Maandelijks archief: januari 2021
Sonnet
Jan Kuijper
.
In de bundel ‘De 200 bekendste, mooiste, tederste, leukste sonnetten’ uit 1985, samengesteld en ingeleid door Robert-Henk Zuidinga, staan sonnetten uit de Nederlandse literatuur vanaf de 16e eeuw tot heden. Het sonnet, een van de bekendste en meest geliefde vaste versvormen wordt ook nu nog door veel dichters beoefend. In de bundel kwam ik twee sonnetten tegen van dichter Jan Kuijper.
En zoals zo vaak, wanneer ik in dit soort bloemlezingen of verzamelbundels dichters tegen kom die ik nog niet ken, was ik meteen nieuwsgierig naar Jan Kuijper (1947). Op zijn Wikipediapagina staat te lezen dat hij de door de experimentele Vijftigers verketterde dichtvorm van het sonnet in ere herstelde. Tussen 1973 en 2013 schreef hij 9 dichtbundels en van 1984 tot en met 1993 was hij redacteur van het literaire tijdschrift De Revisor.
In 1980 ontving hij de Herman Gorterprijs voor de bundel ‘Oogleden’, in 1990 de Jan Campertprijs voor de bundel ‘Tomben’ en in 2011 de Filter-vertaalprijs voor ‘Liefdesliederen uit het Middelnederlkands van Hadewijch’.
In de genoemde bundel is hij met maar liefst drie sonnetten opgenomen, ik koos voor de grappigste ‘In de beperking’ dat oorspronkelijk verscheen in de bundel ‘Sonnetten’ uit 1973.
.
In de beperking
.
Er was ’s nachts iets in mijn luier beland.
’t Moest nu nog heel vroeg in de morgen zijn.
‘k Kon nu niet meer slapen; maar ‘k was nog te klein
om over het hekje van mijn ledikant
te klimmen. – Buiten, in de zonneschijn,
hield een merel boven op een gootrand
zijn mededingers zingend op afstand;
er waren grenzen aan zijn broedterrein.
.
‘k Wist niet waarom de zwarte vogel floot;
voor mij had hij een muzikaal moment,
maar dan urenlang. – Ik was wel gewend
het papier te bewerken met potlood,
maar hechtte aan zelfbeperking geen belang.
Nu had ‘k geen keus dan dan keutel en behang.
.
Ballade van het optipessimisme
Ernst van Altena
.
De dichter, schrijver en vertaler Ernst Rudolf van Altena (1933 -1999) werd vooral bekend als vertaler van chansons van Jacques Brel. Hij vertaalde tijdens zijn leven meer dan 1500 chansons, van Brel maar ook van Charles Aznavour, Gilbert Bécaud en Boris Vian. Daarnaast kende ik hem van de bloemlezingen die hij samenstelde ( https://woutervanheiningen.wordpress.com/2018/05/28/van-vroeger-en-thans/) en van zijn vertalingen van de Franse dichter François Villon ( https://woutervanheiningen.wordpress.com/2018/04/26/gek-slecht-en-gevaarlijk-te-kennen/ ).
Toch dreigt zijn naam als dichter wat te vervagen (het lot van vrijwel alle dichters). En dat is toch jammer want Ernst van Altena was een begenadigd dichter. Zo publiceerde hij in 1970 de bundel ‘Als je erdoor bent is het water heerlijk’. In de bundel ‘Weerspiegeling’ bloemlezing uit de Nederlandse poëzie van 1880 tot heden uit 1971 werd dan ook prompt het gedicht ‘Ballade van het optipessimisme’ uit de bundel uit 1970 opgenomen.
Toen ik dit gedicht las moest ik glimlachen. Een serieus gedicht waarin wat zwaardere onderwerpen niet geschuwd worden, in een makkelijk leesbare versvorm (rijm) met kwinkslagen maar heerlijk om tot je te nemen. Reden genoeg om het gedicht hier te delen.
.
Ballade van het optipessimisme
.
Je kunt natuurlijk in het zand gaan rusten,
je ogen sluiten… branden in de zon.
Vergeten dat op andere verre kusten
een menner staat te brallen op ’t balkon.
Die menner haalt met woorden en met daden
de ochtendkrant en zelfs de avondbladen.
En boven brandt de zon en jij beneden,
jij denkt aan al wat jong is, blond en groen.
Voor optimisme is geen enkele reden,
maar zeg nou zelf, wat moet je zonder doen?
.
Je kunt natuurlijk binnen manneschouders
verliefd gaan bouwen aan een kindje blond.
Vergeten dat op dit moment veel ouders
hun blonde zoon zien weggaan naar het front.
Die zoon haalt zwartomrand de commentaren
en voor jouw zoon duurt dat misschien nog jàren.
En ach… voor het verlies maak je een tweede
en verder peinzen smoor je in een zoen…
Voor optimisme is geen enkele reden,
maar zeg nou zelf, wat moet je zonder?
.
Je kunt natuurlijk in een charter kruipen
en vliegen naar een zondoorstoofde staat.
Vergeten dat zo’n land lijdt aan de stuipen
van clericaal fascisme, derde graad.
De schrijvers zitten daar in kille cellen
en jij ligt op hun stranden te vervellen.
Maar Lorca is alweer zo lang geleden,
de Guardia Civil houdt z’n fatsoen.
Voor optimisme is geen enkele reden,
maar zeg nou zelf, wat moet je zonder doen?
Prince
Prins zeg nou zelf, dat wij dat gisteren deden,
moeten wij dat vandaag soms niet meer doen?
Voor zonnen, vrijen, reizen is geen reden…
maar kun je het niet zònder reden doen?
.
Lied
Christina Georgina Rossetti
.
De Engelse dichter met de Italiaanse naam Christina Georgina Rossetti (1830 – 1894) is in de bundel ‘De Tiende Muze’ onsterfelijke vrouwenpoëzie uit 1995, opgenomen met het gedicht ‘Lied’. Hoewel haar werk wordt gekenmerkt door een zekere zwaarmoedigheid, maar ook door een diep geloof blijkt dit niet uit het gedicht ‘Lied’ (vertaling van ‘Song’ door Ivo van Strijtem). Op de een of andere manier komt dit gedicht op mij over als heel realistisch en taalkundig heel pragmatisch. Voor een mooie verklaring van het gedicht kijk je op https://www.bachelorandmaster.com/britishandamericanpoetry/when-i-am-dead-my-dearest.html#.YAAgT-hKiM8
.
Lied
.
Wanneer ik dood ben, liefste,
Zing geen droef lied voor mij,
En plant geen rozen op mijn graf,
Geen doodcipres erbij,
Sta boven mij als groen gras
In druppels dauw gekleed,
En als je wil, herinner,
En als je wil, vergeet.
.
Ik zie daarginds geen schimmen,
Ik voel de regen niet,
Ik hoor daarginds geen nachtegaal
Die zingt, als van verdriet,
En dromend in de schemer
Die opkomt noch verglijdt,
Vind ik herinneringen,
Vind ik vergetelheid.
.
Nooit genoeg over de liefde
Hagar Peeters
.
In de afgelopen jaren, viel mij op, heb ik al verschillende keren geschreven over Hagar Peeters en haar poëzie. Ze was dichter van de maand in januari 2017 en we kunnen wel stellen dat ik een bewonderaar en liefhebber van haar poëzie ben. In de bundel ‘Genoeg gedicht over de liefde vandaag’ staat het (bijna) gelijknamige gedicht. Nu vind ik dat er nooit genoeg over de liefde gedicht kan worden en dit is weer een bevestiging van dit idee. Genoeg gedicht over de liefde vandaag? Okay dat mag, maar morgen gewoon weer opnieuw over de liefde dichten, steeds opnieuw.
Uit de bundel uit 1999 het gedicht ‘Genoeg gedicht…’ waarin heel subtiel een vorm van rijm is opgenomen in de vloeiende en muzikale zinnen die het gedicht een extra dimensie geven.
.
Genoeg gedicht…
.
Genoeg gedicht over de liefde vandaag
want al schrijvend heb ik de liefde niet bedreven.
Het leven laat zich maar al te graag
liever beschrijven dan beleven.
Die jij van wie ik zo hoog opgeef
die leeft niet behalve zoals ik je opschreef.
Je kust en je verlaat zoals de windhaan draait,
mijn plaat steeds overslaat,
zoals, zoals men zegt, dat in het echte leven gaat.
.
Al die minnaars met al hun dichtklappende deuren.
Ik zou geen tijd meer hebben, de pen eens op te pakken
als ik mezelf steeds in de spiegel moest keuren
en met naaldhakken aan mijn nagels moest lakken.
Een dichter is nooit te vangen met haar eigen pen.
Steeds heeft zij haar antwoord klaar
want je kwetst haar zoals zij had gepland
al keren haar woorden zich soms tegen haar;
zij zijn minstens zo ontrouw als al haar minnaars.
.
Mijn woorden niet. Die blijven aan mij gekluisterd.
Nooit werd een wreder moeder in de poëzie beluisterd
dan die, die haar kroost op het hart hield gedrukt:
‘blijf voor altijd zoals ik het je heb ingefluisterd’.
Maar nee, de inkt kruipt waar hij niet kan gaan
zoals het bloed, in zo veel aan de inkt gelijk.
Dus zeg ik je, toe maar, vlieg dan uit,
maar ga niet met de verkeerde mannen mee naar huis.
.
Stof stof stof
Pieter Boskma
.
Teruglezend op mijn blog kwam ik tot de ontdekking dat ik in al die jaren dat ik dit blog al schrijf nog geen aandacht had besteed aan dichter Pieter Boskma (1956). Pieter Boskma studeerde tussen 1977 en 1984 onder andere Nederlands, Engels, Indonesisch, Kunstgeschiedenis van Oost-Azië en antropologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij debuteerde in 1984 met de dichtbundel ‘Virus Virus’, uitgegeven in eigen beheer in samenwerking met Paul van der Steen. In hetzelfde jaar richtten Van der Steen en hij het tijdschrift ‘Virus’ op. Eind jaren tachtig was hij betrokken bij de poëziebeweging de Maximalen.
Vanaf 1990 werkte hij een aantal jaren als poëziedocent aan de Schrijversvakschool ’t Colofon. Hij publiceerde niet alleen in alle literaire bladen en de meeste landelijke kranten en opiniemagazines, maar ook in bladen als Playboy en Avenue, en in meer dan honderd bloemlezingen. Daarnaast werkte hij voor de VPRO- en NPS-radio.
Boskma’s werk werd vertaald in onder meer het Engels, Duits, Fries, Frans, Chinees en Italiaans. Pieter Boskma was geruime tijd redacteur van het poëzietijdschrift ‘Awater’. In 2003 had hij zitting in de jury van de P.C. Hooft-prijs. Voor zijn werk ontving hij onder meer de Ida Gerhardt-Poëzieprijs, de Rabobank Cultuurprijs Letteren voor zijn hele oeuvre en hij werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs 2016.
Het gedicht dat ik koos van Boskma komt uit zijn bundel ‘De messiaanse kust’ uit 1989 en is getiteld ‘Stof stof stof’.
.
Stof stof stof
.
wat maakt het ons uit of ook het stof tot stof vergaat?
wij zijn de douche-generatie, ordelijke gel-gebruikers,
wij laten niets
aan het toeval over.
.
wij shockeren de pillenslikkers van de bestbeprijsde kwis.
wij houden van de doofpot der sterren en kometen.
wij zijn allergies voor knarsende sloten
want wij roesten niet.
.
wij spreken graag voor duistere halflege zalen.
wij dragen fier de ons geschonken bokalen van afgunst.
wij spiegelen ons niet aan elkaar.
wij zijn eenzaam.
.
wij ontvangen ons fortuin van de streamlined stropdas.
wij halen een mes langs de hals die daarin zit.
wij zijn en blijven tegendraads.
ons universum rafelt.
.
en na de feestjes, als wij dertig zijn
en dronken van twee biertjes
in de beha-loze zomer
schrijden wij in onze eigenaardigheid naar huis:
.
hermetische cellen in het harnas van de angst
dat ook het stof tot stof vergaat
en ons als een watertaxi
op de Tafelberg
slechts met ademnood omgordt.
.
Warmte, een woonplaats
Ellen Warmond
.
In deze tijd van polarisatie en het vergroten van de verschillen in denkwijze over van alles, leek het me een goed idee om weer eens een liefdesgedicht te plaatsen. Ik ging op zoek en kwam het gedicht ‘Warmte, een woonplaats’ tegen van Ellen Warmond (1930-2011) in de gelijknamige bundel uit 1961. Want zoals Ellen dicht “want liefde en het besef / van liefde daaraan ontsteken / ogen en stemmen hun licht”. en liefde en licht daar kunnen we wel wat van gebruiken in deze letterlijk en figuurlijke donkere tijden.
.
Warmte, een woonplaats
.
Liefde en het besef
van liefde daartussen bouwen
mensen een warmende woonplaats
.
en sprekende zeggen ze: liefste
open je ogen nu langzaam en eet
ik heb het licht voor je aangesneden
of: open je ogen niet drink nu het donker
ik heb de nacht voor je omgekocht
.
want liefde en het besef
van liefde daaraan ontsteken
ogen en stemmen hun licht
daarin ontbloeien de lippen
daaruit ontstaat het gedicht.
.
De zwarte kat
Bulat Okudzava
.
Dat ik nogal onder de indruk ben van de bundel ‘Gezanten uit Alexandrië, Poëtische vignetten van macht en gezag, een bundel uit 1970 over dichters die in hun poëzie in verzet gaan tegen machthebbers en de macht, mag inmiddels wel duidelijk zijn. Ik schreef al over de bundel zelf en over het gedicht ‘Stalin’ van Osip Mandelstam, en vandaag dus weer een gedicht met een verhaal uit deze bundel.
Het betreft dit keer het gedicht ‘De zwarte kat’ van de Russische dichter, schrijver, muzikant, romanschrijver en singer-songwriter van Georgisch- Armeense afkomst Bulat Okudzhava (1924 – 1997). In de bundel staat in de inleiding van Co de Koning een opmerkelijk en zeer interessant stuk over dit gedicht dat Alexander Münninghoff (voormalig correspondent voor o.a. het NOS journaal in de Sovjet Unie) schreef over dit, door hem vertaalde gedicht.
“Tsjornyj Kot is de titel van het gedicht in het Russisch. Dit is van belang want de beginletters ‘Tsj’en ‘K’, roept bij iedere Rus direct een begrijpelijke associatie op met de Tsjeka, het ‘Buitengewone Komitee’ dat de sinistere voorloper was van wat later de KGB werd genoemd. Tsjornyj Kot was ook het slangwoord voor de Tsjeka in die jaren. Maar tevens is het duidelijk dat met deze zwarte kat, die zijn glimlach in zijn snor verbergt en wiens gele ogen venijnig op de inwoners zijn gericht, niemand minder dan Stalin bedoeld wordt. De strekking is dan, dat Stalin zo machtig was, dat hij niet eens meer van zijn macht gebruik hoefde te maken om zijn onderdanen onder de duim te houden. In naam beschermt hij hen ( is hij de bewaker van de ingang) maar hij doet in feite niets dan zwijgend (en daarom des te dreigender, want ‘je moet echt niet vergeten dat zijn klauwen dodelijk zijn’) zijn deel opeisen dat iedereen hem dan ook huichelend ‘met een vriendelijk gezicht’ op een presenteerblaadje komt aandragen. ‘Toch’ dat wil zeggen ondanks het feit dat in Rusland alles veilig is (het huis heeft immers een afschrikwekkende bewaker) is het leven er niet vrolijker op geworden. Daar valt niets aan te doen, zelfs het aanbrengen van feestverlichting zal de steeds aanwezige schaduw van de Zwarte Kat niet kunnen verdrijven. De sinistere machthebber in optima forma, zoals je ziet.”
.
De zwarte kat
.
Bij ons hofje is een ingang
wel bekend als ’t “Zwarte Gat”.
Als bewaker van die toegang
hebben wij een zwarte kat.
.
Hij verbergt zichzelf in ’t duister
en zijn glimlach in zijn snor
en je hoort zelfs zijn gefluister
niet in ’t dagelijks kattenkoor.
.
Muizen doodt hij niet. Van ’t leven
worden zij niet meer beroofd.
Voor de worst die wij hem geven
heeft hij ons een kool gestoofd.
.
Zijn gele ogen zijn venijnig
op de inwoners gericht.
Daarom geeft elkeen het zijne
met een vriendelijk gezicht.
.
Muisstil zit hij daar te eten,
maar die kalmte is slechts schijn
want je moet echt niet vergeten
dat zijn klauwen dodelijk zijn.
.
Toch is om een duistere reden
ons leven thuis niet opgewekt…
Maar geld aan lampions besteden
heeft waarschijnlijk geen effekt.
.















