Site-archief

Het mes op de gorgel

C. Buddingh’

.

In een kringloopwinkel in Den Haag heb ik weer een paar mooie vondsten gedaan. Zo kocht ik ‘Het mes op de gorgel’ Gorgelrijmen en andere gedichten van C. Buddingh’ (1918 – 1985). Dit fraaie bundeltje in de zwarte beertjes reeks met een omslagontwerp van Dick Bruna uit 1960 heeft als thema: Nonsens of wat daarvoor door moet gaan.

Op de achterkaft staat te lezen: De Gorgelrijmen van C. Buddingh’, in de tweede wereldoorlog voor het eerst in een clandestiene luxe uitgave verschenen en naderhand talloze malen uitgebreid en herdrukt, behoren stellig tot de meest gelezen hedendaagse Nederlandse poëzie. In deze bundel staan ze voorop, doch ze worden gevolgd door een uitgebreide keuze uit de minder bekende gedichten van dezelfde geestige, speelse en originele poëet.

Uit deze bundel een typisch Buddingh’ rijm ‘De Blobber’.

.

De Blobber

.

De blobber heeft een kop van kalk,

Maar ogen als een neushoornvalk.

.

Hij doet echter graag interessant,

En draagt een bril met gouden rand,

.

Die hij, uit vrees hem te verliezen,

Wanneer hij onverwacht moet niezen,

.

En wijl zijn kop wat steun behoeft,

In zijn halswervels heeft geschroefd,

.

Hetgeen zijn houding tevens iets

Bijzonder statigs geeft, of niets

.

Op deze waereld kan gebeuren

Dat zijn sereniteit kan steuren.

.

gorgel

 

Zij

Bernard Dewulf

.

Voormalig stadsdichter van Antwerpen (2012-2014) Bernhard Dewulf (1960) is naast dichter ook redacteur, columnist en dramaturg voor theatergezelschap NT Gent. Dewulf publiceerde al gedichten in diverse literaire tijdschriften, voor hij debuteerde met de bundel ‘Waar de egel gaat’ in 1995. Sindsdien publiceerde hij naast gedichten ook theatrale vertellingen, lezingen, kunstbeschouwingen en essays.

Uit de bundel ‘Waar de egel gaat’ uit 1995 het liefdesgedicht ‘Zij’.

.

Zij

.

Wij doen ondeelbaar, hart aan hart,

maar slapen ieder onze nacht.

Haar lichaam ademt in mij voort

en binnen word ik weggedacht.

.

Woont daar iemand die bestaat

als zij zich sluit? Alles is

zo denkbaar in dit hoofd, ik

raak er niet in en niet uit.

.

Ik ken haar enkel in mijn armen,

zij houdt mij eeuwig op de tast.

Zij slaapt en wie is zij

die morgen weer in alles past?

.

Dewulf

Dewulf-2

 

Vogels

Bert Schierbeek

.

Bert Schierbeek (1918-1996) was een van de dichters die aan de wieg stonden van de Vijftigers beweging. Hij was behalve dichter ook schrijver, essayist en toneelschrijver In Twente geboren groeide hij op in Groningen en studeerde hij in Amsterdam.

In 1946 sloot hij zich aan bij de Cobra-groep, die voornamelijk bestond uit beeldend kunstenaars en werd hij redacteur van het tijdschrift Het WoordSchierbeek verzette zich tegen traditioneel taalgebruik en literaire patronen. In 1951 publiceerde hij ‘Het boek Ik’, dat wordt beschouwd als het eerste Nederlandse experimentele prozaboek. De breuk met de traditie was compleet. De roman lijkt opgebouwd te zijn zonder verhaallijn en uit niet meer dan associaties van woorden en gedachten te bestaan.

Hij werkte samen met Lucebert en Karel Appel en hij won verschillende literaire prijzen zoals de Henriette Roland Holst-prijs in 1960, de Herman Gorterprijs in 1978 en de Constantijn Huygensprijs in 1991.

Uit de postuum verschenen bundel ‘Vlucht van de vogel’ uit 1996 het titelgedicht.

.

Vlucht van de vogel
.

soms op een vleugje wind

soms in een storm

vliegen zij op

een wolk van vogels

voor de zon

.

welke dromen

bevliegen de vogels

dat zij zich

lichtvaardig

in zoveel lucht

begeven

.

vogels

 

Het gedicht Vlucht van de vogel is ook aangebracht op de gevel van een school aan de Jac. P. Thijsselaan in Oegstgeest
schierbeekMet dank aan Wikipedia.

 

 

Het gevecht met de muze

Bertus Aafjes

.

Vandaag wil ik aandacht besteden aan de dichter Bertus Aafjes. Aafjes (1914-1993) was schrijver en dichter die ook onder de naam Jan Oranje publiceerde. Hij debuteerde met ‘Het gevecht met de muze’ waarover hierna meer. Hij maakte deel uit van de redactie van de literaire tijdschriften ‘Criterium’ en ‘Ad Interim’, was één van de oprichters van het blad ‘Klondyke’ en verleende zijn medewerking aan talrijke tijdschriften. In 1953 verscheen zijn (voorlopig) laatste dichtbundel ‘De Karavaan’ nadat hij zich negatief had uitgelaten over de Vijftigers.

In opdracht van het Elseviers Weekblad zou Aafjes in de zomer van 1953 zes artikelen aan de Vijftigers wijden, drie tegen en drie vóór deze groep experimentele dichters. Elsevier stopte de reeks echter nadat de eerste drie kritische artikelen een storm van protest hadden losgemaakt. Aafjes koos dan ook voor een ongekend harde toon, en zijn zin: “Lees ik Lucebert’s poëzie, dan heb ik het gevoel dat de SS de poëzie is binnengemarcheerd”, werd berucht. Veel lezers van het rechtse Elseviers Weekblad steunden Aafjes in zijn kritiek op de Vijftigers, maar vrijwel al zijn collega’s en bekenden uit de literaire wereld vielen over hem heen. De Elsevier-artikelen leidden ertoe dat Aafjes alleen kwam te staan in de literatuur en luidden ook het einde van zijn eigen dichterschap in.

Later in zijn leven zou Aafjes toegeven dat hij zich enorm vergist had en dat zijn afkeer van de Vijftigers al kort na het verschijnen van de gewraakte artikelen was omgeslagen in bewondering. In een brief uit 1983 bood Aafjes zelfs zijn excuses aan Lucebert aan, een van de dichters die hij in 1953 hard had aangevallen. Lucebert reageerde dat hij nooit wrok had gekoesterd tegen Aafjes en dat het jammer was dat ze elkaar nooit ontmoet hadden. Dan had de “roestige nutteloze strijdbijl” meteen begraven kunnen worden.

In 1980 publiceerde hij nog wel de bundel ‘Deus sive natura’ met erotische poëzie maar deze bundel werd zeer kritisch onthaald. In totaal publiceerde Bertus Aafjes meer dan 100 werken en kreeg hij o.a. de Tollensprijs (voor zijn gehele oeuvre) in 1953, de ANWB prijs voor ‘De wereld is een wonder’ in 1960 en de Cestodaprijs in 1989.

Uit mijn boekenkast heb ik de bundel ‘Het gevecht met de muze’ gehaald. Deze bundel uit 1965 bevat de bundels ‘Het gevecht met de muze’ (1940) en het  ‘Het zanduur van de dood’ (1941). Deze laatste bevat, de afdelingen ‘Het zanduur van de dood’, ‘Sonnetten uit 1938’ en ‘Verspreide gedichten’.

Op de achterflap staat onder andere over Aafjes geschreven: Hij is geboren met het herscheppend dichteroog, waarmee hij een morbide wereld kan veranderen in een lieflijk paradijs – een charmante leugen, waarin wij hem zo nu en dan gaarne willen geloven.

Uit ‘Het gevecht met de muze’ het gedicht (hoe kan het ook anders vandaag) ‘Zondagmorgen’.

.

Zondagmorgen

.

Grijs staat de gracht gedempt

En in het water weerspiegeld

Toeven de takken gestremd

En door de mist doodgewiegeld.

Hoor je de hoer die giechelt

Naakt naast haar wollen hemd,

Gierend en ongeregeld

Of zit zij vastgenageld

tussen toeklappende deuren?

Nu klinkt het weer gedempt.

.

aafjesgevechtmuze3

aafjes

Een zwemmer is een ruiter

Paul Snoek

.

Paul Snoek (1933-1981) was het pseudoniem van Edmond André Coralie Schietekat (Hij nam de naam van zijn moeder aan Paula Snoeck). Snoek was een van de bekendste dichters en prozaschrijvers van België.  Hij debuteerde met de bundel ‘Archipel’ in 1954 en er verschenen in totaal 22 bundels van zijn hand. Tijdens zijn leven ontving hij onder andere de Jan Campertprijs (1971) en de Driejaarlijkse Staatsprijs voor de Vlaamse poëzie (1969) voor ‘De zwarte muze’.

Paul Snoek wordt gerekend tot de vijfenvijftigers (als een reactie op de vijftigers). Zij organiseerden zich rond het tijdschrift Gard Sivik, een naoorlogs avant-garde tijdschrift dat zich ook bezighield met het ethische. Zij zetten zich af tegen de ethische implicaties van de ‘Tijd en Mens’-generatie. Ze gingen op zoek naar meer esthetisch georiënteerde poëzie. Met andere woorden, het ethische was voor hen ondergeschikt aan het esthetische. Zij moesten niets meer weten van een direct engagement. Bij hun ging het om de schoonheid van de gedichten.

Zijn werk is moeilijk bij één stroming in te delen of valt moeilijk onder één noemer te vatten. Begonnen als romantisch dichter, evolueerde hij naar meer agressieve en cynische geschriften. Op het laatste werd hij een gelaten, pessimistisch dichter, in overeenstemming met zijn manisch-depressieve buien.

.

Uit de bundel ‘Hercules’ uit 1960 het gedicht ‘Een zwemmer is een ruiter’.

.

Een zwemmer is een ruiter

Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water,
is liefhebben met elke nog bruikbare porie,
is eindeloos vrij zijn en inwendig zegevieren.

En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers,
is met armen en benen aloude geheimen vertellen
aan het altijd allesbegrijpende water.

Ik moet bekennen dat ik gek ben van water.
Want in het water adem ik water
word ik een schepper die zijn schepping omhelst,
en in het water kan men nooit geheel alleen zijn
en toch nog eenzaam blijven.

Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.

.

paul snoek

Hommage aan Paul Snoek van Jef Snauwaert (pasteltekening/schilderij op papier, 1983)

.

snoek_hercules

Met dank aan Wikipedia, DBNL.org en Poezie-leestafel.info

 

 

Poetry in motion

New York, 1992

.

Bij Poetry in motion moet ik altijd denken aan het lied van Johnny Tillotson uit 1960. Weliswaar ver van voor mijn tijd, maar het is zo’n liedje dat, als je het eenmaal gehoord hebt, blijft hangen. Verrassend was het dan ook toen ik surfend op het wereld wijde web de term Poetry in motion tegenkwam als een heel ander gegeven. In 1992 werd door de MTA (Metropolitan Transportation Authority) in New York, in navolging van een zelfde project in London, Poetry in motion geïnitieerd.

Samen met de Poetry Society of America werden gedichten geselcteerd om op borden in het openbaar vervoer aangebracht te worden. De eerste gedichten waren: “Crossing Brooklyn Ferry” van Walt Whitman, “Hope is the Thing with Feathers” van Emily Dickinson, “When You Are Old” van William Butler Yeats, en “Let There Be New Flowering” van Lucille Clifton. In de eerste 10 jaar werden de gedichten geplaatst op een bord dat, door de tegelstructuur, verwees naar de metrostations van New York.

poetry4

In de loop van 10 jaar werden meer dan 150 gedichten en dichters op deze manier getoond aan de inwoners van New York. Niet alleen Amerikaanse dichters maar internationaal bekende namen kwamen (in vertaling) op deze manier in het openbaar vervoer terecht.Het initiatief werd menigmaal bekroond. Na 2012 werd een nieuwe look geïntroduceerd. Hiervan enige voorbeelden:

poetry in motion1

poetry in motion 2

En nog een Rus / Tsjoevasj

Gennadi Ajgi

.

Gennadi Ajgi wordt geboren als Gennadij Nikolajevitsj Lisin. Hij leefde van 1934 tot 2006 en was een Russisch tweetalig dichter. Ajgi schreef behalve in het Russisch ook in het Tsjoevasj. Tsjoevasjië is een autonome republiek van de Russische federatie waar vooral Bulgaarse Turken wonen.

Sinds 1960 bedient Ajgi zich op aanraden van Pasternak van het Russisch. Hij vertaalde Franse en Russische Lyriek in het Tsjoevasjisch. Sterk verbonden met de Avant-Garde kan hij gezien worden als de literaire tegenhanger van de abstracte schilder Malevitsj.

Ajgi gold lange tijd als kandidaat voor de Nobelprijs voor de Literatuur maar heeft deze nooit gekregen. Tijdens de periode van de Sovjet Unie mocht zijn werk van 1964 tot 1989 niet worden gepubliceerd. Dit verhinderde echter niet dat zijn werk toch in 24 andere landen werd uitgebracht en zelfs in 44 andere talen werd vertaald. De Nederlandse vertaling van enkele van zijn gedichten is verzorgd door Peter Zeeman en Willem Weststeijn.

Voor zijn werk ontving hij diverse prijzen , zoals in 1972 de Prix de l’Académie Francaise, in 1993 de Petrarca Prijs en in 2000 de Pasternak Prijs.

.

De weg

.

Wanneer geen mens ons liefheeft

beginnen we

onze moeders lief te hebben

.

Wanneer geen mens ons schrijft

denken we aan

oude vrienden

 

En woorden zeggen we alleen nog maar

omdat zwijgen ons bang maakt

en bewegingen gevaarlijk zijn

.

Maar op het eind- bij toeval beland in verwilderde parken

wenen we om trieste trompetten

van trieste orkesten

.

 

Ajgi

Brodsky

Joseph Brodsky ( 1940 – 1996)

.

Van de Russische dichters vandaag de dichter Joseph Brodsky. Brodsky werd geboren in een Joods Russische familie in Leningrad. De familie Brodsky overleefde tijdens de tweede Wereldoorlog het beleg van Leningrad. Joseph werd vernoemd naar de Sovjet dictator Joseph Stalin. Na vele baantjes en zichzelf Engels en Pools te hebben geleerd, schreef Brodsky eind jaren vijftig zijn eerste gedichten. Vanaf 1960 publiceerde hij gedichten en vertaald werk in literaire tijdschriften. Na een schijnproces in 1963 waarin hij van parasitisme werd beschuldigd werd hij veroordeeld tot 5 jaar dwangarbeid. Het proces veroorzaakte veel ophef onder dichters in de Sovjet Unie en in het Westen. Onder andere Jean-Paul Sartre zette zich in voor zijn zaak. Na anderhalf jaar werd hij vrijgelaten en in 1972 werd hij uitgewezen. Hij verhuisde naar de Verenigde Staten waar hij de rest van zijn leven zou wonen.In 1977 kreeg hij het Amerikaans staatsburgerschap en in 1987 de Nobelprijs voor de Literatuur. Na de val van het communisme wilde Brodsky niet terug naar Rusland.

Ballingschap is een centraal thema in Brodsky’s poëzie, naast isolement van de mens in het algemeen. Een ander thema dat telkens terugkeert in zijn werk, is de relatie tussen dichter en maatschappij: Brodsky benadrukt telkens de kracht van de literatuur, die naar zijn mening in staat is het publiek positief te beïnvloeden en de cultuur en de taal waarvan zij deel uitmaakt, in sterke mate te vormen. Hij was van mening dat de westerse literaire traditie deels verantwoordelijk is voor het overwinnen van de grote rampen van de twintigste eeuw, zoals het nazisme, het communisme en de beide wereldoorlogen.

Uit ‘Triton’ uit 1998, in een vertaling van M. Zeeman het gedicht’Ter nagedachtenis aan mijn vader: Australië’

.

Ter nagedachtenis aan mijn vader: Australië

.

Ik droomde dat je nog leefde en geëmigreerd

was naar Australië. Van ver maar doodgemoedereerd

kwam je stem tot mij, mopperend over het klimaat

en het gedoe met je flat, je weet hoe dat gaat,

’t is helaas niet in het centrum, maar wel dicht bij zee,

vier hoog, geen lift, wel een bad, dat valt weer mee,

dikke enkels, ‘En ik ben mijn slippers kwijt’

klonk het zakelijk, om niet te zeggen, zuur.

En ineens gierde de hoor ‘Adelaide! Adelaide!’,

en bulderde, beukte, alsof er tegen de muur

een luik sloeg, van de scharnieren bijna los.

Toch is dit stukken beter dan ingeblikte as,

dan het document waarop een sterfdatum staat-

je echoënde norse stem die praat en praat

en de poging om je voor te doen als spook

.

voor ’t eerst sinds jij bent opgegaan in rook.

.

Joseph Brodsky portrait

 

Met dank aan ‘Spiegel van de Russische poëzie’ en Wikipedia.

Bikini en navel gedicht

Zo kan het ook

.

Je kunt een gedicht schrijven op papier. je kunt zelf een bikini maken en deze aandoen. Je kunt zelfs proberen het gedicht en de bikini aan de man te brengen. Maar er is een manier waarop je zeker weet dat als je dit probeert, dat je de aandacht van potentiële kopers zult trekken. Van karton knip of snij je een vrouwentorso. De zelfgemaakt bikini maak je hierop vast en op de plaats waar de navel zit plak je een gedichtje. Als dat niet verkoopt!

Het gedicht is uit 1960 van een anonieme dichter, de bikini van Yarn Bomb.

.

bikini1

bikini2

bikini3

Hill 60

Poëzie en WO 1

.

Hill 60 is een van de heuvels in de Westhoek van Vlaanderen (even buiten het dorp Zillebeke) waar in de eerste wereldoorlog verbeten is gevochten, ten koste van vele doden. De heuvel was dan weer in handen van de Engelsen, dan weer van de Duitsers. Een klein stukje niemandsland waarin de gruwelijke waanzin van de van de eerste wereldoorlog vier jaar lang voortduurde.

Op Hill 62  (een stuk verderop waar al net zo gevochten werd) ligt het Sanctuary Wood Museum waar de waanzin van deze oorlog op een bijzondere wijze is gedocumenteerd. Heel veel artefacten, zaken die zijn achtergebleven na WO 1 en spullen uit opgravingen zijn daar in een aantal ruimtes bij elkaar gebracht. Niet door een goed gedocumenteerd team van conservators maar door een aantal privé personen.

Dit bepaald een groot deel van het karakter van dit museum. In het museum staan een groot aantal dia-kastjes waarin heel veel dia’s waarop de oorlog in al zijn facetten te bekijken is. Dus niet alleen officiële foto’s maar juist veel foto’s van de gruwelijkheden, het oneindig lijkende maanlandschap waarop dit deel van Vlaanderen destijds nog het meest aan doet denken maar ook foto’s van ontredderde soldaten, doden tot aan een bijzonder aangrijpende dia van een dood paard in een boom!

Naast deze dia-kastjes dus ook veel uniformen, helmen, munitie, geweren en afbeeldingen (schilderijen en tekeningen). Tussen de enorme hoeveelheid spullen ontwaarde ik het onderstaande lijstje. Iets dat je in een ‘officieel’ museum nooit zou tegenkomen. Het is een getypt gedicht uit juni 1960 van Annie Littlewood uit Harrogate in Engelanmd. Waarschijnlijk is Annie een familielid van een soldaat die op Hill 60 is overleden of de geschiedenis heeft haar zo aangegrepen dat ze er een gedicht over heeft geschreven.

Dit is het gedicht.

.

Remembered at Hill 60

.

They are not dead

they rest in peace,

the men that lie

in yonder graves,

tis us that live

that wonder why

this precious waste of lives

must still exist,

Ah — they gave their lives

that we might live,

God rest their souls.

.

foto (25)