Site-archief

Boris Ryzji

BAM

.

Momenteel lees ik ‘Bam’ een reis van niets naar niets van Jelle Brandt Corstius (1978) uit 2019. Samen met kunstenaar Aldo van den Broeck en grafisch ontwerper Fabian Hahne reizen ze als ‘kunstproject’ de 4287 kilometer lange Bajkal-Amoer Magistrale (BAM) spoorlijn af, een alternatief voor de Trans-Siberische spoorweg, die volgens de Sovjetregering van Leonid Breznjev in de jaren ’60 te dicht in de buurt van de Chinese grens lag en daarmee een strategische achilleshiel vormde.

Een van de redenen dat Brandt Corstius zo enthousiast is om deze reis te maken is dat hij, net als ik trouwens, liefde koestert voor lelijkheid en vergane glorie. De mensen, huizen en fabrieken die hij tijdens zijn reis door Siberië tegenkomt, zijn er inderdaad slecht aan toe. ‘Lelijkheid is schoonheid die niet in de ziel kan blijven,’ citeert Brandt Corstius de Russische dichter Boris Ryzji.

In ‘BAM’ schrijft Brandt Corstius over het moment dat hij fan werd van de Russische dichter Boris Rizji. Arie Boomsma had hem op deze dichter gewezen en na lezing van het gedicht ‘Lego’ dat Ryzji schreef in 2000 voor Poetry International ‘wist hij zelf zeker dat hij een kind wilde’ zo schrijft hij.

Geoloog en dichter Boris Ryzji (1974-2001) woonde in Jekaterinboerg (vroeger Sverdlovsk), een grote industriestad in de Oeral en op dat moment, volgens Brandt Corstius, zo’n beetje de maffia hoofdstad van Rusland. Na een studie geofysica werkte hij bij het Geofysisch Instituut aldaar. Als dichter debuteerde hij in 1994 in het tijdschrift Oeral, later maakte hij ook naam in Moskou en Sint-Petersburg. Hoewel hij uit een ontwikkelde familie kwam leefde hij liever als een straatjongen, een dronkenlap en vechtersjas die aan de zelfkant (criminaliteit) van de maatschappij leefde. In 2001 pleegde hij zelfmoord. Hij leed toen aan een bipolaire stoornis en gebruikte veel drugs. Kort na zijn dood werd hij postuum onderscheiden met de ‘Noordelijke Palmyra’ een van de meest begeerde prijzen in de Russische poëzie, voor zijn bundel ‘Opravdanije zjizni’ (Een reden om te leven).

Ryzji debuteerde in 1994 en in totaal verschenen er drie bundels van hem. Sinds zijn overlijden in 2001 is zijn poëzie geprezen en toegevoegd aan het canon van Russische dichters. Veel van zijn gedichten en bundels zijn de afgelopen jaren toegevoegd aan de verzamelingen van essentiële literatuur, en hij heeft enorme populariteit verworven voor zijn verzen, die soms vulgair en arrogant zijn, soms vormelijk meesterlijk en herinnerend aan de Zilveren Eeuw van Rusland.

Het gedicht ‘Lego’ verscheen in de bundel ‘Wolken boven E’ dat in 2004 verscheen in een vertaling van Anne Stoffel die daarvoor de Aleida Schot-prijs voor haar vertalingen uit het Russisch kreeg (en dan met name voor deze bundel). Het gedicht verscheen ook in De Tweede Ronde, jaargang 24 in 2003.

.

Lego

.

Als ik terugkom uit Nederland, geef ik je Lego,
en dan bouwen we samen een prachtig kasteel.
Je kunt jaren en mensen tot terugkeer bewegen,
en ook liefde, wat zeg ik, er is nog zo veel.
Ik ging weg voor altijd, maar terug zal ik komen,
en dan reis ik met jou naar de zon en de zee.
Of we huren gewoon iets goedkoops voor de zomer
en we tellen ons geld en misschien valt het mee.
We gaan leven en luieren tot het gaat sneeuwen.
En als zoiets niet lukken mocht eventueel –
nou, dan stuur ik, mijn zoon, je uit Nederland Lego,
en dan bouw je maar zelf een fantastisch kasteel.

.

De dag en de nacht

F.I. Tjoettsjev

.

Fyodor Ivanovich Tyutchev (1803-1873) was een Russische dichter en diplomaat. Hij groeide op in Moskou, waar hij op 13-jarige leeftijd toetrad tot de literaire kring van professor Merzlyakov. Zijn eerste gedrukte werk was een vertaling van Horatius ‘brief aan Maecenas , gepubliceerd toen hij nog 15 was. Vanaf die tijd onderscheidde zijn poëtische taal zich van die van Poesjkin en andere tijdgenoten door het vrije gebruik van majestueuze, plechtige Slavische archaïsmen.

Tyutchev is een van de meest uit het hoofd voorgedragen en geciteerde Russische dichters. Incidentele poëzie (voor een bepaalde gelegenheid geschreven poëzie), vertalingen en politieke gedichten vormen ongeveer de helft van zijn totale poëtische productie. De ongeveer tweehonderd lyrische gedichten die de kern van zijn poëtische genialiteit vertegenwoordigen, of het nu gaat om het beschrijven van een natuurtafreel of liefdespassies, leggen de nadruk op metafysica. Tyutchevs wereld is bipolair: hij opereert gewoonlijk in categorieën als dag en nacht, noord en zuid, droom en werkelijkheid, kosmos en chaos, een stille wereld van winter en lente vol leven.

Een modernistisch gevoel van angst doordringt zijn poëzie, dat is waarschijnlijk dan ook de reden dat hij aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw werd herontdekt en geprezen als een groot dichter door Russische symbolisten als Vladimir Solovjov , Andrej Bely en Alexander Blok.

Dat zijn naam anders boven dit stuk staat (Tsjoettsjev in plaats van Tyutchev) is mij ingegeven door een bundeltje met zijn poëzie met als titel ‘Gedichten’ dat uitgeverij De Lantaarn in 1988 publiceerde. Deze bundel is deel 50 uit de reeks die Stichting De Lantaarn onder redactie van Jan Paul Hinrichs uitgaf tussen 1978 en 1997. De gedichten van Tsjoettsjev werden vertaald door Frans-Joseph van Agt. Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘De dag en de nacht’ die helemaal past in de bipolaire wereld van tegenstellingen in de wereld van Tjoettsjev.

.

De dag en de nacht

.

Op het geestenrijk en zijn geheim,

die afgrond zonder naam of bodem,

is door de hoge wil der goden

een kleed gespreid van goudsatijn.

De dag – dat kleed briljant van tint –

weet aardse wezens op te beuren,

vertroost de zielen in hun treuren,

is mens en goden welgezind!

.

Doch kwijnt de dag – de nacht komt aan,

en van de wereld van het kwade

rukt zij de zalige gewaden

en werpt die ver van haar vandaan…

En vóór ons ligt de afgrond bloot

mat al zijn zware angst en koude,

en niets kan ons daar weg van houden –

zo zijn we ’s nachts in vrees en nood!

.

(niet later dan begin 1839)

.

Kalashnikov en poëzie

Michail Timofejevitsj Kalashnikov

.

Ik weet niet precies meer waar ik het hoorde , ik denk op de radio, maar de uitvinder van het Kalashnikov machinegeweer, Michail Timofejevitsj Kalashnikov (1919-2013) had naast het feit dat hij militair was en dus het beroemdste (of beruchtste) machinegeweer aller tijden had uitgevonden, ook nog een andere passie namelijk dichten. Wanneer ik zoiets hoor dan kan ik niet wachten om op zoek te gaan naar feiten en, natuurlijk, poëzie van zo iemand.

Kalashnikov werd door de ontwikkeling van zijn machinegeweer (er zijn er inmiddels ruim 80 miljoen van gemaakt) in 1949 beroemd in de voormalige Sovjet Unie. Als je de lijst met ordes, medailles en prijzen ziet op zijn Wikipediapagina dan duizelt het je al snel. Een gedicht vinden van deze man is moeilijker zo bleek. Uiteindelijk heb ik via Reddit een bericht van iemand gevonden waarin stond dat in het boek dat Kalashnikov over zijn machinegeweer schreef (samen met Elena Joly) getiteld ‘The gun that changed the world’, een gedicht van hem stond. Een gedicht zonder titel dat ik toch de moeite waard vond om hier te delen.

 

Ik heb alles zorgvuldig afgewogen,
In het leven ben ik alle steun kwijt,
Mijn hart klopt niet meer goed,
Mijn hele lichaam is gevoelloos en strak.

.

Ze vertellen me dat de slee buiten staat
om me naar het kerkhof te brengen.
Ik ben als een man die dood en begraven is.
Alles om me heen stort in.

.

Sofia Parnok

Eerste Russische openlijk lesbische dichter

.

Sofia Yakovlevna Parnok (1885 – 1933) was een Russische dichter , journalist en vertaler. Vanaf de leeftijd van zes jaar schreef ze poëzie in een stijl die heel anders was dan die van de overheersende dichters van haar tijd, en in plaats daarvan onthulde ze haar eigen gevoel voor haar Russische en haar Joodse identiteit, en kwam ze naar buiten als lesbienne. Naast haar literaire werk werkte ze als journalist onder het pseudoniem Andrei Polianin. Ze is aangeduid als “de Russische Sappho “, zoals ze openlijk schreef over haar zeven lesbische relaties.

Na haar studie aan het Gymnasium afgerond te hebben, verhuisde Parnok in 1905 naar Genève en probeerde muziek te studeren, maar had geen echte drive en keerde snel terug naar Moskou. Om afstand te nemen van de controle van haar vader en haar financiële afhankelijkheid van hem, publiceerde ze in 1906 haar eerste gedichtenbundel onder het pseudoniem Sofia Parnok en trouwde ze in 1907 met Vladimir Volkenstein . Binnen twee jaar strandde het huwelijk en ging ze aan de slag als journaliste.

Vanaf 1913 had Parnok uitsluitend relaties met vrouwen en gebruikte die liefdesrelaties om haar creativiteit te voeden . De opeenvolgende relaties met vrouwelijke muzen uit de kunst en wetenschappen, inspireerde haar ertoe vijf dichtbundels te publiceren en verschillende libretto’s voor opera te schrijven, voordat ze in 1933 aan een hartziekte overleed. Na 1928 mocht Parnok haar poëzie niet meer publiceren, en haar werk werd grotendeels vergeten tot na de Sovjetperiode. In 1979 werd voor het eerst haar verzameld werk uitgegeven.

.

Een spin heeft mijn icoon vergrendeld

En elk gebed is dood. Mijn hoofd

Zakt in de kussens neer, ellendig,

In één dag van ’t verstand beroofd.

.

Hij zal, als hij mij mee komt nemen,

Niet als muziek zijn, niet als rook,

Niet als een zwartgewiekte demon,

Niet als bezielde stilte ook, –

.

Maar nee, gewoon: een hond gaat janken,

Een auto giert in rauwe klanken,

Een rat glipt naar zijn hol. O ja!

Ik – die naar goed noch kwaad ooit streefde –

Zal de muziek waarbij ik leefde

Ook horen als ik sterven ga.

.

Gedicht over Stalin

Osip Mandelstam

.

In mijn vorige bijdrage over de bundel ‘Gezanten uit Alexandrië, schreef ik al dat ik zou terugkomen op een gedicht van de Russische dichter Osip Mandelstam dat hij schreef over de dictator Joseph Stalin in 1933. Mandelstam droeg dit gedicht in hem vertrouwde kringen voor maar die vertrouwde kringen bleken minder vertrouwd dan hij had gehoopt. Hij werd gearresteerd, opgesloten en weer vrijgelaten op persoonlijke voordracht van Stalin. Hij zwierf daarna met zijn vrouw vier jaar door de Sovjet Unie, opgejaagd en rechteloos zonder enig uitzicht om aan die situatie te ontsnappen of een echt pardon van de leider. In 1938 werd hij uiteindelijk alsnog opgepakt door de geheime politie en naar Siberië vervoerd waar hij vermoord werd.

Het gedicht ‘Stalin’ is in de bundel opgenomen en en vertaald door Nadjezdja Mandelstam zijn vrouw. Na Osips tweede arrestatie en overlijden in een doorvoerkamp in 1938 leidde Nadjezdja Mandelstam een zwervend bestaan om arrestatie te voorkomen, waarbij ze regelmatig van adres en baan wisselde. Ze zag het als haar levenstaak de poëzie van Osip te bewaren voor het nageslacht. Ze leerde daarvoor het oeuvre van haar man uit haar hoofd.

Meer informatie over Mandelstam en zijn poëzie is hier https://woutervanheiningen.wordpress.com/2012/07/12/het-ene-isme-is-het-andere-isme-niet/  te lezen.

In 1970 verscheen in Engeland het boek ‘Hope against hope’ met de memoires van Nadjezdja Mandelstam van haar leven met Osip. In dit boek staat de oorspronkelijke vertaling van haar hand dat je hieronder kunt lezen. In het Engels en voor de die hards in het Russisch.

.

(Stalin)

.

We live. We are not sure our land is under us.
Ten feet away, no one hears us.

.

But wherever there’s even a half-conversation,
we remember the Kremlin’s mountaineer.

.

His thick fingers are fat as worms,
his words reliable as ten-pound weights.

.

His boot tops shine,
his cockroach mustache is laughing.

.

About him, the great, his thin-necked, drained advisors.
He plays with them. He is happy with half-men around him.

.

They make touching and funny animal sounds.
He alone talks Russian.

.

One after another, his sentences hit like horseshoes! He
pounds them out. He always hits the nail, the balls.

.

After each death, he is like a Georgian tribesman,
putting a raspberry in his mouth

.

Мы живем, под собою не чуя страны …

.

Мы живем, под собою не чуя страны,
Наши речи за десять шагов не слышны,
А где хватит на полразговорца,
Там припомнят кремлевского горца.
Его толстые пальцы, как черви, жирны,
И слова, как пудовые гири, верны,
Тараканьи смеются смезтся гюлеся смезтся смезтся гюезся гюесся гюеяся
гири верны.

.

А вокруг него сброд тонкошеих вождей,
Он играет услугами полулюдей.
Кто свистит, кто мяучит, кто хнычет,
Он один лишь бабачит en тычет.
Как подкову, дарит за указом указ –
Кому в пах, кому в лоб, кому в бровь, кому в глаз.
Что ни казнь у него – то малина
И ирокая грудь осетина.

.

Weemoed op het schip

Pavel Katenin

.

De Russische classicistische dichter , toneelschrijver en literair criticus die ook heeft bijgedragen aan de evolutie van de Russische romantiek Pavel Aleksandrovich Katenin (1792 – 1853) was een fervent theaterbezoeker die Shakespeare afkeurde als vulgair en obscuur en Corneille en Racine bewonderde vanwege hun nobele dictie en helderheid. Katenin was van adel en hij onderscheidde zich in de oorlog tegen Napoleon, maar hij werd het leger uitgeschopt vanwege zijn liberale opvattingen.

Vanaf 1827 trok hij zich terug op zijn landgoed. Katenin debuteerde in 1810 waar hij zich ontwikkelde tot een gewaardeerd dichter en criticus. Katenins vroege ballades hadden een merkbare invloed op de Russische ballades van Poesjkin, die Katenin hoog in het vaandel had staan ​​en bijna de enige was die recht deed aan zijn poëzie. In zijn latere werk werd Katenin overdreven archaïsch en brak hij uiteindelijk met de smaak van de dag. Bij alles wat hij deed, was hij een echte meester in techniek, maar het ontbrak hem aan het creatieve vuur dat alleen infecteert en aantrekt. In een vertaling van Peter Zeeman uit ‘Spiegel van de Russische poëzie’ het gedicht ‘Weemoed op het schip’.

.

Weemoed op het schip

.

De wind waait uit het noorden, en het zware anker

Ketent ons zeilschip aan de bodem van de zee.

De uren lijken stil te staan, de dag duurt langer.

Ik voel met treurig, triest, het zit vandaag niet mee.

.

De vreugdevolle tijd van troost moest snel weer wijken:

De dood, die ongenode gast, sloeg alles neer;

Mijn hart lijkt bijna onder kommer te bezwijken:

Hoe stelt een riethalm tegen stormen zich teweer.

.

Zo’n drie jaar lang heb ik met ’s levens storm gevochten,

Al drie jaar heb ik mijn gelieven niet gezien.

Het weer is slecht, en dat begon al in de ochtend:

Ga draaien, wind! Of vind je dat ik dit verdien?

.

Als ik mijn moeder en mijn vrienden mag omarmen

Zal ik misschien opnieuw weer zielsgelukkig zijn.

Verkil niet, vurig hart, laat hoop je weer verwarmen,

Kijk uit, onstuimige, en doe jezelf geen pijn.

.

Op het station

Dubbelgedicht

.

Vandaag een dubbelgedicht met als onderwerp; het station. Twee totaal verschillende dichters met elk een gedicht dat bij dit onderwerp past, in dit geval een treinstation en een metrostation. Allereerst Theun de Winter (1944) met het gedicht ‘In de hal van het Centraal Station’ uit de bundel ‘De gedichten’ uit 1972. Het gedicht verscheen ook in ‘Elf gedichten voor Piet Keizer’, in 1973 uitgegeven als hommage aan de grote Ajaxied, die dat jaar dertig jaar werd.

Het tweede gedicht is van Boelat Okoedzjava (1924 – 1998) en is getiteld ‘Liedje over de metro’. Okoedzjava is geboren in Georgië, schreef proza maar is vooral populair geworden in de Sovjet Unie als dichter en chansonnier met melancholieke en soms satirische liedjes over de oorlog, liefde, dood en eenzaamheid.  Het gedicht komt uit ‘Spiegel van de Russische poëzie’ uit 2000.

.

In de hal van het Centraal Station

.

In de hal
van het Centraal Station
kon ik mij
met moeite een
volwassen handtekeningenjager
van het lijf
houden
die dacht dat ik
een van de Cats was
Mijn dochter heeft al
jullie platen
.
Persoonlijk werd ik
veel liever voor
een Beach Boy aangezien
in welke situatie
ik zou signeren
met Carl Wilson
.
Als Beach Boy had ik
geld genoeg om
mijn gebit
te laten behandelen
totdat een geringe
ruimte tussen
mijn twee voortanden
verkregen is –
een plastisch chirurg
en de kapper doen
de rest
.
Daar loopt Piet Keizer
zouden de mensen
denken.

.

Liedje over de metro

.

In mijn metro heb ik altijd volop ruimte,

vanaf de jaren dat ik duimde

blijkt ze immers als een lied te zijn

met ‘Rechts staan, links passeren’ als refrein.

.

De orde is heilig, is wel gedaan:

de reizigers die rechts staan – staan,

maar zij die gaan zijn steeds gehouden

te allen tijde links te houden.

.

November

Innokenti Annenski

.

De in Omsk (Rusland) geboren dichter, vertaler en essayist Innokenti Annenski (1855 – 1909) is een vrij onbekende dichter uit Rusland. Hij was dan ook een laatbloeier met een klein oeuvre, die pas na zijn dood erkenning kreeg en dan ook nog in een kleine kring van kenners waaronder Boris Pasternak (toch niet de minste). Hoewel hij al vanaf jongs af aan schreef publiceerde hij pas zijn eerste werk in 1901.

Annenski schreef bondige, precieze symbolistische lyriek (dat wil zeggen dat alles wat beschreven wordt staat voor iets anders) met een melancholieke inslag, die de tragiek van het bestaan tot onderwerp heeft. Onmiddellijk na zijn dood in 1909 werd zijn bekendste dichtbundel ‘Het cypressehouten kistje’ gepubliceerd. Daarna ontstond pas zijn grootste populariteit, tussen 1910 en 1920, niet alleen vanwege zijn verzen, maar ook vanwege zijn geroemde vertalingen van Franse symbolisten als Baudelaire, Rimbaud en Verlaine.

In 1996 verscheen de bundel ‘Vier Petersburgers’ bij uitgeverij De Bezige Bij met daarin onder andere het gedicht ‘November’ van Annenski in een vertaling van Peter Zeeman.

.

November

.

Het avondrood is dof, verschoten,

En doods de gele dageraad.

Een tak door het kozijn omsloten

Hing gister net zo desolaat…

.

Slechts dit wordt mij tot troost geboden:

Al wat ik schrijf wordt delicaat

Met milde tinten overgoten,

In zilverwitte glans gebaad.

.

De nevel houdt de zon gevangen…

Nu in de sneeuw een slee bespannen,

De wolken volgen in hun jacht,

.

Je over schel gefluit verblijden

En deinend door de witte pracht

Naar onbegrensde verten glijden…

.

Lijstjes

Meander

.

Het fenomeen van lijstjes maken is mij niet vreemd. Zo heb ik op dit blog een lijstje gemaakt van muzieknummers die ik graag luister en mij vooral energie geven, ben ik gevraagd door de redactie van literatuurwebsite Meander om, als medewerker/bestuurslid, mijn drie favoriete gedichten op te stellen en nu ben ik door dichter/schrijver/organisator Alja Spaan via Facebook gevraagd 7 dagen lang elke dag de cover van een boek te plaatsen zonder verdere informatie om het belang van lezen te benadrukken.

Dat lijstje van mijn drie favoriete gedichten hou ik nog even voor me, dat wordt binnenkort via de nieuwsbrief van https://meandermagazine.nl/ bekend gemaakt, dus was je nog geen abonnee, zorg er dan nu voor dat je dat wordt. Elke week een nieuwsbrief met informatie over poëzie, recensies en artikelen via https://meandermagazine.nl/aanmelden-voor-het-gratis-meander-magazine/ .

Maar nu terug naar de boeken. Mij is gevraagd geen poëziebundels te plaatsen maar romans of andere interessante boeken. Dat is geen probleem, dat doe ik graag maar eigenlijk had ik al eerste boek ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ van Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries willen plaatsen. En daarom doe ik dat hier. Deze dikke bundel met een canon van de Europese poëzie bevat een schat aan de meest geweldige gedichten. Ruim 720 pagina met de mooiste gedichten (in vertaling) vanaf de 8ste eeuw voor Chr. tot het begin van de 21ste eeuw. Van Homerus tot H.H. ter Balkt.

En omdat een bericht op dit blog geen bericht is zonder gedicht koos ik voor het gedicht ‘De Muze’ van Jevgeni Baratynski (1800-1844) in een vertaling van Peter Zeeman. Baratynski werd geprezen door Alexander Pushkin als de beste Russische elegische dichter. Na een lange periode waarin zijn reputatie aan het afnemen was, werd Baratynsky herontdekt door dichters van de Russische symboliek als een van de beste dichters. De stijl van Baratynsky is klassiek. Maar in zijn pogingen om zijn gedachten een diepgaande en geconcentreerde verklaring te geven, wordt hij soms duister.

.

De Muze

.

Mijn Muze kan me niet verblinden:

Ze gaat niet voor een schoonheid door,

Dat mannen zich rond haar verdringen

In vuur en vlam – het komt niet voor.

Ze heeft geen zin, noch het vermogen

Om te verleiden met kledij,

Spitsvondigheden of haar ogen.

Toch raakt men soms verwonderd bij

De aanblik van haar oogopslag,

Soms treft de eenvoud van haar woorden.

Hier past geen schamper hoongelach,

Maar lof in sobere akkoorden.

.

 

In andermans handen

Anna Achmatova

.

De bundel ‘In andermans handen’ bevat een (beknopt) overzicht van de gedichten van Anna Achmatova (1889 – 1966), vertaald, gekozen en ingeleid door Hans Boland. In een goed leesbare inleiding beschrijft Boland het leven van Achmatova en de ontwikkeling die haar poëzie heeft doorgemaakt in waarschijnlijk de meest roerige periode die Rusland (en later de Sovjet Unie) in haar geschiedenis kende (voor, tijdens en na de eerste en tweede wereldoorlog en de revolutie).

Met de dichters Sergej Gorodetski, Osip Mandelstam en Nikolaj Goemiljov en anderen behoorde ze tot ‘Het dichtersgilde’, een literaire groep die zich ook Acmeïsten noemden naar het Griekse woord ‘άχμή’ (akmé): hoogtepunt, bloei. Zij streefden naar een apollinische (rustige) helderheid en zetten zich af tegen de symbolisten, met hun dionysische (extatische) hang naar mystiek, gecompliceerde meerduidigheid en occultisme. In plaats van metaforen voor het hogere te gebruiken verwezen ze liever naar aardse dingen. Ze waren daarbij niet experimenteel zoals in het Futurisme, dat zich gelijktijdig als reactie op het symbolisme ontwikkelde. Hun bijeenkomsten leken op workshops waar nieuwe schrijfwijzen werden ontwikkeld. Een belangrijke techniek die Achmatova zich daarbij al vroeg eigen maakte was die van de metonymen (net als de metafoor een vorm van beeldspraak).

Het gedicht ‘Voor een geliefde’ uit haar bundel ‘Een witte vlucht’  uit 1917 is uit de periode die in de Russische literatuurgeschiedenis de ‘Zilveren eeuw van de poëzie’ wordt genoemd, een periode waarin allerlei literaire scholen ontstonden.

.

Voor een geliefde

.

Je hoeft me niets te zeggen met een duif,

Je hoeft me geen bezorgde brief te sturen,

Blaas niet in mijn gezicht met maartse wind.

Ik ben sinds gister in de Groene Hof,

Onder een schaduwdek van populieren,

Alwaar men rust voor ziel en lichaam vindt.

.

En ik kan het paleis zien hiervandaan,

Omringd door schildwachthuisjes en kazernes,

En de Chinese brug over het ijs.

Jij blijft maar steeds op de veranda staan,

Verwonderd over zoveel nieuwe sterren,

Verstijfd – je wacht al haast drie uur op mij.

.

Ik zal voorbijschieten – een schuwe wezel,

En in een boom springen – een grijze eekhoorn,

En ook zal ik een zwaan zijn, die jou roept;

Dan hoeft de bruidegom niets meer te vrezen,

Als hij moet wachten in de blauwe sneeuwstorm

Waar hij weldra zijn dode bruid ontmoet.

.