Site-archief
Krottenbuurt in de winter
Louis Lehmann
.
Op 29 november stond in de Volkskrant een artikel over dichter Louis Lehmann omdat er een nieuwe biografie en bloemlezing verschijnt. Mijn aandacht werd meteen getrokken door twee korte, Luule-achtige gedichtjes.
Derde zoon van een koning
Dat lijkt ook wel fijn
Om zomaar om niets
Belangrijk te zijn.
en
De blikjes
Onder de lekken
Zeggen: pak, pek, peung.
Vooral het tweede gedichtje deed me erg denken aan een Luule die verscheen op het instagram account van @l.uule:
Wasmasjien
Tif.
Zip.
Tif. Zip.
Ding Ding Ding
Dong.
Zop.
Tuf. Zop.
Wat. Sop?
Genoeg om me eens verder te verdiepen in wie deze Louis Lehmann nou was.
Dichter, schrijver, essayist, vertaler en scheepsarcheoloog Louis Th. Lehmann (1920-2012) was een originele dichter die veel verscheidenheid in zijn werk toont, met veel burleske humor en een door ironie doorkruiste romantiek. Hij debuteerde op achttienjarige leeftijd in de almanak ‘In Aanbouw’, in 1939 uitgegeven door Kees Lekkerkerker. In de Tweede Wereldoorlog werkte hij onder meer mee aan het surrealistische en dadaïstische tijdschrift ‘De Schone Zakdoek’. In 1964 won hij de Jan Campert-prijs voor ‘Who’s who in Whatland’. In zijn latere poëzie geeft hij blijk van meer nuchterheid. Zijn verhalend proza heeft soms een toon van ontgoocheld idealisme.
In het tijdschrift ‘Werk’ jaargang 1 uit 1939 verscheen een aantal van zijn gedichten waaronder het gedicht ‘Krottenbuurt in de winter’
.
Krottenbuurt in de winter
.
De kleine meisjes die hier ’s zomers zwemmen
in te groot badpak of in onderjurk,
kunnen nog lang niet aan de winter wennen,
zijn warm als veren en licht als de dobber
.
voor ’t wrakke vletje van de hengelaar,
een voorpost die de vlag ook heeft gestreken,
achter rot hout voelt men zijn ogen klaar
voor in de zwijgende falanx der stegen.
.
Maar als ’t verstijfde drek niet stinkt, het hout
verstard is door ijstanden die het klieven
en brokkelgaten gaafgesneeuwd zijn, gaan
.
de meisjes, hun schaatsbanden zwaargeknoopt,
tot waar het ijs niet bruin ziet, vleermuis licht
trekken zij onbegrepen hieroglyphen.
.
Soms moet het werkelijk stil zijn…
Erward van de Vendel
.
Poëziebundels worden over het algemeen uitgegeven door uitgevers of in eigen beheer. En soms door organisaties waar je het niet meteen van verwacht. Zo bezit ik sinds kort de bundel ‘Soms moet het werkelijk stil zijn…’ onderwijsgedichten 1591-2010 dat is uitgegeven door een samenwerkingsverband bestaande uit de Onderwijsraad, het Nationaal Onderwijs Museum, de CED groep en, dat dan weer wel, Poetry International.
De bundel werd samengesteld door Theo Magito (1951) en Henk Sissing (1954) met een voorwoord van de toenmalig Tweede Kamervoorzitter Gerdi Verbeet. In deze bundel passeren veel aspecten uit het schoolleven de revue; vanuit het perspectief van de leerlingen, de ouders van die leerlingen en de leraren. De bundel is opgedeeld in tijdvakken, vanaf voor 1600 tot 1900 steeds per eeuw en na 1900 per stukje van deze eeuw, tot 2010.
De samenstellers zijn beide actief geweest in het onderwijsveld of in onderwijsorganisaties. Henk Sissing verzameld gedichten over het lager-, basis- en voortgezet onderwijs. Zijn verzameling stond aan de basis van deze bundel. De titel is juist nu heel bijzonder want als er iets is binnen het onderwijs waar men zo snel mogelijk weer van af wil dan is het de stilte. Hoe sneller de scholen weer open kunnen hoe beter.
Veel beroemde en bekende dichters zijn met gedichten opgenomen, maar ook minder bekende en (voor mij) volledig onbekende dichters. Ik koos voor een gedicht van Erward van de Vendel (1964) getiteld ‘Staartdelingen’ (die schijnen niet meer te worden onderwezen tegenwoordig) uit zijn debuutbundel ‘Betrap me’ uit 1996.
.
Staartdelingen
.
Op het klimrek kan ik
de borstwaarts om,
maar staartdelen
wil me niet lukken.
.
Ik durf aan de rekstok
de molendraai, maar
juf legt iets uit
en ik duizel.
.
Vaak krijg ik de sommen
niet in mijn kop.
Soms denk ik:
Nu!
De Dodenzwaai!
Met afsprong!
en ik steek mijn vinger op.
.
Voor waar genomen
Inge Boulonois
.
Inge Boulonois (1945) leerde ik jaren geleden kennen (2008) via het huiskameratelier van Alja Spaan, waar door laatstgenoemde met enige regelmaat poëzieavonden werden georganiseerd in het kader van Alkmaar Anders. We mochten daar beiden een voordracht doen. Vorig jaar schreef ik nog over haar bundel light verse getiteld ‘Vers gekruid’ https://woutervanheiningen.wordpress.com/2020/08/03/vers-gekruid/ en over de verzamelbundel ‘Er is light’ met light verse gedichten waar Inge aan deel nam via Het Vrije Vers.
Maar nu is er dus een nieuwe bundel zonder light verse dit keer maar met poëzie geïnspireerd op kunst (Inge is van origine kunstschilder). In deze bundel wordt door Inge het raakvlak tussen beeldende kunst en poëzie verkend. De invalshoeken die Inge kiest zijn zeer gevarieerd, zo kan een model, een landschap, een kunstenaar of een stilleven centraal staan bij de gedichten. Verreweg de meeste kunstwerken, van beroemde tot onbekende, zijn in full colour bij het gedicht afgedrukt. Een deel van de gedichten is bekroond in Nederland en Vlaanderen en/of gepubliceerd in literaire tijdschriften.
De bundel is te koop voor € 18,50 bij https://www.bravenewbooks.nl/shop/index.php/catalog/product/view/id/564417/s/voor-waar-genomen-gedichten-geinspireerd-door-kunstwerken-248493-www-bravenewbooks-nl/
Uit de bundel een voorbeeld van een gedicht bij een stilleven van Giorgio Morandi (1890 – 1964), de Italiaans schilder, tekenaar en etser, gespecialiseerd in stillevens.
.
Blogs over Nederlandse poëzie
Koninklijke Bibliotheek
.
Op de website van de Koninklijke Bibliotheek (KB) de nationale bibliotheek van Nederland, is heel veel informatie te vinden over werkelijk heel veel verschillende onderwerpen die te maken hebben met Literatuur. Zo ook over poëzie. Behalve een pagina met een enorme hoeveelheid informatie over moderne Nederlandse dichters https://www.kb.nl/themas/nederlandse-poezie/moderne-nederlandse-dichters die ik graag mag raadplegen, is er op de website van de KB ook een hele fijne pagina met blogs over Nederlandse poëzie https://www.kb.nl/blogs/nederlandse-poezie .
Vijf pagina’s met blogs van Gerrit Komrij, Jan Bos en Arno Kuipers over de meest uiteenlopende onderwerpen. Van blogs over De Beatrijs (13e eeuw) en Mariken van Nieuwmeghen (1608) tot blogs over de Podcast van Ester Naomi Perquin en Marc van Oostendorp ‘Publieke werken’ en het experimentele ‘stamelgedicht’ Jossie van Jan Hanlo (1912-1969).
In de keuze van Komrij (zoals zijn bijdragen getiteld zijn) kwam ik een gedicht tegen van een dichter die ik niet kende, namelijk Peter Jaspers. Deze Peter Jaspers was het pseudoniem van de vrouwelijke dichter Petronella Buzing (1918 – 1964) en Komrij schrijft over haar: Nooit van gehoord! Nooit zelfs maar horen noemen! En toch, een fijne dichter, jaren vijftig of niet.
Uit de bundel kindergedichten ‘Met rozerood en zonnehoed’ het gedicht ‘Ik wou zo graag’.
.
Ik wou zo graag
.
Ik wou zo graag een toverpen
voor Nederlandse taal.
De woorden, die ik echt niet ken,
verbeterde de toverpen,
onzichtbaar, allemaal.
.
Ik wou zo graag een rubber vel,
het zwembad is zo lang,
dan dreef ik eindelijk es wèl,
gewoon maar op m’n rubbervel
en was ik niet meer bang.
.
Ik wou zo graag een wonderpil.
Dan kon ik voor de klas
de beurten maken die ik wil,
omdat ik door de wonderpil
niet meer verlegen was.
.
Ik wou zo graag met een feeënstaf
naar aardrijkskunde gaan,
dan wist ik er genoeg van af,
dan wees ik met de feeënstaf
de goeie stippen aan.
.
Ik wou zo graag, ik wou zo graag,
gebeurde het nou maar,
het hoeft niet eens meteen vandaag,
maar morgen dan, ik wou zo graag.
Waar woont de tovenaar?
.
Oude handen
Edward van de Vendel
.
Afgelopen zaterdag was er bij de Taalstaat op radio 1 bij Frits Spits een Vlaamse psychiater Jan Raes (gelijk de oud wielrenner) in het programma. Hij was daar om te praten over een Vlaams initiatief ‘Het lezerscollectief’ https://lezerscollectief.be/ . In het kort is het lezerscollectief: samen verhalen en gedichten lezen, daarmee mensen verbinden en hen sterker en weerbaarder maken. Dat is de filosofie van Het Lezerscollectief, een netwerk van leesbegeleiders in Vlaanderen, dat leesbijeenkomsten organiseert voor mensen die moeilijk toegang hebben tot literatuur, onder meer gevangenen, mensen met psychische problemen en mensen in armoede.
Psychiater Jan Raes was in de Taalstaat om hierover te praten en als voorbeeld van een gelaagd stuk tekst (want dat leest men, gelaagde teksten zodat elke deelnemer er persoonlijke problemen of trauma’s aan kan verbinden) las Raes het gedicht ‘Oude handen’ van Edward van de Vendel voor. Nu zei zijn naam me niet meteen iets dus ik ben eens gaan zoeken en wat blijkt? Edward van de Vendel (1964) is een zeer gevierd schrijver en vertaler van kinder- en jeugdboeken. Hij ontving voor zijn werk talloze prijzen en onderscheidingen en zijn werk is vertaald in het Duits, Spaans, Frans, Italiaans, Noors, Deens, Chinees, Portugees en Georgisch. Maar hij schrijft ook poëzie voor volwassenen.
Het gedicht dat in de radiouitzending werd voorgelezen komt uit de bundel ‘Aanhalingstekens’ uit 2000. Het gedicht ‘Oude handen’ gaat over gestorven ouders die alleen in de herinnering aanwezig zijn.
.
Oude handen
.
Als ik oud ben wil ik oude handen
die, als op de reliëfkaart
van een basisschool
hun gebergte, hun rivieren tonen. – Verre landen
waar ik in kan wonen.
Ervaren aderen,
vingers met verhalen.
Handen
die ergens waren;
op schouders, om een hart,
in andere handen.
Aan relings, zwaaiend,
aaiend langs de wanden
van een huis ver van hun huis.
Handen wil ik
vol geschiedenis
en aardrijkskunde:
Reizigers, na vele avonturen
veilig thuis.
.
Versvoeten
Alain Teister
.
Elke keer weer verbaas ik me over het feit dat er dichters zijn waar ik nog nooit van gehoord heb en die toch een aardig oeuvre bij elkaar geschreven hebben . Blijkbaar is het met beoefenaren van alle kunsten hetzelfde, alleen de bekendste namen ‘overleven’. Wat overigens niet betekent dat het werk van dichters die vergeten of bijna vergeten zijn, niet de moeite waard is. Zo’n dichter waarvan waarschijnlijk maar weinig mensen de naam kennen is Alain Teister (pseudoniem van Jacob Martinus Boersma).
Teister (1932 – 1979) was schrijver, dichter en schilder. Hij debuteerde in 1964 met de bundel ‘De huisgod spreekt’ waarna hij nog twee poëziebundels publiceerde: ‘De ziekte van Chopin’ in 1971 en ‘Zenuwen, dame?’ in 1977. In 1988 verscheen nog zijn ‘Verzamelde gedichten’. Daarnaast werd zijn werk opgenomen in ‘Tirade’, ‘Maatstaf’ ‘De Tweede Ronde’ en ‘Hollands Maandblad’. Naast zijn dichterschap was hij vooral ook actief als kunstenaar en werk van hem werd aangekocht door het Centraal museum in Utrecht en de Rijksdienst voor de Beeldende Kunsten.
Uit de bundel ‘Verzamelde gedichten’ komt het gedicht ‘Versvoeten’.
.
Versvoeten
.
Elk dichtertje zingt
zoals het genekt is
door rotjeugd, rotwijf, rotinkt.
En hij is de eminentste
die tussen de brekebenen
zijn voeten het minst kapothinkt
en dat het bedroefdst formuleert.
Elk dichtertje zingt
vrij ongedeerd.
.
Cadeautje
Forough Farrokhzad
.
De Iraanse kunstenaar, documentairemaakster en dichter Forough Farrokhzad (1935 – 1967) was nog erg jong (15) toen ze naar de kunstacademie ging en al even jong toen ze trouwde (16) waarna ze ook alweer heel jong alleenstaand moeder werd (19). Farrokhzad ontwikkelde zich tot een rebelse dichter die de taal van de Iraanse poëzie vernieuwde en (mede daardoor) veel betekende voor de emancipatie van vrouwen. Ze overleed opnieuw erg jong als gevolg van een auto ongeluk. Na de Islamitische revolutie werd haar werk lange tijd verboden door het regime.
Ze debuteert met de dichtbundel ‘De gevangene’ (‘Asir’) (1955) waarin ze haar leven tot dan toe bespiegelt. Hierna volgen nog drie bundels in 1957 en 1958 en in 1964. Na haar dood wordt in 1968 postuum nog de bundel ‘Laten we geloven in het begin van het koude seizoen’ gepubliceerd.
Het gedicht ‘Cadeautje werd nooit gepubliceerd maar door dichter Amir Afrassiabi vertaald naar het Nederlands.
.
Cadeautje
.
ik spreek over de bodem van de nacht
ik spreek over de bodem van de duisternis
en de bodem van de nacht
.
als je bij mij thuis komt, vriend
breng mij een lichtje
en een raampje waardoor ik
naar de gelukkige drukte van de straat kan kijken
.
Niet te geloven
Het literair anekdotenboek
.
Pas geleden kocht ik in een kringloopwinkel ‘Het literair anekdotenboek’ samengesteld door John Müller en in 1988 uitgegeven door de Bijenkorf. Dit is nu precies het soort boeken waar ik van hou; boeken met weetjes, anekdotes, feitjes en lijsten. En deze dan in het bijzonder want ze gaan over literaire anekdoten. Het boek bevat veel informatie over schrijvers, dichters, maar ook over thema’s als brieven, kritieken, onderzoeken, prijzen, roddels, schandalen, zinspelingen en ga zo maar door.
Uiteraard heb ik een voorkeur wat betreft alle informatie die over dichters of de poëzie gaat en ik word niet teleurgesteld. Zo staat er een anekdote in onder het weinig zeggende trefwoord ‘matras’. In de jaren zestig van de vorige eeuw zond de AVRO-televisie Literaire ontmoetingen uit. In mei 1964 besloot de AVRO-directie het programma te laten vervallen, omdat de programmamakers (Remco Campert, H.A. Gomperts, Hans Keller -op 19 december 2019 overleden- en Con Nicolai) weigerden het fragment te schrappen waarin Remco Campert een eigen gedicht ‘Niet te geloven’ voorlas.
De AVRO maakte ernstig bezwaar tegen het woord ‘naaide’ in de derde strofe, en liet de programmamakers weten dat men niet op hun honorarium hoefde te rekenen als dit woord niet werd aangepast (verwijderd of vervangen door een woord dat kennelijk wel door de AVRO werd goedgekeurd). Remco Campert zei in een commentaar op deze eis: “Ik begrijp het niet, het gedicht heb ik in 1960 geschreven (en verscheen in de bundel ‘Dit gebeurde overal’ in 1962) en ik heb nooit aan enige weerstanden gedacht. Volgens mij waren de kuisheidsbezwaren tegen woorden als deze – die toch ook een wezenlijke functie hebben – wel doorbroken. Het gaat mij niet om het woord zelf, maar het is in het gedicht gewoon op zijn plaats. Nee, er was echt geen compromis mogelijk.”
Veel kranten hadden het er ook moeilijk mee, zo beschreef het Algemeen Dagblad ‘naaide’ als ‘zes letters, samen vormend een werkwoord dat veel wordt aangetroffen op schuttingen en in de moderne literatuur’, het Algemeen Handelsblad noemde het gewoon ‘het vieze woord’ en de Volkskrant beschreef het als ‘een handeling waar wij het voortbestaan van de wereld aan te danken hebben’. Vreemd genoeg drukte de ‘Friese Koerier’, de Leeuwarder Courant’ en ook ‘Trouw’ (de krant die de eerste decennia na de tweede wereldoorlog een blad voor de gereformeerde kerken in Nederland was) het gedicht gewoon af.
Wanneer je het gedicht nu leest vraag je je af waarom er zo’n ophef was destijds over dit gedicht en zo’n woord. Het geeft maar weer eens aan hoe de moraal is veranderd en welke vrijheid er tegenwoordig is om te schrijven wat men wil.
.
Niet te geloven
.
Niet te geloven
dat ik knaap nog
een vers schreef over de
zilverwitheid van een berkestam
.
en om mij heen
grootse dronkenschap
van de bevrijding:
het water was wishky geworden.
.
Alles zoop en naaide
heel Europa was één groot matras
en de hemel het plafond
van een derderangshotel.
.
En ik bedeesde jongeling
moest nodig
de reine berk bezingen
en zijn bescheiden bladerpracht.
.
Schaars licht
Hans Sleutelaar
.
De in 1935 geboren Rotterdamse schrijver en dichter Hans Sleutelaar groeide op met literatuur . In zijn ouderlijk huis was van 1957 tot 1959 het redactiesecretariaat van het literaire blad Gard Sivik gevestigd, daarna (tot 1964) in het souterrain van dat huis aan de Rotterdamse Essenburgsingel. Samen met Cornelis Bastiaan Vaandrager en Hans Verhagen behoorde Sleutelaar tot de Zestigers. Met de Zestigers wordt een literaire beweging in Nederland uit de jaren zestig aangeduid.
De Vijftigers en de Cobra streefde naar vrijheid. Esthetische conventies en traditionele lyriek diende te wijken voor de persoonlijk expressie. In de poëzie werd gestreefd naar vernieuwing door taalexperiment, waarin de spontane creativiteit voorgesteld werd. De Zestigers kwamen als reactie hierop met een neorealistische stroming, waarin de realiteit als vorm van kunst werd gepresenteerd. Zij waren fel gekant tegen de ‘verbale experimenteerkunst van de Vijftigers’. Beeldspraak en de persoonlijke gevoelens van de kunstenaar werden afgewezen. Verwant met het Amerikaanse popart zocht men zijn inspiratie in de werkelijkheid, en vond dit bijvoorbeeld in reclameteksten.
Hans Sleutelaar werkte onder andere als junior copywriter, als freelance tekstschrijver, als medewerker van de Haagse Post en als hoofdredacteur van uitgeverij Boelen. Hij heeft van 1985 tot 2000 een eigen uitgeverij gehad en woonde “als ambteloos pennenvoerder” in Normandië. Na een verblijf in Thailand, keerde hij terug in zijn geboortestad.
Het oeuvre van Sleutelaar is klein. Hij debuteerde met de bundel ‘Schaars licht’ in 1979 waarna in 2004 ‘Vermiste stad; Rotterdamse kwatrijnen’ verscheen en in 2015 ‘Wollt ihr die totale Poesie? korte en zeer korte gedichten. De titel van deze laatste bundel is genomen van het gelijknamige gedicht uit 1965 dat in ‘Schaars licht’ is opgenomen.
Uit zijn debuutbundel het gedicht in twee delen ‘Sturen’ uit 1963.
.
Sturen
.
1
.
Land. Land. Land.
Een continent,
niet zonder naslagwerken
en concurrentie.
.
We constateren
en rekenen regelmatig af.
.
Autoradio: American Forces Network.
.
Minuten en kilometers
worden gebruikt
om te sturen.
.
Voornamelijk om te sturen.
.
2
.
De snelheid doet ons goed.
.
Wij passeren
met een gezonde arrogantie
automobilisten en andere voorbijgangers.
.
De generiek is deel van een grotere
generiek. die deel is van een grotere.
.
De snelheid levert meer data,
meer inside information.
.















