Op zesjarige leeftijd begon ze met het schrijven van haar eerste gedichten. In totaal heeft ze meer dan vijfendertig boeken gepubliceerd en aan honderden andere boeken bijgedragen. Haar werk omvat poëzie, jeugdliteratuur, prentenboeken en romans. Nye heeft gedurende haar carrière talloze prijzen ontvangen, waaronder de NSK Neustadt-prijs voor kinderliteratuur in 2013 , was de Young People’s Poet Laureate van de Poetry Foundation voor de periode 2019-2022, en in 2024 ontving ze de Wallace Stevens Award en de Texas Writers Award.

In ‘The United States of Poetry’ is het gedicht ‘Blood’ opgenomen. ‘Blood’ of ‘Bloed’ zoals de vertaling luidt, gaat over het eigen identiteitsgevoel van de dichter als Palestijns-Amerikaanse die opgroeide tussen de twee culturen. Het gedicht begint met de spreekster die een paar verhalen uit haar jeugd vertelt. Dit waren momenten waarop haar vader uitlegde wat een “echte Arabier” is. Deze verhalen gingen altijd gepaard met spreekwoordelijke uitspraken of gebeurtenissen. Er waren humoristische momenten in andermans huizen, vreemde ontmoetingen voor hun eigen deur en verschrikkelijke gebeurtenissen die elke verklaring tartten. 

Dat laatste is waar de tweede helft van het gedicht zich op richt. Er gebeurde iets dat Nye en haar familie schokte. Ze wendde zich, zoals altijd, tot haar vader voor antwoorden, maar hij had er geen. Vervolgens ging ze naar het platteland rondom haar Amerikaanse huis en vroeg de schapen, de koeien en de lucht wat ze moest denken, doen en wat voor soort persoon ze moest worden. 

Een van de redenen dat ik aan dit gedicht bleef hangen terwijl ik in The United States of Poetry’ las was dat, hoewel dit gedicht uit haar bundel ‘Words under the Words; selected poems’ uit 1995 komt, het thema, helaas vandaag de dag nog steeds heel erg actueel is. En dan vooral de gebeurtenis in de vierde strofe, een gebeurtenis ‘waarvan de krantenkoppen stollen in haar bloed’ die helaas na 1995 nog steeds en regelmatig terugkeert in de actualiteit. Hieronder de vertaling van ‘Blood’. Het origineel is hier te lezen.

.

Bloed

.

“Een echte Arabier weet hoe hij een vlieg met zijn handen moet vangen.”
Dat zei mijn vader altijd. En hij bewees het ook.
de zoemer onmiddellijk vastpakken
terwijl de presentator met de vliegenmepper staarde.
In de lente vervelden onze palmbomen als slangen.
Echte Arabieren geloofden dat watermeloen op vijftig manieren kon genezen.
Ik heb ze aangepast aan de gelegenheid.
Jaren eerder had een meisje aangeklopt,
wilde de Arabier zien.
Ik zei dat we er geen hadden.
Daarna vertelde mijn vader me wie hij was.
“Shihab” – “vallende ster” –
Een mooie naam, ontleend aan de hemel.
Ik heb ooit gezegd: “Als we sterven, geven we het dan terug?”
Hij zei dat een echte Arabier dat zou zeggen.
Vandaag stollen de krantenkoppen in mijn bloed.
Een kleine Palestijn zwaait met een vrachtwagen op de voorpagina.
Dakloze vijg, deze tragedie met een vreselijke oorsprong.
is te groot voor ons. Welke vlag kunnen we dan hijsen?
Ik zwaai met de vlag van steen en zaad,
Tafelmatje met blauwe stiksels.
Ik bel mijn vader en we praten over het nieuws.
Het is te veel voor hem.
Geen van beide talen die hij spreekt, kan het bereiken.
Ik rijd het platteland in om schapen en koeien te zoeken,
om de lucht te smeken:
Wie noemt iemand nou beschaafd?
Waar kan het huilende hart grazen?
Wat doet een echte Arabier tegenwoordig?
.

Zonsondergang

Hans Franse

.

Afgelopen zondag was ik bij een poëziepodium van Dichter bij de Dood in de aula van begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag. Een van de voordragende dichters was Hans Franse (1940). Ik ken Hans al lang en goed en wist dat een van zijn favoriete gedichten in de Nederlandse taal het gedicht ‘totaal witte kamer’ is van Gerrit Kouwenaar (1923-2014). Het verbaasde me dan ook niet dat hij juist dit gedicht voordroeg. Gevolgd door een reactie in dichtvorm van hem getiteld ‘Zonsondergang’ dat hij schreef toen Gerrit Kouwenaar overleed.

Omdat ik dit een prachtig gedicht vind vroeg ik hem of ik het mocht hebben (hij had het op papier bij zich) om op dit blog te delen. Het gedicht ‘totaal witte kamer’ uit de gelijknamige bundel uit 2002 waarop dit geïnspireerd is van Kouwenaar vind je hier.

.

Zonsondergang

.

Laten we de zee rood maken.

Laten we de lucht rood maken.

Laat ons nog eenmaal

de lucht en de zee rood maken.

Gerrit Kouwenaar is dood.

.

De letterbak van de taal

van het Woord van de taal

van de taal van zijn Woord

smolt weg in het water

van het westen.

.

Laten wij het Woord licht maken

zoals de kamer wit werd

eindelijk helemaal wit en licht werd

en de peilloze diepte van het Woord

bereikt leek:

levenszee het Woord.

.

Dat woord, zijn Woord

zal de lucht immer rood maken

zolang dat Woord zijn woord

niet achter de horizon verdwijnt.

.

Maar laten wij vooral onze eigen lucht

rood blijven maken,

stralend maken:

met ons eigen woord

maken wij een nieuwe morgen.

.

Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer

Twan Vet

.#

Ik las dat de debuutbundel van Twan Vet (1998) ‘Troostpogingen’ die dit jaar uitkwam het erg goed doet in de verkopen en als liefhebber van poëzie kan je daar alleen maar blij mee zijn. Blijkbaar wordt er dus nog wel degelijk poëzie gekocht (en niet alleen gelezen of geschreven). Van Twan Vet werden er in MUGzine #28 enkele gedichten gepubliceerd. Maar hij werkt al langer als dichter aan de weg. Zo werden zijn gedichten gepubliceerd in onder meer Het Liegend Konijn , Hollands Maandblad en NRC. Hij droeg voor op literaire festivals zoals Crossing Border en Dichters in de Prinsentuin.

En eigenlijk is ‘Troostpogingen’ feitelijk niet zijn echte debuut. Zo verscheen in 2022 ‘DEMarrage’ een poëzie chapbook met Sofie Verraest, in datzelfde jaar ‘Amersfoorts Heimwee’ (gedichten bij foto’s van Cas Oorthuys) en in 2024 ‘Dag stad’ verzamelde stadsgedichten die hij schreef als stadsdichter van Amersfoort in de periode 2021 tot 2024.

In 2021 richtte hij, samen met Sjors Nab en Wijnand Reijmerink, literair tijdschrift Landauer op. In 2023 werd in Landauer een gedicht van mijn hand opgenomen ‘Lijnen‘. In 2021 was Vet Ambassadeur van de Vrijheid van het Bevrijdingsfestival Utrecht. Maar zijn grootste bekendheid kreeg hij na optredens bij Eus’ Boekenclub en als deelnemer aan De Slimste Mens, beide in 2025.

Lezend in zijn bundel ‘Troostpogingen’ kwam ik bij het gedicht ‘Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer’ een gedicht dat vet schreef nadat eind 2024 bekend werd dat Minister Faber deze cynische borden had willen laten plaatsen bij AZC’s. Zover is het gelukkig nooit gekomen maar het gaf Vet genoeg inspiratie voor dit gedicht.

.

Hier wordt gewerkt aan uw terugkeer

.

Wij wisten het land te liggen, kruisten hoopvol

een plaatsnaam aan en besloten om te gaan.

.

Alles wat we in de haast konden verzamelen

namen we mee: kinderen, kleding en elkaar.

.

Met elke kilometer leken we iets van thuis

te vergeten: hoe het licht viel in de straten,

.

de geur van onze pasgewassen lakens,

de taal die we met vrienden spraken.

.

Na zeven taaie dagen kwamen we ergens aan-

er stond alleen een spandoek voor ons klaar.

.

 

Kristal

Ruben van Rompaey

.

Ondanks dat mijn boekenkasten inmiddels uit hun voegen barsten en ik in de meer dan 5500 berichten op dit blog vele dichters de revue heb laten passeren stuit ik nog altijd op nieuwe namen in de poëzie. Zo ook vandaag. In dit geval Ruben van Rompaey (1978). Ik las zijn bundel ‘Houdbare Oevers’ uit 2019.  Van Rompaey is internationaal bekend als componist maar is daarnaast kunstenaar en auteur en dus dichter. ‘Houdbare Oevers’ is zijn debuutbundel.

Na zijn masteropleiding tot docerend en uitvoerend musicus in Rotterdam verbleef hij respectievelijk in New Orleans en Istanboel, waar hij Jazz, oriëntaalse percussie en cultuur studeerde. Hij trad onder meer op in Japan en de Verenigde Staten. In die periode werd hij ook steeds meer geïnteresseerd in literatuur. Als voorpublicatie van zijn debuutbundel verschenen al gedichten in Brabant Cultureel en het in Roemenië gevestigde  internationaal opererende Contemporary Literary Horizon.

Inmiddels woont hij weer in zijn geboorteplaats Bergen op Zoom en werkt hij als docent levensbeschouwing in Antwerpen en treedt hij vooral op als musicus. Uit zijn bundel koos ik het gedicht ‘Kristal’.

.

Kristal

.

Een handjevol liefde

behoeft zoveel het ziet

de sneeuwprinses ontdooit

verder gaat ze niet

.

Die onverlate strooit

het zand in ieders oog

zowaar mijn geestverwant

heerser die zich tooit

.

Symmetrisch symbool

tevoorschijn uit een traan

verdrong ze het dan maar

vergeten als clochard

.

Kouder dan de nacht

alleen de maan verwarmt

de vreemdeling omarmt

incognito haar naam

.

Trapsgewijs erheen

de wijsheid op haar pad

mijn kussen op haar been

er onvoltooid omheen

.

Diane di Prima

Beatdichter

.

Ergens in het afgelopen jaar (het zal juni geweest zijn) las ik in een rubriek achterop de Volkskrant (Dagboek) een stuk dat uit het dagboek van Dick Hillenius (1927-1987) bioloog en schrijver. Hij schreef in zijn dagboek over taalmuziek. “Taalmuziek heeft al gauw de betekenis van flauwekul. Maar zang en poëzie ontstonden misschien wel uit één bron, lang samen gebleven en door de drang van tijd uit elkaar gedreven.”

Dan gaat hij verder over een avond waarop Diane di Prima (1934 – 2020) Amerikaanse dichter, kunstenaar, prozaschrijver en docent, bekend om haar betrokkenheid bij de Beat-beweging, met een mooie dwingende stem vol stuwing en meeslepend haar poëzie voordraagt. Zoals je begrijpt maakte het me toen al nieuwsgierig maar het bericht was wat op de achtergrond geraakt. Tot ik het nu weer tegenkwam.

Ze ging naar de academisch zeer prestigieuze Hunter College High School, waar ze deel uitmaakte van een kleine vriendengroep, waaronder klasgenote Audre Lorde (schrijfster, professor , filosofe , intersectionele feministe , dichter en burgerrechtenactiviste), die een soort ‘Dode Dichtersgenootschap’ oprichtte en zichzelf ‘de Branded’ noemde. Ze spijbelden om door de stad te zwerven, rond te hangen in boekwinkels, hun eigen gedichten te delen en seances te houden voor dode dichters. Ze bracht de late jaren vijftig en vroege jaren zestig door in Manhattan , waar ze deelnam aan de opkomende Beatbeweging. Ze was redacteur van de krant The Floating Bear en was medeoprichter van het New York Poets Theatre en oprichter van de Poets Press.

Van 1974 tot 1997 gaf di Prima les in poëzie aan de Jack Kerouac School of Disembodied Poetics van het Naropa Institute in Boulder , Colorado, waar zij het programma deelde met mede-Beats Allen Ginsberg en Anne Waldman (medeoprichters van het programma), William Burroughs , Gregory Corso en anderen. Van 1980 tot 1987 doceerde di Prima hermetische en esoterische tradities in de poëzie, in een kortstondig maar belangrijk masterprogramma in poëzie aan het New College of California, dat ze samen met de dichters Robert Duncan en David Meltzer had opgezet.

In 1979 verscheen bij In de Knipscheer haar bundel ‘Revolutionaire brieven’ met gedichten in een vertaling van Simon Vinkenoog. Haar meest vermaarde gedicht ‘April Fool Birthday Poem for Grandpa’ gaat over haar anarchistische grootvader. Di Prima heeft altijd benadrukt hoe belangrijk geschiedenis voor haar is. Dat komt in dit gedicht goed tot uiting.

.

April Fool Birthday Poem for Grandpa

.

Today is your

birthday and I have tried

writing these things before,

but now

in the gathering madness, I want to

thank you

for telling me what to expect

for pulling

no punches, back there in that scrubbed Bronx parlor

thank you

for honestly weeping in time to

innumerable heartbreaking

italian operas for

pulling my hair when I

pulled the leaves off the trees so I’d

know how it feels, we are

involved in it now, revolution, up to our

knees and the tide is rising, I embrace

strangers on the street, filled with their love and

mine, the love you told us had to come or we

die, told them all in that Bronx park, me listening in

spring Bronx dusk, breathing stars, so glorious

to me your white hair, your height your fierce

blue eyes, rare among italians, I stood

a ways off, looking up at you, my grandpa

people listened to, I stand

a ways off listening as I pour out soup

young men with light in their faces

at my table, talking love, talking revolution

which is love, spelled backwards, how

you would love us all, would thunder your anarchist wisdom

at us, would thunder Dante, and Giordano Bruno, orderly men

bent to your ends, well I want you to know

we do it for you, and your ilk, for Carlo Tresca,

for Sacco and Vanzetti, without knowing

it, or thinking about it, as we do it for Aubrey Beardsley

Oscar Wilde (all street lights shall be purple), do it

for Trotsky and Shelley and big/dumb

Kropotkin

Eisenstein’s Strike people, Jean Cocteau’s ennui, we do it for

the stars over the Bronx

that they may look on earth

and not be ashamed.

 

Diane di Prima en Allen Ginsberg

Dochter

Judith Mok

.

Ik sta weer voor mijn boekenkast en pak daar een willekeurige dichtbundel uit zonder te kijken wat het is. Het is ‘Vrouwen dichten anders’ samengesteld en ingeleid door Cox Habbema, uit 2000. Ik open de bundel op een willekeurige pagina (72) en daar staat het gedicht ‘Dochter’ van Judith Mok dat is genomen uit haar bundel ‘Het Feestmaal’ uit 1997.

Judith Mok (1954-2024) is een voor mij onbekende dichter, ik schreef nog nooit over haar en haar naam werd zelfs niet terloops in een blogbericht genoemd. Mok was een multi-talent. Ze was een Nederlandse sopraan, schrijfster en dichteres. Ze verhuisde in haar veertiger jaren naar Ierland en publiceerde romans en andere werken in het Engels. Ze publiceerde fictieve memoires, drie romans en vier dichtbundels. In 1985 debuteerde ze als schrijver en dichter met de dichtbundel ‘Sterkwater’. Hierna volgde nog ‘Materiaal’ in 1991, ‘Het Feestmaal’ in 1997 en ‘Goden van Babel’ in het Engels in 2011.

.

Dochter

.

Ik sta naast je bed

Er zingt iets in mijn oren

alsof je slaap de melodie kent

van toen. Kind, je huid

laat een bloemengeur toe

je bent je vaders gedicht

mijn Ierse roos

je rijdt op wilde paarden

en spreekt je wijze taal.

Ik luisterde naar het sterven

van mijn moeder, terwijl de dood

aan jouw masker begon te kerven.

.

Muggen en hommels

Roos Rebergen

.

In 2022 schreef ik over de bundel ‘Liefde‘ gedichten samengesteld door Tjitske Jansen (1971) die eind 2021 werd gepubliceerd. Een fijne bundel waaruit ik een gedicht koos van Roos Rebergen (1988). Het gedicht ‘Ruimte’ werd genomen uit haar debuutbundel ‘Ik ben al 11 jaar geen 16 meer’.  En laat ik die bundel nu pasgeleden weer, of eigenlijk voor de eerste keer, in handen hebben. In de bibliotheek van Rotterdam, waar ik even wat tijd over had, kwam ik de bundel tegen. Een bijzondere bundel want de enige bundel die ze heeft gepubliceerd (Roos is dan ook vooral muzikant, je zou haar vooral kunnen kennen van haar band Roosbeef) en vol voorbeelden van haar bijzondere manier van met taal spelen.

Een eerste gedichtje dat ik tegen kwam bestaat uit twee zinnen waarbij de tweede zin uit één woord bestaat dat golvend van de regel loopt, dat kan ik hier niet nadoen maar het is als volgt:

.

de muggen pakken ons werk en onze vrouwen af

K L O O T H O M M E L S

.

Een tweede gedicht is het gedicht ‘blijven’ waarin een onderwerp wordt aangesneden dat voor veel mensen herkenbaar zal zijn. Een voorbeeld dat niet in het gedicht voorkomt is bijvoorbeeld wanneer een bepaald liedje op een begrafenis of uitvaart wordt gespeeld. Dan blijft zo’n liedje, door de emotionele lading die erbij komt kijken, voor altijd aan die gebeurtenis plakken. Maar er zijn meer voorbeelden zoals Roos in ‘blijven’ beschrijft.

.

blijven

.

jij zet iets op en we luisteren samen

naar wat we beiden goed kennen

maar los van elkaar

het is niet ons liedje

dat hebben we niet

daar ben ik mee gestopt

het café moet een café blijven

het strand moet een strand blijven

die straat moet een straat blijven

ik wil er altijd naar toe kunnen

wat er ook gebeurt

ik kom nog steeds graag in oostende

ik kan nog steeds there she goes my beautiful world horen

ik hou nog steeds van de schelde

ik wil triestig van een film worden omdat het een zielige film is

en niet omdat ik die met jou heb gezien

je mag het niet afpakken

wil je me dat beloven?

.

Jana Arns

Tussen messen slapen

.

De maand december is al druk (Kerstmis, Sinterklaas, Oud en Nieuw, oudejaarsbijeenkomsten, personeelsfeest, jureren Jana Beranováprijs) en dan heb ik mezelf ook nog als opdracht gegeven (naast elke dag een blog uiteraard) om in ieder geval twee bundels te recenseren. De ene is de nieuwe bundel van Alja Spaan (1957) ‘Iets dat op een route leek en een kaart van die andere wereld‘ en de andere is van Jana Arns (1983) ‘Tussen messen slapen’.

Dat deze twee recensies eraan komen staat vast, ik hoop nog voor eind dit jaar en anders begin van 2026. Van Alja deelde ik al een gedicht uit haar nieuwe bundel, van Jana nog niet. Op basis van een eerste snelle lezing ben ik ben heel benieuwd naar haar nieuwe bundel. Uit ‘Tussen messen slapen’ koos ik het gedicht met als titel ‘Voor Jotie T’Hooft’ wat dit gedicht meteen een bijdrage oplevert aan de categorie Dichter over dichter. Het is ook het gedicht waarnaar de bundel is vernoemd (de laatste zin van het gedicht). De Apgar-score is een snelle gezondheidsbeoordeling voor pasgeborenen 1 en 5 minuten na de geboorte. Er wordt dan gekeken naar de ademhaling, spierspanning, reflexen, kleur van de huid en de hartslag.

.

Voor Jotie T’Hooft

.

Bepaalden ze toen de apgarscore,

ze vonden geen pols.

.

Een zoon die in dagboeken sneed:

KEEP OUT in schaamrode letters

.

op de huid gebonden kaft

als invitatie voor geen redders.

.

De cijfercombinatie van studies,

genen en amfetamine vormde

de coördinaten naar de eerste hulp.

.

Daar trok hij de besteklade open,

stroopte zijn jeugd op,

bekende dat hij tussen de messen sliep.

.

laat mijn egel met rust

Een recensie

.

Dichter Katelijne Brouwer ken ik al enige jaren. Zo waren we beide gastdichters bij de presentatie van de bundel ‘Hoe een zee een woord werd‘ van Antoinette Sisto in 2017, stonden we beide op het podium bij de Groene Fee in Breda in 2018 en 2021, en schreef ik al eerder over haar debuutbundel.

In 2018 debuteerde dichter Katelijne Brouwer (1966) met de bundel ‘De maagden moeten bloeden’. Eerder publiceerde ze korte verhalen en gedichten in onder andere De Optimist, Het Liegend Konijn en Op Ruwe Planken. Ook het digitale tijdschrift Pretpark Poëzie nam gedichten van haar op. Ze publiceert regelmatig in het tijdschrift Dichter van Uitgeverij Plint. Daarnaast geeft ze schrijfworkshops aan de IMC-weekendschool en bij Inloophuis de Kraanvogel. In 2023 won ze Plantage Poëzieprijs.

En nu is haar tweede dichtbundel verschenen bij uitgeverij De Harmonie getiteld ‘laat mijn egel met rust’. Een minder wonderlijke titel dan je verwacht wanneer je weet dat Katelijne graag in Artis komt. In deze bundel zijn 31 gedichten opgenomen en je verwacht het al, deze gaan allemaal over dieren, waarmee het overkoepelende thema van de bundel gelijk benoemd is.

Lezend in de bundel valt me meteen op dat werkelijk in elk gedicht een dier genoemd wordt. Maar, en daar zit het mooie van deze bundel, sommige gedichten gaan helemaal niet over een dier, zoals het gedicht ‘poolnachtdromer’ waarin vis wordt genoemd in combinatie met jenever waarvan een zeeman goed groeit. In weer andere gedichten kruipt Katelijne juist in de huid van een dier om vanuit dat perspectief de wereld te aanschouwen. Een mooi voorbeeld vind ik het gedicht ‘wij ijsberen eisen ijs’ waar ze in de huid van een ijsbeer kruipt en en passant ook nog eens een kritische noot kraakt over de opwarming van het klimaat en de daarbij behorende ellende die dat brengt

Waar je bij een eerste oppervlakkige lezing zou kunnen denken dat dit een dierenbundel is, of op zijn minst een dichtbundel waarin het dier centraal staat, daar kom je er bij een herlezing of nauwkeuriger lezing achter dat Katelijne ook gedichten geschreven heeft waarin wel een dier genoemd wordt (eekhoorns in ‘maagdenpalm en bosaardbeitjes’ of slang en konijntjes in ‘porta inferno’) maar waar dat slechts een detail, aanleiding of excuus is om een thema aan te raken dat veel persoonlijker is.  Tel daar een flinke portie humor bij en je weet dat dit een gelaagde, thematische maar persoonlijke bundel is geworden. Een bundel met gedichten die licht verteerbaar zijn, poëtisch, grappig en die ook gedichten bevat waar je verder moet lezen dan wat je in eerste instantie denkt te lezen. In alle opzichten is dit een fijne, leesbare bundel geworden die ik zeker nog zal herlezen, want je weet maar nooit wat er nog meer in te ontdekken valt.

Ik koos voor het gedicht ‘blauw haar is raar’ waar, als je het strikt neemt, geen dier in voorkomt maar een zeemeermin en zelfs dat niet.

.

blauw haar is raar

.

er zit een meermin in lijn tien

met een blonde en blauwe vlecht

uit haar oren stroomt de zee en vissig

ziltig, zeegroen kijkt ze door me heen

.

zou ze wel benen hebben

die zeemeermin in de tram

of is het meer een meisje met vinnen

een meerminmeisje?

.

ik durf er niet langs, bang voor

het zwiepen van haar zware, natte staart

en ben blijven zitten tot vlak bij het IJ

daar is ze het water ingegleden

.