Site-archief
Herkenningsteken
Anton van Duinkerken
.
In de bundel ‘Dichterkeur, een keuze uit verzen dezer eeuw’ uit 1949 samengesteld door dr. W.L. Brandsma komen een aantal dichters voor waar je tegenwoordig vrijwel nooit meer iets van hoort. En dat is zeker niet altijd terecht.
Zo gaf van Duinkerken(1903 – 1968) in de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw verschillende dichtbundels uit, publiceerde hij in 1932 een grote bloemlezing; Dichters der Contra-Reformatie, en in 1939 Dichters der Emancipatie en werd hem de C.W. van der Hoogtprijs, de Constantijn Huygensprijs en de P.C. Hooftprijs toegekend.
Uit de bundel ‘Tobias met de Engel’ uit 1946 komt het gedicht ‘Herkenningsteken’.
.
Herkenningsteken
.
Een klerk herkent men aan zijn hand,
Een koning aan zijn beeldenaar,
Een vingerafdruk wijst, wat kant
Men zoeken moet naar stokebrand,
Bankrover, dief of moordenaar.
.
Doch wie den dichter kennen wil
Moet raden, wat verborgen pijn
Hem zo geduldig en zo stil
Doet buigen voor de vreemde gril
Der woorden, die zijn dienaars zijn.
.
Geen rijmkracht en geen beeldenschat,
Geen onophoudelijk taalgevijl
Onthullen wat zijn hart bevat.
Men kent hem aan ’t onzegb’re, dat
Hij wegveinst in zijn stijl.
.
Festival of Britain
Poems 1951
.
In 1949 werd door de Arts Council of Great Britain samen met de Festival of Britain een poëziewedstrijd bedacht die open stond voor alle inwoners van the commonwealth (of het Gemenebest van Naties; is een vrijwillige verbintenis tussen 52 onafhankelijke soevereine staten, met de Britse koningin Elizabeth II als symbolisch hoofd).
Meer dan 1000 lange en nog eens 1000 korte gedichten werden ingezonden om mee te dingen naar de prijzen die in de lente van 1951 bekend zouden worden gemaakt. De jury deelden prijzen uit aan drie lange gedichten en vijf groepen korte gedichten. Opvallend was dat een groot deel van de winnende gedichten destijds van nog onbekende dichters was.
Penguin heeft samen met de organisatoren alle winnende gedichten samen gebracht in een Penguin pocket. Omdat de poëzie al meer dan een halve eeuw oud is is het taalgebruik soms nog wat archaïsch maar ik heb een gedicht uitgezocht van Clive Sansom dat goed leesbaar is getiteld ‘A child’.
Clive Sansom (1910 – 1981) was een in Engeland geboren, Tasmaanse dichter. Als dichter was Sansom vooral bekend om zijn voordrachten en zijn poëzie voor kinderen. Als dichter is hij bekend in het hele Engelse taalgebied en naast poëzie schreef hij ook toneelstukken.
.
A child
.
‘Let them come without hindrance:
The kindom is theirs,
Be with them and of them,
In your haerts and your prayers.
For freely they enter,
Unafraid, unawares….’
.
Like poems his talk was:
The words that he said
Were strung in the sunlight
Like pearls on a thread –
My face by his girdle,
His hand on my head
.
Poetry on the move
Poëzie evenement
.
In september van dit jaar werd door het IPSI (International Poetry Studies Institute) op de faculteit Arts & Design van de universiteit van Canberra voor de derde keer Poetry on the Move georganiseerd. Als je nu denkt dat dit betekent dat er een lading dichters samen in een bus (of een ander vervoermiddel) er op uit trok om poëzie onder de mensen te brengen (zoiets als de Poëziebus) dan heb je het mis. In deze universiteit in Australië betekent dat men inhoudelijk met poëzie zich ‘beweegt’.
Het betreft hier een meerdaags evenement (een beetje vergelijkbaar met Poetry International) waar er workshops worden gegeven door poets in residence, poëzie entertainment is en waar er discussies zijn over poëzie. Daarnaast was er speciale aandacht voor vertalingen en er werden verschillende publicaties gepresenteerd. In acht dagen werden studenten en belangstellenden bezig gehouden door meer dan 75 dichters waaronder Vahni Capildeo en Glyn Maxwell.
Deze laatste, Glyn Maxwell (1962) is een Engels dichter. Hij studeerde Engels en theater met Derek Walcott. Maxwell heeft verschillende gedichten en lange verhalende gedichten geschreven. De Sugar Mile (2005), een verhalend gedicht dat zich afspeelt in een bar in Manhattan, een paar dagen voor 11 september 2001, weeft verschillende stemmen en verhalen samen en onderzoekt de aard van het lot.
Van deze dichter koos ik het gedicht ‘The only work’ een gedicht dat hij opdroeg aan Agha Shahid Ali (1949 – 2001) een Kashmiri-Amerikaans dichter.
.
The only work
.
In memory of Agha Shahid Ali
When a poet leaves to see to all that matters,
nothing has changed. In treasured places still
he clears his head and writes.
None of his joie-de-vivre or books or friends
or ecstasies go with him to the piece
he waits for and begins,
nor is he here in this. The only work
that bonds us separates us for all time.
We feel it in a handshake,
a hug that isn’t ours to end. When a verse
has done its work, it tells us there’ll be one day
nothing but the verse,
and it tells us this the way a mother might
inform her son so gently of a matter
he goes his way delighted.
.
Het koningsgraf
Bertus Aafjes
.
Mijn broer Bart heeft heel lang Bruna pockets verzameld waarvan de omslag was ontworpen door Dick Bruna (ja jongens en meisjes, dat was voor hij met Nijntje doorbrak). Vanuit een esthetisch oogpunt (Bart is grafisch ontwerper bij Brrt.nl) heb ik vele exemplaren voor hem verzameld door op rommelmarkten en in kringloopwinkels altijd uit te kijken naar Brunapockets.
Hoewel hij dit nog altijd doet (het verzamelen) heeft hij er inmiddels al heel veel. Tegenwoordig lijken de rollen wel omgedraaid, nu kijkt hij uit naar dichtbundels in de kringloopwinkel bij hem op de hoek. Afgelopen zondag kreeg ik weer twee bundels die hij daar had aangeschaft waaronder de bundel ‘Het Koningsgraf’ van Bertus Aafjes uit 1949 met als ondertitel ‘Honderd en een sonnetten’.
Bertus Aafjes (1914 – 1993) schreef deze sonnetten in 1947 in Caïro. Uit deze bundel heb ik voor het sonnet ‘Liefhebben’ gekozen
.
Liefhebben
,
Liefhebben is in droefheid zich vermeren,
en voller worden van een vreemd erbarmen,
en langzaam tot de bodem weer te keren
als men ’t geluk drinkt in elkanders armen.
Want wie bemint neemt ook de droefheid over
die zich in ’t andre, zo geliefde leven
genesteld heeft als schaduw in het lover
nevens het zonlicht en daarmee verweven.
Liefhebben is opgroeien in verdriet
en dan in de berusting van het zwijgen,
de toppen van het leven te bestijgen,
tot waar men in het dal der tranen ziet,
dat zacht en blauw is en schier onbewogen,
als somtijds droefheid is in kinderogen.
.
Magnolia
(Bijna) vergeten dichters
.
In een kringloopwinkel kocht een wat verfomfaaid exemplaar van ‘Dichterkeur’ een keuze uit verzen dezer eeuw. Dezer eeuw moet je wel in het licht zien van het jaar van publicatie namelijk 1949. Dus eigenlijk een keuze uit de gedichten van de eerste helft van de vorige eeuw. Verzameld een ingeleid door Dr. W.L. Brandsma. Het boek begint met een prachtige zin van J.H. Leopold: “Zoek heil en heul in uw gedichten; doe als ik en denk om roem en eer geen ogenblik, maar vind in verzen vrede en zielsgeluk”.
Dit boek is opgedeeld in een aantal opmerkelijke hoofdstukken: De ouderen, de generatie van de eerste wereldoorlog, de generatie van de tweede wereldoorlog en de Vlamingen. Mijn oog viel op een gedicht, een sonnet van een mij onbekende dichter F. Schmidt-Degener (1881 – 1941).
Deze Rotterdamse dichter bezocht het Erasmiaanse gymnasium. In die tijd kreeg hij na een ernstige ziekte privaatlessen van J.H.Leopold. Dit heeft grote invloed op zijn latere dichtwerk.In 1908 werd hij op 26 jarige leeftijd benoemd tot directeur van het museum Boymans in Rotterdam. In 1921 werd hij benoemd tot directeur van het Rijksmuseum. Dit bleef hij tot zijn dood in 1941.
Deze begaafde kunstkenner was dus ook dichter. In 1937 verschenen ‘De poort van Ishtar’en de bundel ’55 Variaties op een bekend thema’ (op het gedichtje ‘Le sylphe’ van Paul Valéry) en in 1939 gevolgd door de bijna al te kunstig gebouwde bundel ‘Silvedene, tien suites voor viool en woord’. Na zijn dood werd een herdruk van deze bundels uitgegeven.
Uit deze bundel het gedicht ‘Magnolia’.
.
Magnolia
.
Op zuider binnen-hoven, blank omkloosterd,
straalt het ontlokene in pril seizoen
De struik torst zwaar het rood-en-wit blazoen
als had reeds zomerzon z’n pracht geroosterd.
.
Langs stenen treden dalen vrouwen af.
Glimlachende om ’t onverwacht beroven
snijden zij uit die weelde brede schoven.
De jongste oogt in ’t gaan – half mild, half straf.
.
Met fletse blik antwoordt de noordeling,
verbaasd hoe hem in één bekoring ving,
vrouw, ’t kleumste blauw, de vlucht van ’t bloesemvuur:
.
” ’t is of de lente in de vrouwen bloeit,
saam met de koude blijheid der natuur-
voordat de zomerzon de sappen schroeit. ”
.
Vliegtocht
Anthonie Donker
.
Na de Dichters omnibus, derde bloemlezing, vandaag de vierde bloemlezing die ik kreeg toegestuurd van Corry Nieman. Het vierde deel uit 1958 bevat gedichten van vele bekende dichters en een enkele voor mij wat minder bekende dichter. Daar zal ik later ongetwijfeld nog een keer over schrijven in de rubriek (bijna) vergeten dichters. Vandaag koos ik echter voor een dichter die misschien niet meer zo bekend is maar die velen zeker van naam nog zullen kennen; Anthonie Donker.
Anthonie Donker, pseudoniem van Nicolaas Anthony Donkersloot (1902 – 1965) studeerde in Leiden en Utrecht Nederlands en promoveerde in 1929 op het proefschrift ‘De episode van de vernieuwing onzer poëzie [1880-1894]’. Hij was enige jaren leraar en vanaf 1936 hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam in de Nederlandse letterkunde, vanaf 1956 in de algemene en vergelijkende literatuurwetenschap.
Hij was tijdens WO II betrokken bij het verzet tegen de bezetters, werd gearresteerd en ontslagen als hoogleraar. Van 1945 tot 1949 was parlementslid voor de Partij van de Arbeid en in 1950 medeoprichter van de vredesbeweging De derde weg.
In zijn gedichten streeft Donker naar verinnerlijking, een mediteren over dood, leven en liefde. Behalve dichter was hij vertaler van o.a. Goethe. Uit de vierde bloemlezing van de Dichters omnibus komt zijn gedicht ‘Vliegtocht’.
.
Vliegtocht
.
Het v liegtuig hangt tegen het avondrood.
Het leven wordt verdubbeld met den dood.
Het krijgt een onbenoembre voorwaarde,
een smaak van voortbestaan buiten de aarde,
met open ogen ziende in het Niets –
Maar bijna zonder dat men het begeert
wordt het oneindige reeds afgeweerd,
maakt men in rechte lijn weer rechtsomkeert
en is aldoor domweg op weg naar iets
waar kalm de breuk in den tijd wordt hersteld
en men bij het vanouds wordt ingeteld.
.
Maan
Nes Tergast
.
De Haagse Nes Tergast (1896 – 1974) was makelaar, dichter en kunstcriticus. Zijn echte naam was Albert Ernest Bruno Johannes en hij werd geboren in Java. Onder het pseudoniem Bruno van Nes werkte hij aanvankelijk met poëzie mee aan ‘Werk’ (1939). In 1940 verscheen de bundel ‘Glas en schaduw’, samengesteld uit de poëzie voor ‘Werk’ en het tijdschrift ‘Criterium’. Pas geruime tijd na de tweede wereldoorlog verscheen opnieuw poëzie in de bundel ‘Het moederland’ (1949), waarin zijn geboorteland Indonesië een belangrijke evocatieve rol speelt. Daarna volgden nog twee bundels gedichten: ‘Deliria’ (1951) en ‘Werelden’ (1953). De hem voor deze poëzie toegekende Jan Campertprijs 1955 weigerde hij. (Bron: DBNL.org).
De poëzie van Tergast kun je modern noemen zowel qua inhoud als qua vormgeving. Zijn werk sluit aan bij dichters als René Char, Prévert en Cummings. Onderstaand gedicht ‘Maan’ verscheen in Maatstaf.
.
Maan
.
Lach in de torens van mijn bloed
De weerhaken van je topazen rust
.
Zing de staalblauwe speren van je huid
In het weerbarstig huis van mijn gedachten
.
Ruk de vier windstreken van mijn verlangen
Met het stilet van je gebaar aan flarden
.
Dans in mijn ogen die op slapen staan
Nog enkele flitsen uit het ingewand
Van het hiernamaals over
.
O maan maanzieke maan
Die in de spiegel naast mij slaapt
Die achter in mijn dromen naast mij slaapt.
.
Het verlorene zal ik zoeken
Thomas Graftdijk
.
Thomas Graftdijk (1949 – 1992) was medeoprichter van het tijdschrift Soma en in 1974 van De Revisor. hij trad op als vertaler van het werk van Elias Canetti, Hermann Hesse en Rainer Maria Rilke. Postuum verschenen van hem nog vertalingen van het werk van Friedrich Nietzsche, Sigmund Freud, Thomas Mann en Franz Kafka. Daarnaast was hij dichter maar als zodanig is hij wat in de vergetelheid geraakt.
Hij publiceerde drie dichtbundels ‘Lachend op de achterste rij’ in 1970, ‘Treurarbeid’ in 1977 en ‘Positieve helden’ in 1980. Werk van Graftdijk werd gepubliceerd in onder andere Maatstaf, De Revisor, Raster en De Gids. Uit Raster 26 uit 1983 het gedicht ‘Het verlorene zal ik zoeken’.
.
Het verlorene zal ik zoeken
.
Het verlorene zal ik zoeken
in dit nevel-leven dat ik veins met zwak belichaamd zelf
in de vermoeide natuur, die ik ophef met mijn zachte
erts
.
Het verlorene zal ik zoeken
in het hoofd met jaarringen om de koeieogen
dat ik vrees in de donkere spiegels van mijn bankroet
.
Valsemunter, reeds bevroedend het verdwenene in de
toekomst
reeds in tijdnood redde ik het vuil dat eenzaam brandt
en gaf niet op de wil een weerlicht in de nacht te
scheppen, terwijl ik op mijn arrestatie wachtte
.
Kindse boer die van de bossen en de wolven
droomde, vrijend om de zuiverheid
ondanks het nut dat ik in honderd bevlekkingen
wou telen, voltrokken aan de mannequins van mijn
begeerte
Ondanks hun deeg dat goed was om mijn kiespijn te
verzachten
hun knutselen dat ik als kunst verstond:
illusies te proberen het vergeefse
te betrappen het verzuimde, te horen langverstomde
ruzies
in het geritsel van de telefoon (haarscheurtjes
in de samenzwering tegen mijn persoon)
te dulden de paniek, naakt en onherstelbaar
van mijn voldongen zoon
.
Ziehier mijn zaligheid: in nooddruft het verlorene
te vinden, te vullen het gemis van groot wit ding
mijn schulden uit verboden bron te voldoen
(de bloedpis van een vis, uitmiddelpuntig
zwemmend om een eiland van ellende)
en me te verzoenen met de legende
.
Dat mijn vorst zal komen op een dag
.
O wereldwijze, in solovlucht galopperend
op de valwind
van bevrijdende herinneringen.
.
1949
Laatste keer Dichter van de maand september
.
Op 25 september (vandaag) is het de laatste keer dat Jean Pierre Rawie dichter van de maand september is. Volgende week ( 2 oktober) een nieuwe dichter van de maand.
Dit keer heb ik gekozen voor een gedicht uit de bundel ‘Oude gedichten’ uit 1987 namelijk het gedicht ‘1949’.
.
1949
.
Wij die elkaar tot bloedens toe
op alle zwakke plekken kwetsten,
wij beiden zijn ten langen leste
de onbesliste vete moe.
.
Het laatste licht faalt in het westen,
mijn lieve vijandin, zie hoe
ik mij van mijn wapentuig ontdoe;
dit is uiteindelijk het beste.
.
Het heeft alleen zo lang geduurd:
de bitterheid waarmee wij streden
heeft voor ons alletwee voorgoed
.
zowel de toekomst als het heden
volledig in de war gestuurd. –
Zeg nu maar hoe het verder moet.
.













