Site-archief

De beste poëzie, slamdichters en rapteksten

André Sollie

.

Op nieuw kocht ik voor een habbekrats een verzamelwerkje uit de Rainbow pockets; Dit keer ‘Dicht! De beste Poëzie, Slamdichters en Rapteksten’. uit 2009. Samengesteld door Henk van Zuiden. Op zichzelf is de combinatie van slampoëzie, rapteksten en poëzie (en wat mij betreft aangevuld met Spoken Word) een heel logische, het zijn eigenlijk allemaal loten aan dezelfde stam van deze hoek van de literatuur, waarbij ik de poëzie dat leidend vind. Slampoëzie is vooral een manier van voordracht en eigenlijk zijn Rapteksten dat ook, maar dan veelal rijmend en daarbij worden de grenzen van het rijm behoorlijk opgerekt, en Spoken Word is eigenlijk meer een vorm van voordracht die niet perse poëzie is, het is eigenlijk een mengvorm van proza en poëzie is en vooral draait om storytelling.

Bijzonder dus dat er een bundeling van zoveel verschillende soorten van uitdrukking (laten we het zo maar even noemen) is samengesteld. De tekst op de achterkant van de bundel biedt uitkomst. Henk van Zuiden verzamelde gedichten en teksten die geschikt zijn voor iedereen – maar toch vooral voor jongeren werden gekozen. Aan de inhoud, de verschillende dichters en rappers in de bundel, kun je zien dat die inderdaad sterk op jongeren leunt. Zo is er werk van Huub van der Lubbe, Brainpower, Ali B. (toen dat nog kon), Lange Frans (voordat ie volledig doordraaide) en Yes-R opgenomen maar grappig genoeg ook werk van Alexander Pola (1914-1992), Ida Vos (1931-2006) en Jana Beranová (1932). Maar ook namen die je juist verwacht; Upperfloor, Gijs ter Haar, Daniël Dee, Bart FM Droog, Ruben van Gogh en Jeroen Naaktgeboren.

Maar ook een naam die ik niet kende namelijk André Sollie (1947-2025) was een Vlaams auteur en illustrator van kinder- en jeugdboeken en dichtbundels (er zijn ook een paar dichters van jeugdpoëzie opgenomen als Ted van Lieshout en Edward van de Vendel). Sollie debuteerde in 1986 met zijn eerste dichtbundel voor de jeugd ‘Soms, dan heb ik flink de pest in’, gevolgd in 1991 door ‘Zeg maar niks’ en in 1997 de autobiografische dichtbundel ‘Het ijzelt in juni’. In 2008 verscheen een dichtbundel voor jonge kinderen ‘Altijd heb ik wat te vieren’. Van Sollie koos ik het gedicht uit ‘Altijd heb ik wat te vieren’ getiteld ‘Toen’.

.

Toen

.

Vroeger vond ik alles leuker.

Toen mijn penvriend me nog schreef,

ik nog niet op internaat was.

Veilig bij mijn ouders bleef.

.

Toen mijn cavia nog leefde,

ik mijn blindedarm nog had.

Hoefde ik nog niet die beugel.

Woonden we nog in de stad.

.

Poes was nog niet weggelopen

en ik had nog geen acne.

En mijn pa nog geen verkering

met die slet uit Merendree.

.

Kortom. álles was toen beter;

elke zondag krentenbrood.

Was mijn fiets nog niet gestolen.

En mijn moeder nog niet dood.

.

dichter over dichter

Hanna Kirsten over Marleen de Crée

.

In de laatste bundel van Hanna Kirsten (1947) getiteld ‘Voetafdruk van stilte‘ staat een gedicht voor Marleen de Crée (1941-2021). Marleen de Crée leerde ik kennen toen we haar voor MUGzine #6 in 2021 vroegen. Ze reageerde meteen enthousiast en haar gedichten die ze inleverde rond het thema ‘Insomnia’ waren zo goed gekozen en geschreven. Ik was dan ook verrast en verdrietig toen ik vernam van haar zelf verkozen dood samen met haar man Jean.

Het gedicht ‘voor marleen de crée ‘met een zacht potlood’ wordt in ‘Voetafdruk van stilte’ voorafgegaan door woorden van Marleen: “De stilte, Hanna, is het woord will;en en zonder het woord kunnen we niet zeggen dat we de stilte liefhebben’.

.

voor marleen de crée ‘met een zacht potlood’

.

vita vita

leven en lezen

met de nadruk op geen van beide

en het hart op alle twee

.

oktober is wachttijd

verwaaid blijven liggen

in het wit tussen de regels

.

fluisterlicht

verloren woorden die jou

in de stilte van het water

hoorbaar maken

sybilla legt warme vleugels

rond mijn stem

druppelpunt is raakpunt

wortels in de grond

.

uit jouw stilte

groeien woorden

rozen en rozen.

.

Liefdesgedicht

Hanna Kirsten

.

Opnieuw leer ik een dichter kennen; Hanna Kirsten (1947). Ik kende haar niet maar ik heb hier haar nieuwste bundel in handen, uitgegeven door uitgeverij P begin dit jaar. Hanna Kirsten, pseudoniem van Johanna Bral, was tien jaar werkzaam als lerares Nederlands en Verbale Expressie in Antwerpen. Ze publiceerde gedichten in tal van tijdschriften en werd met haar poëzie in verschillende bloemlezingen opgenomen. Ze debuteerde in 1973 met ‘Adem voor vogels’  en publiceerde ze nog ‘Het is erg wit wat er staat’ (1975), ‘De kou is uit de lucht’ (1979), ‘De lucht hangt nog vol dagen’ (1983), ‘Elders wonen’ (2003), ‘Korst en kruim’ (2005) en ‘Hoe sterk is de hechtzijde’ (2007).

En dan verschijnt er nu, 18 jaar na haar laatste bundel dus een nieuwe bundel ‘Voetafdruk van stilte’. Dichter Lut De Block schrijft in het voorwoord over deze bundel: “Voetafdruk van stilte bevat subtiele, intimistische gedichten over liefde en ouder worden, waarbij alle clichés over ‘starre oudjes, triomfantelijk ontkracht worden. de actuele gedichten (over asielzoekers, discriminatie, covid) lijken eenvoudig maar zijn diepmenselijk en geëngageerd. en zoals de winterwereld zachter oogt met een aarzelend laagje sneeuw, zo klinken de gerijpte ‘in memoriam’-gedichten nooit somber of doods. Ze krijgen een Szymborskiaanse lichtvoetigheid mee en getuigen vooral van het leven. ”

Dat belooft veel en ik moet zeggen dat Lut de Block de spijker op zijn kop slaat. In sobere, soms ingetogen maar heldere gedichten beschrijft Hanna Kirsten precies die onderwerpen. Ik ben vooral erg geporteerd van het hoofdstuk getiteld ‘jy is my liefling en ek is so bly’ een zin uit het gedicht ‘Allerliefste’ van de Zuid Afrikaanse dichter Breyten Breytenbach.  Uit dat deel van de bundel nam ik het titelloze gedicht op pagina 35.

.

ik loop traag

een afdalende weg

droom van een zachte winter

.

mensen op leeftijd

dor hout?

.

zacht hout van naaldbomen

hun toppen door de wolken heen

.

onmacht en rusteloosheid

breken op als ijs dat gaat kruien

.

liefste, herinner me

aan je aanwezigheid

in het kleurveld van een dag

woorden zijn gevonden veren

.

zing van een lente

geen betere tijd

om te zoenen

.

 

Literair Paspoort

Internationaal Poëziefestival

.

Tot 2013 had Den Haag een jaarlijks literair festival onder de naam  Dichter aan huis. Het ene jaar dichters en het andere jaar schrijvers droegen in huiskamers voor uit eigen werk. Met een passe-partout kon je één of twee dagen naar hartenlust van poëzie genieten.  De manifestatie ‘Dichter aan Huis’, die in 1991 als een éénmalige gebeurtenis was bedacht, en in 1993 nog eens éénmalig werd herhaald, was een dermate groot succes dat de organisatie er wegens succes een tweejaarlijkse traditie van maakte. In 2016 was nog eenmaal een herstart van dit festival maar daarna hield Dichter aan Huis op te bestaan.

Ik vind dit om twee redenen heel jammer. Allereerst is een festival als deze, bij mensen thuis in hun woonkamer, heel intiem en verrassend. Je bent met een kleine groep liefhebbers en de dichters zitten bijna bij je op schoot. Heel anders dan een groot festival waarbij de dichter op een podium in de verte staat (zoiets heeft uiteraard ook zijn charme). De andere reden dat ik het spijtig vind dat het ophield te bestaan is dat dit in de wijk werd georganiseerd waar ik woon. Ik had mijn huiskamer heel graag ter beschikking gesteld aan een optredend dichter.

En het waren niet de eerste de beste dichters die hier voordroegen: Jean-Pierre Rawie, Charlotte Mutsaers, Abdelkader Benali, Ilja Leonard Pfeijffer, Adriaan van Dis, F. Starik, Ilja Leonard Pfeijffer en Rutger Kopland zijn maar een paar van de namen die destijds meededen met dit festival.

De stichting Dichter aan Huis deed echter meer. Zo organiseerde men in ambassadeurswoningen het internationale poëziefestival Literair Paspoort in Den Haag en Wassenaar met tal van internationale dichters, waarbij samengewerkt werd met verschillende ambassades in de hofstad  en de Nederlandse Taalunie. Het festival had drie edities: 1998, 2002 en 2004. De editie 2000 werd afgelast vanwege niet-toekenning van een deel van de benodigde subsidie.

Van elke editie werd een bundel samengesteld. Ik heb die van 2002 en 2004 pas geleden gekocht bij Colette. In de versie van 2002 staan vele prachtige internationale dichters uit alle delen van de wereld maar ook uit Nederland zoals Remco Campert, Gerrit Kouwenaar, Serge van Duijnhoven en K. Michel . Het is bijna een Poetry International programma. Uit deze bundel koos ik een gedicht van de Vlaamse dichter Geert van Istendael (1947) met het toepasselijke gedicht ‘Keukentafel’ want ik weet dat er ook aan de keukentafel gedichten werden voorgedragen.

.

Keukentafel

.

Er zit een gat in het blad. En het is krom.

Het heeft gewerkt en zij heeft laten werken.

Eenkennig werd zij nooit. Veelgodendom

van sap en bier en bloed was altijd welkom

binnen de kringen van haar heiligdom.

.

Haar stutten zijn geen zuilen. Het zijn poten,

viervuldig hun geloof, maar steeds oprecht.

Wat niet beweegt is wat het beste vecht.

.

De stilte

Jan van Nijlen

.

Dat er heel veel themapoëziebundels zijn uitgegeven in de loop der jaren zal voor de vaste lezer van dit blog geen nieuws zijn. Over de meest uiteenlopende onderwerpen zijn bloemlezingen verschenen. Of het nu gaat over verzet, roken, fietsen, troost, de tweede wereldoorlog of beta’s, je kunt het zo gek niet bedenken of er is een verzameling gedichten van gemaakt.

Blijkbaar voorziet de bundeling van gedichten per onderwerp of thema in een vraag van poëzieliefhebbers. In de jaren 1979, 1980 en 1981 verscheen bij Erven Thomas Rap een serie Thema-poëzie. Onderwerpen waren de fiets, de moeder, Het werk, de vogel, de stad, het kind, de tuin en de dood. Maar ook de stilte. In 1980 stelde Kees Fens de bloemlezing ‘De stilte’ samen en in die bloemlezing staat het gedicht ‘De laatste dagen’ van Jan van Nijlen. Deze Vlaamse dichter (1884-1965) was ambtenaar, dichter en essayist.

In 1906 debuteerde van Nijlen met de bundel ‘Verzen’ en voor zijn werk (proza en poëzie) ontving hij onder andere de Constantijn Huygensprijs (1963) en de Staatsprijs Vlaamse Poëzie (1934). Van Nijlen is bij de meeste mensen (zeker in Antwerpen) bekend door zijn gedicht ‘Bericht aan de reizigers’ dat uit zijn bundel ‘Geheimschrift’ uit 1934 komt en dat in 2011 in het centraal station van Antwerpen onthuld werd.

Van Jan van Nijlen is in de bloemlezing ‘De stilte’ het gedicht ‘De laatste dagen’ opgenomen uit ‘De dauwtrapper’ uit 1947.

.

De laatste dagen
.
Een blauwe schotel bleef, met enkle vruchten,
vannacht in het prieel op tafel staan,
en daarop schijnt, door winde en wilde wingerd,
een laatste straal van de verdoofde maan.
.
Geen wind beweegt de donkre notelaren,
rond zonnebloem en volle dahlia
gonst geen insekt: ’t is de volmaakte vrede
die eeuwig lijkt, als kwam niets daarna.
.
O laatste, warme dagen van september,
de weemoed van uw licht gloeit ook in mij,
ik laat, als gij, mij met een glimlach glijden
naar dood en vrede, beiden zo nabij.

.

October

Top Naeff

.

De in Dordrecht geboren Top Naeff (1878-1953) is niet alleen de schrijfster van een van de bekendste meisjesboeken van Nederland, ‘School-idyllen’ ze schreef ook verhalen, brieven, toneelspelen en boeken voor volwassenen. En daarnaast was ze dichter. Naeff was het grote voorbeeld van die andere bekende schrijfster van meisjesboeken Cissy van Marxveldt (1889-1948) bekend van haar boeken rond Joop ter Heul.

In 1947 verscheen van Naeff de bundel ‘Klein witboek’ verzen 1940-1945. Deze bundel bevat oorlogsgedichten zo lees ik op de website schrijversinfo.nl en het gedicht ‘October’ dat ik nam uit ‘Facetten der Nederlandse poëzie’ van Kloos tot Elsschot, uit de Nimmer dralend reeks, enkel deel no. 68, komt uit die bundel. Aan de tijdsaanduiding in de vijfde strofe lijkt dit gedicht geschreven te zijn in 1944.

.

October

.

De ramen rillen heel den langen dag,

De kamer is zo stil, haast zonder leven.

Het is, of de oude aarde staat te beven.

Ademloos wachtend den genadeslag.

.

Ik doe mijn best een boeiend boek te leze:

De letters lees ik, mij ontgaat de zin.

De stilte vol bedreiging spint mij in,

Schrikbeelden komen voor mij opgerezen:

.

Nog ver is ’t groot geschut – de lafaard vreest –

Maar vrienden en bekenden die daar wonen,

Ginds, in die al bereikte helse zone,

Zweven, in doodsnood vluchtend, voor mijn geest.

.

Dan scheurt de lucht met knetterende slagen

Een kort alarm – het is alweer voorbij.

Mijn hart zingt zacht een doden-litanei,

De stilte valt nog moeilijker te dragen.

.

In het plantsoen de laatste herfstsering.

De dagen ijlen als verwarde dromen…

Wij wachten lang tot de kanonnen komen.

Wordt dit de vierde overwintering?

.

— — — — — — — — — — — — — — — — —

,

Terwijl de wereld in haar puin verzinkt

En wij niet weten waar we ’t zoeken moeten,

Daalt van Gods troon op strompelende voeten

De kleine Vrede, bloedend en verminkt.

.

 

 

Een passage

Gertrude Starink

.

Ik was op zoek naar de afbeelding van een bundel uit 2001 en al zoekend kwam ik terecht op een website over Gertrude Starink (1947-2002), een dichter die ik niet kende. Haar meisjesnaam was Ruth Smulders en in de jaren ’70 schreef ze onder het pseudoniem Ruth Sabatier. Starink was naast dichter ook vertaler en ze werkte als freelance medewerker bij literaire radioprogramma’s van de KRO.

Tussen 1980 en 2000 verschenen van haar hand vijf dichtbundels met vijfenzeventig ‘passages’ die uit een of meerdere gedichten bestaan. De bundels werden samen gepubliceerd als ‘De weg naar Egypte’. Voor de derde bundel ontving Starink in 1996 de Herman Gorterprijs en de vijfde bundel werd in 2001 genomineerd voor de VSB Poëzieprijs.

Piet Keijsers die een dissertatie schreef over de gedichten van Starink, wijst erop dat de vijf bundels samen naar de vorm volkomen symmetrisch zijn gecomponeerd, dat wil zeggen het eerste gedicht van de eerste bundel en het laatste gedicht van de vijfde bundel komen formeel overeen, evenzo het tweede gedicht van de eerste bundel en het voorlaatste gedicht van de vijfde bundel, enzovoorts, tot aan de middelste twee gedichten van de derde bundel die de symmetrie doorbreken. Deze bouw impliceert dat de derde bundel beschouwd kan worden als “de kleine symmetrie”. De grote symmetrie van de vijf bundels was niet oorspronkelijk gepland, maar deed zich al schrijvende aan de dichteres voor.

We kunnen wel spreken van een bijzondere dichter in het Nederlandse taalgebied. Starink schreef haar gedichten zonder hoofdletters of enige interpunctie. Hieronder een voorbeeld uit ‘De weg naar Egypte’ een passage 1985-1993 (1995).

.

het was om jou dat ik de zin begon
en elke letter is aan jou gewijd
de namen die je aannam in die tijd
heb ik gebeiteld om de lotuslamp

.

de hinde ligt te smeken in het kamp
dat haar de adem afgesneden wordt
mijn wapens ben ik kwijt mijn haar is kort
ik wil alleen zijn als ik haar bevrijd

,

alleen met blote hand zonder respijt
zal ik me voorbereiden op de nacht
waarin hij die ontbrak komt om zijn kracht
te meten met de krachten die ik won

.

ik zag een huis dat op de klifrand stond

.

ga jij maar vast als ik de zin voleind
staat op de lamp een vlam die niet verdwijnt
maar doorschijnt als een ader in albast

.

ik blijf hier wachten op mijn laatste gast

.

Vlammende verten

Margot Vos

.

In een kringloopwinkeltje viel mijn oog op de omslag van een boekje. De kaft is versierd met Art Nouveau motieven en bleek uit 1926 te komen. En omdat het hier een dichtbundel betrof heb ik het aangekocht. De bundel ‘Vlammende verten’ is van (socialistisch) dichter Margot (Grietje) Vos (1891-1985).

In 1923 debuteerde Margot Vos met de bundel ‘De nieuwe lent’ en die bleek bijzonder succesvol. ‘Al schudt u nog zoo het hoofd over mijn baloorigheid, ik weet toch wel dat ik een potje bij u breken kan,’, schreef Margot Vos in 1923 aan Carel Steven Adama van Scheltema. Deze destijds beroemde socialistische dichter had zich opgeworpen als haar literaire mentor: hij las mee met haar gedichten, zorgde dat haar debuut bij Querido werd gepubliceerd en voorzag het van een jubelend voorwoord.

Haar volgende bundel ‘De dienende maagd’ (1924), verhoogde haar populariteit. Feller van toon was de bundel ‘De ‘Vlammende verten’ (1926). De bundels ‘Intermezzo’ (1925), ‘De lichte uren’ (1928) en ‘De windharp'(1932) bevatten juist weer meer natuurlyriek. Naast deze dichtbundels schreef zij spreekkoren voor de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs en de Arbeiders Jeugd Centrale ‘Weest bereid’ (1930), en ‘De oordeelsdag’ (1932).

In 1935 verhuisde het Margot Vos en haar man naar Schoorl. Samen met Richard Roland Holst, Van der Goes, Maurits Dekker en anderen nam ze plaats in het comité van aanbeveling van het Ernst Eckstein Comité Holland, dat Duitse antifascisten steunde. In verband met de oorlogsdreiging werd het huis van het gezin in Schoorl gevorderd en zij verhuisden toen naar Lochem.

Tijdens de oorlog zat de kunstenares Fré Cohen twee weken bij Margot en haar man ondergedoken, schuin tegenover een school waar Duitse soldaten gelegerd waren. Fré Cohen had zich diverse keren door gedichten van Vos laten inspireren, onder meer voor illustraties bij het titelgedicht van ‘De nieuwe lent’ voor het AJC-blad Opgang (1924), bij een lang gedicht voor een jubileumnummer van De Proletarische Vrouw (1930) en bij een gedicht voor het jubileumnummer van De Transportarbeider (1938).

Na de Tweede Wereldoorlog publiceerde Margot Vos nog maar weinig. In 1947 berichtte uitgeverij Querido haar dat alle bundels waren uitverkocht. In 1952 schreef zij het gedicht ‘Auschwitz’ voor het Comité Auschwitz Herdenking en in 1954 een zangspel Zonnekinderen. Na de dood van haar man in 1956 hield zij op met schrijven.

Gelukkig is er van haar werk genoeg bewaard gebleven. Uit de bundel ‘Vlammende verten’ nam ik het gedicht (met een heerlijke moralistische toon) ‘Voor allen’.

.

Voor allen

.

De linde ruischt van hoogen stam

En offert blij haar bloeiend deel;

Lichtstralend schiet aan kleinen steel

De volle roode rozevlam;

En zoemend walst van vloer tot vloer

De wakk’re bloementroubadour.

.

Is ’t niet, of ieder rijk wil zijn

Door ’t schenken van zijn eigen schoon?

Er gaat een gulle diepe toon

Van liefde door den zonneschijn.

In zoete vlagen brengt de wind

Aan ieder wat hijzelve vindt.

.

Is dit geen groote, zuiv’re staat:

Zich uit te bloeien warm en broos

In licht en kleuren eindeloos

Tot ieders vreugd, tot ieders baat,

Gul en vrijgevig als de wind

Voor allen wat men zelve vindt?

.

Verkeerde weg

Germain Droogenbroodt

In MUGzine # 23 is poëzie opgenomen van Germain Droogenbroodt (1944). Deze Vlaamse dichter , vertaler, uitgever en promotor van de moderne internationale poëzie verhuisde in 1987 naar het mediterrane kunstenaarsdorp Altea en integreerde hij zich in het Spaanse literaire leven.

Tot nu toe schreef hij elf dichtbundels en vertaalde hij – hij spreekt zes talen – ruim dertig bundels Duitse, Italiaanse, Spaanse, Engelse en Franse poëzie, waaronder bloemlezingen van Bertolt Brecht, Reiner Kunze, Peter Huchel, Miguel Hernández, José Ángel Valente, Francisco Brines en Juan Gil-Albert en vertaalde Arabische, Chinese, Japanse, Perzische en Koreaanse poëzie in het Nederlands.

Als oprichter en redacteur van de Belgische uitgeverij POINT Editions (POetry INTernational) publiceerde hij ruim tachtig bundels voornamelijk moderne, internationale poëzie. In 1996 richtte hij een nieuwe poëtische beweging op, genaamd neo-sensacionismo met de beroemde Chinese dichters Bei Dao en Duo Duo.

Germain Droogenbroodt organiseerde en co-organiseerde verschillende internationale poëziefestivals in Spanje. Hij is vice-president van het Internationale Poëziefestival Mihai Eminescu in Craiova, Roemenië, medeoprichter en adviseur van JUNGPA (Internationale Poëziefestival Mihai Eminescu) en oprichter en voorzitter van de Spaanse culturele stichting ITHACA.

De culturele stichting ITHACA, opgericht in 1984, heeft in korte tijd een internationale faam opgebouwd organisator van meertalige poëzierecitals, prachtige muziekoptredens en tentoonstellingen van schilderijen door excellente kunstenaars, die aanbiedingen ontvangen van nationale en internationale kunstenaars, geïnteresseerd in samenwerking.

De stichting werkt samen met diverse culturele centra en universiteiten, waaronder De Poëtische Avond Concerten van Ithaca, jaarlijks georganiseerd op de zetel van de stichting in Altea (Alicante), Spanje, zijn de belangrijkste culturele evenement, jaarlijks georganiseerd op de zetel van de stichting in Altea (Alicante), Spanje.

Het doel van de Stichting ITHACA is om een ​​culturele brug te zijn voor Spaanse kunstenaars, dichters en muzikanten naar andere landen en vice versa. Droogenbroodt is, kortom, een zeer veelzijdig mens en we waren zeer verguld dat hij als dichter werk wilde aanleveren voor de MUGzine. Van de website van Germain nam ik het gedicht ‘Verkeerde weg’ van de Griekse dichter Manolis (Emmanuel Aligizakis, 1947)  in een vertaling van Germain Droogenbroodt.

.

Verkeerde weg

.

Ze verkopen goederen die je niet nodig hebt
maar je koopt ze
ze zingen kakofonieën waarvan je niet houdt
maar je luistert er naar

.

Wanneer zal je luisteren
naar het gefluister van de bloemen?

.

Ze dringen jou hun oppervlakkige glans op
die je graag van hen zou overnemen
om hun gelijke te zijn

.

Ze nemen van je hersen alle logica af
en je gelooft dat je er beter van wordt
als je hen na-aapt

.

Zou je niet eerder luisteren
naar het kwinkeleren van de vink?

.

Koude regen

Leo Vromans

.

Regelmatig, wanneer ik in een boekhandel, bibliotheek, antiquariaat of kringloopwinkel ben, maak ik een foto van een gedicht waar ik op dat moment op stuit en waar mijn ogen aan blijven hangen. Vaak betreft het hier dichtbundels die ik zelf heb staan in mijn boekenkast (maar waar ik dan geen idee heb waar) en soms betreft het bundels die ik wel zou willen hebben maar waar (op dat moment) even geen plek voor is. Het bijzondere van dichtbundels is dat ze maar weinig ruimte innemen (omdat ze nou eenmaal vaak dun zijn) maar wanneer je er maar genoeg van hebt, ze toch al snel je boekenkasten vullen.

Zo’n gedicht is ‘Koude regen’ van Leo Vroman (1915-2014). Het komt uit zijn bundel ‘En toch is alles wat we doen natuur’ de mooiste gedichten voor het leven in en rondom ons uit 2018. Ik herinnerde me dat ik dit gedicht had gefotografeerd toen ik gisteren door de stromende koude regen liep om boodschappen te doen. Inmiddels heb ik de bundel ook thuis weten te lokaliseren. Wanneer ik tijd heb ga ik al mijn poëziebundels, zoals het een rechtgeaarde bibliothecaris betaamt, op alfabetische volgorde zetten per schrijver, maar ik vrees dat het nog wel even gaat duren voordat het zover is.

Maar terug naar het gedicht. Het gedicht is geschreven in Fort Worth in 2008 door Vroman in Texas (Verenigde Staten) waar hij sinds 1947 woonde en sinds 1951 ook staatsburger van was geworden. Het gedicht is melancholisch van toon en het beschrijft het verlangen naar de koude regen van het Hollandse klimaat en naar zijn jonge jaren.

.

Koude regen

.

In deze haast herfstloze staat
Texas verlang ik wel eens naar
dat vreselijk Hollandse klimaat
nu nog, na bijna 70 jaar,
.
dat stoeien van een dorre horde
opgekrulde dooie blaren
langs de goten, over het trottoir en
hun klef uiteindelijk verworden,
.
het koude krimpen van de korte dagen,
het harteloze hese fluiten
van een storm, de woeste regenvlagen
stortend tegen de donkere ruiten.
.
Maar het is die goddelijke nacht
onder de druppelende Sterrenwacht
waar ik eigenlijk zo naar verlang,
mijn kille monddruk op je natte wang
allebei zo weerloos naakt –
nu al zeventig jaren later
heeft mij nooit een druppel water
meer zo gul en geil gesmaakt.
.
/