Maandelijks archief: december 2022

Zonder mensen geen muziek

Alfred Schaffer

.

Ik weet dat ik nog wel eens kritisch ben op de CPNB, de club die het Nederlandse boek propagandeert. Mijn kritiek richt zich dan vooral op het feit dat de Poëzieweek, die ene week per jaar dat poëzie en dichters in de spotlight staan, niet meer wordt ondersteund door het CPNB. Misschien vraag je je af waarom dat erg of jammer is. Met een landelijk opererende club als het CPNB achter je weet je dat er in alle bibliotheken, boekhandels, op de social media en in de pers aandacht wordt gegenereerd voor poëzie. Zonder het CPNB (en dan vooral de middelen die het CPNB heeft om dit te doen) verword de Poëzieweek en de Landelijke Gedichtendag tot een evenement in de marge. En dat is toch al een vertrouwde plek voor poëzie dus die extra aandacht wordt node gemist. En niets dan lof voor het miniconsortium van organisaties die toch de Poëzieweek op de kaart willen blijven zetten maar het verschil tussen een poëzieweek met de CPNB en zonder de CPNB is pijnlijk groot.

In België is dat anders, daar is het Poëziecentrum als grote landelijke partij betrokken bij alle initiatieven en acties alsmede met de communicatie rondom de Poëzieweek. Als je de website van de Poëzieweek opent en bij de activiteiten kijkt staat pas op pagina 5! de eerste activiteit in Nederland (er staan 12 activiteiten op 1 pagina). Dat zegt genoeg lijkt me. Als het zo doorgaat zal de Poëzieweek in Nederland een kwijnend bestaan tegemoet zien.

Nu wil ik hier niet met zuur en azijn dit bericht eindigen. De CPNB geeft wel aandacht aan poëzie. Niet meer aan de week maar met af en toe een gedicht bij een activiteit door het jaar heen. Zo sturen ze hun partners en stakeholders sinds drie jaar elke december een nieuwjaarsgedicht toe speciaal geschreven voor de gelegenheid. Dit jaar is dit gedicht geschreven door Albert Schaffer (1973) en getiteld ‘zonder mensen geen muziek’. En omdat dit gedicht meer lezers verdient dan alleen degene die bevoorrecht zijn het van de CPNB te mogen ontvangen, deel ik het graag hier met jullie.

.

zonder mensen geen muziek

.

waarom de laatste dag gelijk is aan de eerste

als je zogenaamd verdwaald bent

in een bos, of nachtblind en besluiteloos

tot stilstand komt op een immense kruising

in een supergrote stad waar alles 24/7 open is.

er past veel stilte in een hoofd maar is dit nu

de wereld die verdween, of die zich niet heeft aangediend?

vroeger was je een prinses en wilde je dat alles

goed zou komen, nu was nu dus tekende je

elfjes, schapen, dinosaurussen, honden

en eenhoorns, beren, uilen, alles wat kon praten.

misschien dat je nog eens een lichaam ziet vanbinnen

en een hart vasthoudt, misschien wordt je onthaald

als held door mens en dier omdat je

rijkdom bracht en brandhout, uren lopen verderop.

misschien raak je je eigen nabestaande, ontploft

de ruimte en ontstaan er nieuwe sterren en planeten.

gewoon een liedje zingen, veel te moeilijk

met je dunne, hoge stem maar

toch, wat doet de geest kalmeren

komend jaar. denk daar maar over na

en neem de tijd, gek genoeg heb je geen haast.

.

 

Beste meneer Bloem,

Selectie uit 20 jaar Mr. J.C. Bloemprijs

.

In 2001 werd voor de 1e keer de Mr. J.C. Bloemprijs beschikbaar gesteld door de gemeente Steenwijkerland waar dichter J.C. Bloem (1887-1966) de laatste jaren van zijn leven woonde. Sindsdien wordt de prijs elke twee jaar uitgereikt aan een dichter uit het Nederlandse taalgebied. Het geld is bedoeld (als aanmoedigingsprijs) voor een tweede bundel (Inleiding pagina 6). Dit laatste klopt niet helemaal, je zou denken dat het hier dus een prijs voor debutanten betreft maar een snelle check levert meteen al op dat niet klopt. Neem bijvoorbeeld Hagar Peeters die in 2005 de prijs kreeg voor ‘Koffers zeelucht’. Peeters debuteerde in 1999 met de bundel ‘Genoeg gedicht over de liefde vandaag’. Een ander voorbeeld is Maria Barnas, winnaar van de prijs in 2009 met ‘Er staat een stad op’ uit 2007, terwijl zij als dichter debuteerde in 2003 met ‘Twee zonnen’.

Wanneer een dichter is genomineerd wordt deze gevraagd een gedicht te schrijven op de persoon Bloem, zijn werk of een regel of titel uit zijn oeuvre. Niet alle dichters gaven hieraan gehoor. Van de gedichten die wel geschreven werden daaruit is een overzicht gemaakt (van dichters uit Nederland en Vlaanderen). Deze zijn in de bundel bijeengebracht samen met twee lezingen van Willem Thies over Bloem die rijk zijn aan zijwegen die je na lezing verder wil bewandelen maar de hoofdweg die hij kiest (het hart in het werk van Bloem en de betekenis, een analyse, van het gedicht ‘November’) is duidelijk analytisch en zeer verteerbaar.

De dichters die in de bundel zijn vertegenwoordigd worden geïntroduceerd middels een korte biografie, citaten, een overzicht van hun werk en iets over het gedicht dat is opgenomen. In de inleiding wordt de dichters die genomineerd zijn geweest voor de Mr. J. C. Bloemprijs en geen gedicht hebben aangeleverd gevraagd dit alsnog te doen. Alle genomineerden staan vermeld achterin de bundel. Men hoopt dat men zo een tweede (vermeerderde druk) van deze bundel kan uitgeven waarin meer genomineerde dichters staan.

Als ik kijk naar dichters die wel zijn genomineerd maar die geen bijdrage in de vorm van een gedicht hebben geleverd dan zijn dit niet de minste: Ilja Leonard Pfeijffer en Rodaan al Galidi (2003), Mark Boog (2005), Micha Hamel en Erik Jan Harmens (2007), Peter Swanborn (2011), Maud Vanhauwaert (2015) Maarten van der Graaff (2017), Daniel Vis en Charlotte Van den Broeck (2019) en Marieke Lucas Rijneveld (2021), en dit is nog maar een greep. Me dunkt dat je met gedichten van deze dichters een aardige (extra) bundel kunt vullen.

Desalniettemin staan er nog genoeg dichters van naam in deze bundel met een gedicht die deze bundel bijzonder de moeite waard maken. Zoals het gedicht van Sylvie Marie (1984) ‘Het leven zou zoveel leuker zijn’. Sylvie Marie werd in 2013 genomineerd met de bundel ‘Toen je me ten huwelijk vroeg’.

.

Het leven zou zoveel leuker zijn

.

zonder aanmodderen, deze lamme sofa,

staren, sterren, altijd dat raam.

.

ik zocht het op ; er zijn geen wedstrijden,

noch is er een wereldrecord janken

en toch trekken we jassen aan

als zwachtels, slenteren we ons suf.

 

waarom kiezen we niet eens

voor de donder, vegen we met regen

nooit gewoon de vloer aan,

wie weet wat er dan komt aangewaaid?

.

ja, waarom hebben de tegels

waarop we onze schoenen slijten geen

namen als martha, albert, julia, roger ?

heel eenvoudig hinkelspel had dan gezegd

wie van wie moet houden.

.

 

Het gedicht

Willem van Toorn

.

Ik ben al vele gedichten op vreemde plekken tegen gekomen, lees de honderden berichten in de categorie ‘Gedichten op vreemde plekken’ er maar op na. En toch wordt ik soms nog verrast door een gedicht op een plek waarvan zelfs ik het niet had verwacht. Dat gebeurde me enige tijd geleden toen ik in Breda in de Grote kerk de expositie Post-Digital Heritage bezocht.

De Grote Kerk van Breda hoort bij de vier topmonumenten van Brabant. Het mausoleum van de voorvaderen van de koninklijke familie, onderstreept haar status. Dit historische bouwwerk is het onbetwiste middelpunt van de stad Breda. En nu denk je misschien dat het gedicht dat ik daar tegenkwam onderdeel was van de expositie maar niets is minder waar. Lopend door de kerk over de grafstenen van honderden jaren oud zag ik op de grond, middenin een grafsteen uit 1652, een koperen plaat met daarop het gedicht van dichter, schrijver en vertaler Willem van Toorn (1935) getiteld ‘Het gedicht’.

De plaat was verdiept aangebracht in de steen, alsof er ooit iets anders had gezeten dat nu vervangen was door de plaat met het gedicht. >nig zoekwerk later en ik lees op de website van dbnl.org : Het lege vierkant op de zerk van kanunnik Polyet uit 1549 werd ‘als aandenken aan de restauratie’ voorzien van een nieuwe koperplaat met een gedicht van Willem van Toorn getiteld ‘Het gedicht’. Mysterie opgelost.  Hieronder een foto van de grafzerk van kanunnik Polyet en het gedicht van Willem van Toorn.

.

Het gedicht

.

Opdat je nooit vergaat
doe ik je in het gedicht
hoe je loopt, hoe je ligt
hoe je lichaam tegen me praat

,

eeuwen hiervandaan
leest een levende het wellicht
aandachtig gebogen gezicht
boven de woorden. Ik dicht je
dat het gedrukt staat.

.

Hanoi

Kira Wuck

.

Zoals ik al eerder deze maand schreef zijn er verschillende dichters bekend en gepubliceerd zijn, die op enig moment aan de Turing gedichtenwedstrijd hebben meegedaan. Kira Wuck (1978) is ook iemand die meedeed aan deze wedstrijd. In de bundel van 2016 staat ze bij de 100 beste dichters. Wuck studeerde aan de Hogeschool Utrecht en volgde de schrijfopleiding aan de Schrijversvakschool. In 2011 brak zij door op het podium toen zij de NK Poetry Slam won. Een jaar later verscheen haar debuutbundel ‘Finse meisjes’ dat in 2013 bekroond werd met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en werd genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs en de Jo Peters Poëzieprijs. In 2018 verscheen haar tweede bundel ‘De zee heeft honger’.

.

Hanoi

.

In een goedkoop hotel waarvan het behang van de muren bladdert

kijken katten koortsachtig uit hun ogen

ze geven hun gasten kopjes zodat ze niet langer blijven

het zijn altijd anderen die kou mee naar binnen dragen

als luizen onder hun kraag

.

een jonge man die zijn kamer niet verlaat

denkt dat de wereld uit zijn vingers loopt

weilanden uit zijn jeugd drijven voorbij

zo ligt hij al eenentwintig dagen

hij droomt ervan zichzelf uit foto’s te knippen

in een land waar de lucht zwart is en opium niet duur

.

Fluisteringen in het duister

MUGzine #15 is uit!

.

Aan het eind van 2022, het derde jaar dat MUGzine verschijnt, komen we met een behoorlijk internationale editie. Een dichter woonachtig in Duitsland, een Vlaams dichter, twee Nederlandse dichters en een Poolse kunstenaar woonachtig in Schotland. En nummer 15 is, zoals altijd het decembernummer, weer een luxe editie.

Wie hebben bijgedragen aan #15? Dat zijn de dichters Simon Mulder, Lennard van Rij, Michiel Ris en Geert Viaene en kunstenaar Nika Novich (@nika.novich.art). Nummer 15 is daarmee weer een feest van poëzie geworden. Op mugzines.nl is ie zoals altijd weer gratis te lezen en te downloaden maar voor de ware liefhebber van gedrukte poëzie is er natuurlijk ook de papieren versie. Wil je MUGzine op papier ontvangen mail dan naar mugazines@yahoo.com

Voor een paar euro sturen we je elk gewenst nummer toe. Of doe jezelf een plezier, ontzorg jezelf en wordt donateur, dan sturen we je een jaar lang elk nieuw nummer automatisch via de post toe. In #15 een ander voorwoord dan je van ons gewend bent, en natuurlijk een Luule.

Om in de stemming te komen hier een gedicht van Lennard van Rij (1980) getiteld ‘Lorca’ over dichter Federico Garcia Lorca (1898-1936).

.

Lorca

.

‘And you, Garcia Lorca, what were you doing down by the watermelons?’

– Allen Ginsberg

.
Bij de olijfboom, had de man gezegd.
Maar zelfs na eenenvijftig dagen graven in Granada:
geen Federico, alleen de groene wind in de olijven
en dit spook door Europa, zijn stigmata trekken
rode sporen door Andalusië.

De doden leven hier, hun ribben steken door het vel
van uitgedroogde teefjeshonden, hun woorden voeden als
doordachte as de dorre, omgewoelde aarde – wouden
die eens hun lichamen waren, wiegen wijs en vredig:
de wereld leert.

Maar wat te denken, Federico, van het woud van stads metaal
dat ons vanavond aanstaart, strijdbare wolkenkrabbers
mysterieloze lichtmachinerieën, deze supermarkt
vol lijken, gram van zwellende druiven en geplukte olijven?

Wat is er over, nu hun stof is ingeblikt
en blik geworden, van die eindeloze geesten, onvatbaar
voor het eindig universum? Waar is hun rijk van
wassend graan, wie bakt nog hun bedachtzaam brood?

En als straks alle wouden mensen zijn geweest, de mensen wouden
hoe wreed zal de natuur dan zijn? Tot waar reiken de wapens?
Zien anarchistische bananen dan reikhalzend uit naar winkeljongens?
Storten meloenen zich voorover, vuren wouden naalden naar elkaar?

En zal de dichter weer verdwijnen?

.

MUGzine is een initiatief van Wouter van Heiningen (MUGbooks) en Marie-Anne Hermans (Poetry Affairs) in samenwerking met Bart van Heiningen (Brrt.graphic.design).

 

Vrolijke vrijdag

Herman Finkers

.

Nu het weer is omgeslagen, de dagen grijs, nat en koud zijn geworden, heeft iedereen wel behoefte aan wat warmte en ontspanning lijkt me. Daarom introduceer ik hier de ‘vrolijke vrijdag’ en zal ik de komende vrijdagen op dit blog louter humoristische, absurde, slapstickachtige, gekke en ironische gedichten plaatsen. Dat veel van deze gedichten light verse zijn spreekt bijna voor zich, daar de beoefenaren van dit genre vaak uitblinken in scherpe, komische en vrolijke poëzie.

Vandaag wil ik beginnen met een gedicht (liedtekst) dat meteen in de titel al goed de toon zet. Het is het getiteld ‘Vinger in de bibs’ van cabaretier en plezierdichter Herman Finkers (1954). Het gedicht is genomen uit ‘Ich bin ein Almeloër’ uit 1996 en te beluisteren via YouTube.

.

Vinger in de bibs

.

De canyonkreekjes tintelen

de zon komt prachtig op

stiekem zit een bloempje

te gluren uit haar knop.

De ochtend wekt de prairie

een cowboy is al op

vertroetelt met zijn merrie

dat bloempje in galop.

.

De cowboy, hij heet John,

stopt bij Mary-Lou

en bedelt Mary-Lou:

‘Zeg Mary-Lou, word jij mijn vrouw?’

Zij raakt geprikkeld warm daarvan

want John als man dat is niet niks

en stopt uit pure geestdrift dan

een vinger in haar bips.

.

Geschrokken stottert John:

‘Wat onbeschaafd gedouw

je bent een grote viesterd

ik zoek een andere vrouw.’

Beschaamd stamelt zij:

‘Ik heb al reeds berouw

vergeef mijn rappe vinger

en trouw je Mary-Lou.’

.

De liefde vat weer vlam

en lekker warm wordt John

zij zucht dan tegen John

‘Mijn hart hijgt naar jou, o John.’

John schenkt haar voor de eerste keer

een kus die knapt als verse chips

dan stopt ze – gatverdakke –

weer een vinger in haar bips.

.

De druppel die de emmer

hij stapt weer op zijn paard

ziet af van zo’n vies meisje

verdwijnt in volle vaart.

En Mary-Lou, ’t is droevig

zij weent er onbedaard

en wordt door alle roddel

als bruidje niks meer waard.

.

Puisten en de pest

o, elke nare kwaal

ze kreeg het allemaal

dus luistert meisjes allemaal

zoekt u een levenscompagnon

voeg bij uw lijst van huwelijkstips

de raad van dit chanson

stop nooit een vinger in uw bips.

.

Waren er vroeger al ijstijden?

Gelooft u in dood na het leven?

Is er ook flora en fauna in het dierenrijk?

.

– Mag ik een boterham?

,

Nee.

.

.

 

Een pleidooi voor inspiratie

Overheid van nu over poëzie

.

Op de website Overheid van nu staat een interessant artikel van begin 2022 onder de titel ‘Alternatieve leestips: een pleidooi voor inspiratie’. Toen ik op het artikel stuitte en het had gelezen wist ik dat ik hier een blogpost aan zou wijden. In het kort is het artikel een aansporing aan professionals werkzaam bij de overheid om (meer) vrij te denken door het lezen van poëzie. Of, zoals het in het artikel wordt verwoord:

“Gedichten stimuleren je om vrij te denken, omdat er geen goed of fout is als het gaat om kunst. Er worden geen meningen gepresenteerd, maar vergezichten. Dat gunnen we alle professionals die interbestuurlijk samenwerken aan de grote maatschappelijke opgaven van nu.”

In het artikel wordt verwezen naar de bundel ‘Olijven moet je leren lezen’ van Ellen Deckwitz, de voormalig dichter des vaderlands (2013-2017) Anne Vegter wordt aangehaald en het artikel wordt geïllustreerd met regels en strofen uit gedichten van bovenstaande dichters en Lieke Marsman, Tjitske Jansen, Rodaan al Galidi, Hagar Peters en Joost Baars. Zo wordt er gesteld, en ik ben het daar zeer mee eens, dat: Wie poëzie leest, loopt het gevaar verliefd te worden op zinnen die je vervolgens de rest van je leven bij je draagt.

Ik denk dat iedere poëzieliefhebber een of meer dichtregels uit het hoofd kent omdat deze ooit een verpletterende indruk heeft gemaakt. Ook ik ken vele regels uit mijn hoofd, ik heb er al eerder over geschreven, uit gedichten van Judith HerzbergVasalisRemco Campert en verschillende uit gedichten van Jules Deelder.

Het artikel eindigt met: “Poëzie neemt verschillende gedaantes aan: die van vergezicht, verdieping, vermaak, confrontatie, inspiratie of ontspanning. Die waarden gunnen we alle professionals die interbestuurlijk samenwerken aan de grote maatschappelijke opgaven van nu. Daarom dus poëzie als leestip op Overheid van Nu.” Een waardevolle tip lijkt me, elke dag poëzie lezen verrijkt je leven, je taal en je verbeeldingsvermogen. En ja sommige poëzie is niet meteen te begrijpen. Deckwitz schrijft hierover:  “Beginnen met lezen van poëzie is ermee akkoord gaan dat je niet meteen alles begrijpt. Maar wel dingen gaat aanvoelen.”

Een compliment voor de (anonieme) schrijver van dit artikel, hopelijk wordt het door vele ambtenaren gelezen en in praktijk gebracht. Natuurlijk een gedicht, dit keer van Ellen Deckwitz getiteld ‘Fietsen’ dat gepubliceerd werd in literair tijdschrift Liter jaargang 12 in 2009.

.

Fietsen

.

Toch knap dat u erin slaagde
het evenwicht te bewaren
op enkele pinkdunne buisjes
die met schroefjes en wat draad
aan twee wieltjes waren vastgemaakt.
.
Het enige wat u moest doen,
was de boel draaiende houden en de bel
alleen in noodgevallen aan te slaan
het kost wat
.
maar een melkgebit later
schept u er tijdens feestjes over op
tot u echt naar huis moet.
.
Daar gaat u dan
– op uiteraard de fiets –
toch even tonen dat u
ook met één hand kan
en dan ook de andere boven
het is net watertrappelen
voor gevorderden met als grande finale
voeten op het stuur en met de punt
van uw neus nog even tingeling en dan zoveel applaus
dat wanneer u op de brancard geladen wordt
er nog even door uw gedachten schiet
.
hoe knap het is,
dat u fietst.
.
.

Belvedère

Peters over Wieg

.

In zijn debuutbundel ‘Belvedère’ uit 2021 denkt dichter Arjan Peters terug aan gestorven schrijvers, vrienden en familie, aan een voorbije liefde, aan de onvoltooide verzen van geliefde dichters, en aan het leven en de liefde in het heden. Peters (1963) studeerde Nederlands en is al dertig jaar bekend als literatuurcriticus, columnist en interviewer.

In deze bundel staat ook het gedicht ‘Rogi Wieg’. Toen ik dit gedicht las wist ik dat ik dit ging plaatsen in de categorie dichters over dichters. Peters beschrijft een ontmoeting met schrijver, dichter, beeldend kunstenaar en muzikant Rogi Wieg (1962-2015) die leed aan ernstige depressies waardoor hij driemaal een poging tot zelfmoord deed. Uiteindelijk overleed Wieg door euthanasie wegens ondraaglijk psychisch en lichamelijk lijden. Dit aspect komt in het gedicht duidelijk naar voren. Het gedicht is het openingsgedicht van het hoofdstuk ‘Met het einde voor ogen’.

.

Rogi Wieg

.

Eén oog bleef leep geloken boven de bunny
op je badjas, en grijnzend gaf je me een trilhand
toen ik jouw afscheid van de lezers kwam noteren
.
zonder idee hoe zoiets moet, maar dat had jij
al evenmin. Hartbrekende taferelen had ik vermoed
maar jij ging op je keyboard zitten spelen
.
en zong er een blues bij. Zei even later, verbaasd:
‘Wat ging het snel, het leven.’ De goulash was goed
en al verzekerde je me hoe dood je wilde
.
omdat jouw toverdraad al lang gebroken was
en er geen apotheek bestand bleek tegen de wildgroei
van kwalen waar je zelf zo geboeid van verhaalde –
.
in gekke opgewektheid reed ik weer naar huis.
Het wezenlijke gaat vanzelf
en snel. Niemand kan het je leren.

.

Mantelzorg

Dubbelgedicht

.

Ik schreef al over de dichtbundels die werden uitgegeven naar aanleiding van de Turing gedichtenwedstrijd. Zo ook in 2014. Al bladerend in ‘Liegen op een hoger plan’ viel me iets op: twee gedichten die het tot de beste 100 gedichten van dat jaar brachten hebben de identieke titel ‘Mantelzorg’.  Even dacht ik dat het woord Mantelzorg in 2014 voor het eerst gebruikt werd maar dat blijkt niet het geval. De term ‘mantelzorg’ is in 1972 bedacht door hoogleraar ziekenhuiswetenschappen Johannes Hattinga Verschure (1914-2006). Hij duidde hiermee de zorg aan die als vanzelfsprekend binnen een sociaal netwerk wordt geboden, zoals de zorg voor een zieke door familieleden en vrienden.

Puur toeval dus en nog een groter toeval dat beide gedichten de beste 100 van de Turing wedstrijd haalden. De twee gedichten werden geschreven door Gerrit Massier en Lotte Methorst. Van Gerrit Massier (1944) werden gedichten gepubliceerd in De Revisor, De Tweede Ronde en Tirade. In 2007 verscheen zijn bundel ‘Zacht graniet’ en in 2017 de bundel ‘Even is het stil’. Over Lotte Methorst is behalve haar deelname aan de Turing gedichtenwedstrijd als dichter niets te vinden.

Beide gedichten dus met dezelfde titel maar zo verschillend van aard en inhoud.

.

Mantelzorg (Gerrit Massier)

.

Gelanceerd door je stoel tot voetstand.

Op defecte hartklep laatste kraakbeen naar de voordeur.

.

Verhalen oud en krom, chaos van geld

en goed, pil en paperas, vlees dat is aangebrand.

.

Gele vlekken die nog troebel werden; turen

door je ooghoeken naar mij, je eigen bloed. Een knipoog

.

en het is goed, een sprankje lente

in een eindeloze winter die geen cyclus kent.

.

Mantelzorg (Lotte Methorst)

.

Dat heb ik weer

Dacht ik

Misschien is zij wel de eerste mens op aarde

Die niet doodgaat

De allereerste mens die niet dood kan

Niet kapot te krijgen is

En hier eeuwig blijft

Zingen en tieren!

Eén seconde maar hoor…

Maar de volgende dag weer

En de volgende dag weer

En de volgende dag weer

En alle daarop volgende dagen weer

Tot de rits het niet meer deed

.

 

Oorzaak en gevolg

Charles Bukowski

.

Om de zoveel tijd moet ik gedichten of proza van Charles Bukowski (1920-1994) lezen. Zijn stijl, zijn rauwheid, zijn eerlijkheid, ik word er altijd vrolijk en blij van, zelfs als het over serieuze of moeilijke thema’s gaat. Vandaag las ik het gedicht ‘Cause and Effect’. Dit gedicht is een open boodschap aan de lezer en de regels ervan zijn als een waarschuwing aan degenen die zich niet bewust zijn van de verontrustende waarheid van onze manier van leven. Sommige lezers vinden dat dit gedicht ‘zelfmoord’ als titel zou moeten hebben maar oorzaak en gevolg zijn veel meer op zijn plaats vind ik. Meer over dit gedicht staat op de website Beamingnotes.com .

.

Cause and Effect

.

the best often die by their own hand
just to get away,
and those left behind
can never quite understand
why anybody
would ever want to
get away
from
them

.